direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: Raarhoeksweg 34 (IVOOR)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090611-0004

4.2 Provinciaal beleid

Streekplan Overijssel 2000+ (inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie)

Het Streekplan Overijssel 2000+ geeft de hoofdlijnen van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de lange termijn aan voor Overijssel, zoals de provincie deze nastreeft. Het streekplan is op 13 december 2000 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld.

Met name de partiële herziening Wonen van het Streekplan is hier van belang en hierop wordt dan ook ingegaan.

Partiële herziening Wonen en VAB (Vrijkomende Agrarische Bedrijfsbebouwing)-beleid

In deze streekplanherziening geeft de provincie Overijssel onder andere aan dat het concept 'zorgboerderijen' in opkomst is. Hierbij gaat het om de opvang van verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten en dergelijke op een boerderij. Het werken, wonen of (dag)verblijven op de boerderij vormt onderdeel van de therapie. In hoofdlijnen kan onderscheid gemaakt worden in dagopvang en "permanent" verblijf.

Bij dagopvang gaat het in de meeste gevallen om een opvang op een (zorg)boerderij in functie. Zolang de agrarische activiteiten nog plaatsvinden is dagopvang binnen de geldende agrarische bestemming mogelijk.

Anders ligt het ten aanzien van zorgboerderijen gericht op zorg en permanent verblijf. Bij permanent verblijf zullen naast de verblijfsruimten voor de bewoners meerdere bouwkundige aanpassingen noodzakelijk zijn. De agrarische functie wordt dan al snel ondergeschikt aan de opvang in de agrarische omgeving, dan wel vervalt dit grotendeels. Aanpassing van de bestemming is in die gevallen noodzakelijk. De randvoorwaarden die gelden voor vervolgfuncties van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB's) gelden ook voor zorgboerderijen met permanente opvang. Uitgangspunt binnen het VAB-beleid is hergebruik binnen bestaande gebouwen. In sommige situaties is sloop en nieuwbouw gewenst:

  • wanneer de ruimtelijke kwaliteit beter gediend wordt met sloop en herbouw overeenkomstige kwalitatieve criteria;
  • wanneer het noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
  • gestreefd moet worden naar een substantiële reductie van het bouwvolume.

Op basis van de partiële herziening Wonen van de provincie Overijssel, kan voor woonzorgboerderijen medewerking worden verleend aan een vergroting van de bestaande oppervlakte aan bebouwing wanneer de behoefte hieraan is aangetoond.

Een woonzorgboerderij is echter niet de enige component binnen dit project: ook andere componenten zoals een gezinsvervangend tehuis en leer- en werkplekken voor studenten van onderwijsinstelling Landstede maken deel uit van het totale concept.

Hier is specifiek voor gekozen omdat de behoefte eraan aanwezig is en omdat de verschillende componenten binnen het totaalconcept elkaar versterken. Gevolg is wel dat er een toename van het bouwvolume zal ontstaan.

De toename van het bouwvolume zal echter gecompenseerd worden door een zeer goede landschappelijke inpassing van het totale erf. Het erf blijft een agrarische uitstraling behouden en zal worden ingepast op een wijze die optimaal past bij het karakter van het gebied. Het opstellen en uitvoeren van een landschapsinpassingsplan moet hierin voorzien.

De ligging van het plangebied ten opzichte van een woonkern is echter ook van belang. Het is een belangrijk criterium dat in de "partiële herziening Wonen" wordt genoemd voor de vestiging van een woonzorgboerderij. Hierin wordt namelijk aangegeven dat in verband met de bereikbaarheid van de nodige zorg de zorgboerderijen (voor permanente opvang)in principe goed bereikbaar dienen te zijn en gelegen in gebieden zoveel mogelijk aansluitend aan woonkernen (stadsranden). Dit project voldoet daaraan: het plangebied ligt op relatief korte afstand van de kern Raalte en is goed bereikbaar via de Raarhoeksweg.

Reconstructieplan Salland-Twente

Met het Reconstructieplan "Salland-Twente" wil de provincie Overijssel ruimte en ontwikkelingsmogelijkheden scheppen voor de landbouw, en tegelijk veel problemen op het gebied van milieu, natuur, landschap, water en leefbaarheid aanpakken. De provincie Overijssel wil in Salland inzetten op het benutten en versterken van de kwaliteiten van het gebied, op het verbeteren van de identiteit van het gebied en op het vinden van nieuwe economische impulsen. Nieuwe economische impulsen moeten ontwikkeld worden in evenwicht met de draagkracht van de omgeving en het landschap.

Via het reconstructieplan is het reconstructiegebied ingedeeld in drie zones: landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Het plangebied valt binnen de zone 'verwevingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090611-0004_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090611-0004_0004.jpg"

Uitsnede kaart reconstructieplan

Bron: www.overijssel.nl

De hoofdlijn in verwevingsgebied is:

  • 1. het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
  • 2. ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap et cetera);
  • 3. de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden;
  • 4. extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.

