3.3. Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een burgerwoning
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 en 3.4 ten
behoeve paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
a. ontheffing kan uitsluitend worden verleend voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
c. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m.
3.4. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de teelt van ruwvoeder is in geen geval toegestaan;
b. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
e. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
f. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
g. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
3.5. Omgevingsvergunning
3.5.1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een
omgevingsvergunning vereist:
a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
b. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).
Het verbod van lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor
de waarden, zoals in lid 3.1 onder b bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1. Nieuwe Natuur
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische
verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap te wijzigen in de bestemming
Natuur, met inachtneming van het volgende:
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed;
b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
c. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.
3.6.2. Ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch
met waarden – Landschap te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
c. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.