Plan: | Beaphar te Raalte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20100012-0003 |
De planlocatie ligt in de bebouwde kom van Raalte. In de omgeving ligt de N348, deze ligt verhoogd in het landschap. De kleurzetting van de bestaande gebouwen wordt doorgezet in alle panden. Dit levert een homogeen beeld op. De panden worden niet hoger dan 14 meter, deze zullen niet opvallend hoog boven de N348 uit steken. Gezien de huidige situatie van de planlocatie en de omgeving is de uitbreiding inpasbaar in het landschap.
Zowel langs de spoorlijn als langs de N35 is laanbeplanting aanwezig, hierdoor worden de bedrijfsgebouwen grotendeels aan het zicht onttrokken.
Langs de randen van het bedrijfsperceel is een groenstrook aangelegd (zie figuur 5.2). Om de uitbreiding landschappelijk in te passen in de omgeving zal de huidige groenstrook aan de rand van het perceel van Beaphar worden gehandhaafd. Deze volwaardige groenstrook bevindt zich aan de zuidzijde (kant van het spoor) en westzijde van het terrein. Het betreft hier een volgroeide groenstrook met verschillende inheemse bomen (waaronder berken) en struiken die zowel de bestaande panden van Beaphar afschermen als ook de toekomstige panden. Op deze manier is er vanuit de omgeving beperkt tot geen zicht op de panden. Bovendien ligt het spoor met een strook hoge beplanting tussen de panden van Beaphar en de bebouwde kom van Raalte. Vanuit de bebouwde kom is er dan ook geen zich op Beaphar.
De woning aan de Oude Linderteseweg 1 is tevens afgeschermd van Beaphar door beplanting. Bovendien is de uitbreiding van Beaphar niet aan de zijde van deze woning.
Figuur 5.2 Te handhaven groenstrook om terrein Beaphar
Langs de spoorzijde is geen ruimte voor nog extra beplanting in verband met de geprojecteerde wegen. Langs de te realiseren bebouwing kan nog wel extra beplanting toegevoegd worden. Het terrein is door de aanwezige groenstroken feitelijk al landschappelijk ingepast in de omgeving.
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische Monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische
(verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken. Het nieuwbouwlocatie van Beaphar ligt volgens de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart in een gebied met een lage archeologische verwachting (zie figuur 5.3).
Figuur 5.3 Uitsnede verwachtingskaart archeologie (met in de cirkel de globale ligging uitbreiding Beaphar)
In mei 2008 is een archeologisch bureauonderzoek inclusief een karterend veldonderzoek uitgevoerd. Voor het bebouwde en verharde deel van het plangebied geldt een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit alle perioden. Hier is ook geen vervolg onderzoek in de vorm van een booronderzoek uitgevoerd.
Voor de noordelijk punt van het plangebied geldt een lage verwachting voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum en nieuwe tijd en een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de late middeleeuwen. Voor de rest van het onbebouwde deel van het terrein geldt een lage verwachting voor bewoningsresten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd, maar een middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten van off-site activiteiten uit het mesolithicum tot en met de nieuwe tijd, die in verband staan met eventuele bewoning op de dekzandrug ten noorden van het plangebied.
De boringen geven aan dat overal een recent, antropogeen ophogingspakket aanwezig is. Deze is in de noordoostelijke helft 70 tot 140 cm dik en in de zuidwestelijke helft 40-50 cm dik. Onder dit pakket zijn, met uitzondering van boring 6 en 13, geen restanten van de oorspronkelijke bodem aangetroffen. De C-horizont bestaat hoofdzakelijk uit (omgewerkte) fluvioperiglaciale afzettingen, wat bevestigt dat het hele plangebied in een dal ligt.
In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat er een archeologische vindplaats binnen het plangebied aanwezig is, wordt daarom klein geacht.
De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor er ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.
Op basis van de lage ligging in een beekdal, het verstoorde bodemprofiel en het ontbreken van archeologische indicatoren is de verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit alle perioden in het hele plangebied laag.
Mochten er tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden archeologische resten aangetroffen worden, geldt een meldingsplicht bij het bevoegd gezag (de gemeente Raalte) volgens de Monumentenwet 1988, art. 53.
Op grond van de resultaten van het onderzoek is voor het plangebied geen verder vervolgonderzoek geadviseerd. Geconcludeerd wordt dat er ten behoeve van de nieuwbouw en uitbreiding van Beaphar geen knelpunten te verwachten zijn ten aanzien van archeologie.
Behalve een waardevol bodemarchief kan er ook sprake zijn waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Bij de ontwikkeling van het plan hoeven dan ook geen maatregelen te worden genomen ter de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. De voorgenomen ontwikkeling is niet gesitueerd in een beschermd stads- of dorpsgezicht.
Bovendien is er geen sprake van een karakteristiek waardevol landschap.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het voorgenomen van het plan.