De beoogde ontwikkeling past goed binnen de hoofdlijn van het verwevingsgebied, omdat het gaat om een deels niet-agrarische functie in het buitengebied, naast wel agrarische functies in de omgeving. Ook de woonfunctie komt veel in de directe omgeving voor, evenals recreatieve functies: kortom: meerdere verschillende functies die naast elkaar voorkomen in hetzelfde gebied.

Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 juli 2009 heeft Provinciale Staten (PS) van Overijssel de Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie behandelt diverse ruimtelijk aspecten en zal daarom de rol vervullen van:

  • Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet).
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer.
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het streekplan Overijssel 2000+ worden verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd. De nieuwe Wro en de Waterwet zijn instrumenten waarmee aan het beleid invulling kan worden gegeven.

De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling. Met de Wro (onderdeel grondexploitatiewet) beschikt de provincie over vergelijkbare bevoegdheden als gemeenten op het terrein van voorkeursrecht en verevening van kosten en kan zij zelf bestemmingsplannen (inpassingsplannen) maken. In de Omgevingsvisie vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad.

Duurzaamheid

Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat dan om:

  • Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  • Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen.
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.
  • Herstructurering van bedrijventerreinen.
  • Herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
  • Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).
  • Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit minder makkelijk vast te stellen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

Overijssel is een rijke en gevarieerde provincie. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie versterkt en vernieuwd worden. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier 'lagen':

  • Natuurlijke laag (ondergrond, water en ecosysteem);
  • Laag van het agrarische cultuurlandschap (de in cultuur gebrachte gronden met de ontsluiting, erven, dorpen);
  • Stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
  • Lust- en leisure laag (beleving, landgoederen, recreatie)

Aan de hand van deze lagenbenadering zet de provincie in op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten. De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Als basis voor de inhoudelijke sturing worden de aanwezige gebiedskenmerken genomen. Deze kenmerken moeten niet alleen maar beschermd worden, maar juist ook verbonden worden met nieuwe ontwikkelingen.

Toepassing van de Omgevingsvisie op de beoogde ontwikkeling

Wanneer in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden: welke kenmerken en kwaliteiten moeten behouden, versterkt en ontwikkeld worden? De gebiedskenmerken bieden zo in de eerste plaats een werkwijze en een inspiratiebron om tot een versterking van de gebiedskwaliteiten te komen. Per laag wordt hierop nader ingegaan.

Natuurlijke laag

De 'natuurlijke laag' binnen het plangebied bestaat uit twee verschillende typen: Het zuidwestelijke deel van het plangebied wordt gekenschetst als "beekdalen en natte laagtes", terwijl het noordoostelijke deel de typering "dekzandvlakte en ruggen" heeft.

De ambitie voor het laatstgenoemde deel is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door de strekkingsrichting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Voor het deel van het plangebied dat wordt gekenschetst als "beekdalen en natte laagtes" bestaat de ambitie om de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ter plaatse van het plangebied ontbreken natte elementen. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat het plangebied is gelegen op de overgang naar hoger gelegen gronden. Vanwege het ontbreken van natte elementen ter plaatse kan er niet direct worden ingespeeld op dit aspect. In het plan voor landschappelijke inpassing wordt er voor wat betreft de beplanting op de gronden die wat lager liggen gekozen voor beplanting die daar gedijen. Zie hiervoor ook het plan voor de landschappelijke inpassing die als Bijlage 5 bij de toelichting is gevoegd.

Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het plangebied ligt volgens de kaarten behorende bij de Omgevingsvisie in het “Oude hoevenlandschap”. Uit gedetailleerde kaartstudie en veldonderzoek blijkt dat het perceel eigenlijk hoofdzakelijk valt binnen het "Jong heide- en broekontginningslandschap". Tevens heeft het erf de typische kenmerken van een erf op een jong heide- en broekontginningslandschap.

Daarom wordt in dit geval afgeweken van de Omgevingsvisie en wordt uitgegaan van het Jong heide- en broekontginningslandschap. De wijze waarop de beoogde ruimtelijke ontwikkeling de karakteristieken van dit landschap versterkt is reeds in paragraaf 3.4aangegeven.

Stedelijke laag

Het plangebied komt binnen de stedelijke laag logischerwijs niet voor, omdat het gebied gelegen is in het buitengebied.

Lust en leisure laag

Ook in deze laag wordt het plangebied niet aangeduid.

Ontwikkelingsperspectief

De Omgevingsvisie Overijssel gaat uit van lagen en gebiedskenmerken maar geeft daarnaast ook voor de gehele provincie de ontwikkelingsperspectieven weer. Het plangebied valt binnen het ontwikkelingsperspectief “Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte: mixlandschap met landbouw natuur water en wonen als goede buren”. Dit betreffen gebieden voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

De ontwikkeling past goed bij het ontwikkelingsperspectief en de doelen behorende bij het ter plaatse kenmerkende landschap. Met name vanuit het perspectief van het landschap is het belangrijk dat wordt voortgebouwd op de kenmerkende structuren van het landschap.

Relatie met de Omgevingsverordening

Argumentatie noodzaak uitbreiding bebouwing

Voor bedrijvigheid die niet aan het buitengebied is gebonden, waar in dit geval sprake van is, biedt de Omgevingsvisie ruimte op vrijkomende agrarische locaties. Op de locatie wordt wel de bebouwing uitgebreid. Op basis van artikel 2.1.4. van de Omgevingsverordening dient aannemelijk gemaakt te worden dat deze uitbreiding van bebouwing noodzakelijk is. Deze onderbouwing is reeds gegeven in paragraaf 3.3

Kwaliteitsimpuls Groene Ruimte

Verder stuurt de provincie Overijssel via haar Omgevingsverordening op ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving van toepassing omdat het bestemmingsplan een aanpassing en uitbreiding van de bestaande bebouwing en de erfinrichting mogelijk maakt.

Onderbouwd dient te worden dat er sprake is van een evenwicht tussen de extra ontwikkelingsruimte en de extra investering in ruimtelijke kwaliteit.

Het bestemmingsplan biedt in principe in vergelijking met de vigerende bestemmingsregeling voor het plangebied geen extra ontwikkelingsruimte. Onbebouwde gronden blijven onbebouwd: zoals ook bij de huidige agrarische bestemming met bouwperceel het geval is zal de bebouwing zicht beperken tot het bouwvlak, waarbij in onderhavig bestemmingsplan ook nog eens als voorwaarde wordt gesteld dat maximaal slechts 50% van de oppervlakte binnen het bouwvlak mag worden bebouwd. De bestemming van een deel van het perceel wijzigt wel van agrarisch naar maatschappelijk en worden er functies mogelijk gemaakt die van oudsher niet op het platteland voorkomen, maar het geheel zal toch haar agrarische uitstraling behouden en voor een deel ook haar agrarische functie behouden.

Wel is het zo dat er na realisering van het plan in beperkte mate meer bebouwing aanwezig is op het erf dan in de huidige situatie het geval is. Echter, door het agrarische deel van het plangebied een agrarische bestemming te geven wordt voorkomen dat het gehele plangebied een andere uitstraling krijgt. Het erf blijft haar agrarische uitstraling behouden door middel van bijvoorbeeld het realiseren van samenhang tussen de verschillende gebouwen. De gebouwen dienen als kenmerk te hebben dat ze familie van elkaar zijn. Hierbij spelen kleur, samenhang en materialisatie een rol. Ook dient er verwantschap te zijn in de daken en de gevels. Deze punten zullen ook aan de orde komen bij de welstandsbeoordeling van de bouwplannen. Ook buiten het erf zal worden geïnvesteerd in het realiseren van extra ruimtelijke kwaliteit door langs de Raarhoeksweg aan de westzijde van het plangebied en langs de zuidzijde van het plangebied laanbeplanting aan te brengen. Dergelijke laanbeplanting is karakteristiek voor het gebied. Door extra laanbeplanting aan te brengen wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied versterkt.

Het dient wel verzekerd te worden dat dit landschaps-inpassingsplan ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd: het plan dient juridisch verankerd te worden. Deze juridische verankering vindt plaats doordat de gemeente Raalte en de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst met betrekking tot de uitvoering van het landschaps-inpassingsplan zullen sluiten voordat het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Daarmee wordt verzekerd dat de investering in de ruimtelijke kwaliteit ook daadwerkelijk plaats zal vinden.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling past in de visie die de provincie Overijssel voor de toekomst voor ogen heeft: het gaat om een sociaal-economische ontwikkeling die de vitaliteit van het platteland versterkt en die past binnen het ontwikkelingsperspectief ter plekke. Tevens past de ontwikkeling binnen de gebiedskenmerken en zal het project landschappelijk worden ingepast op een wijze die recht doet aan deze gebiedskenmerken. Niet alleen het erf zal haar agrarische uitstraling behouden, maar ook wordt geïnvesteerd in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel en de omgeving. Door het planten van laanbeplanting die karakteristiek is voor het gebied wordt bijgedragen aan het versterken van de karakteristiek van het gebied/de omgeving. Deze investeringen in het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit wordt juridisch verankerd door het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met betrekking tot de uitvoering van het landschaps-inpassingsplan tussen de gemeente en de initiatiefnemer voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.