direct naar inhoud van Artikel 48 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied Raalte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090046-0003

Artikel 48 Algemene aanduidingsregels

48.1 geen reconstructiezone

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'geen reconstructiezone' het bepaalde in:

48.2 vestigingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' het bepaalde in:

48.3 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regel:

  • een op grond van de hoofdbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

48.4 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels:

  • a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening;
  • b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
    • 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe;
  • e. in afwijking van het bepaalde a onverlet het bepaalde onder c en d kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan, mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe;
  • f. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan;
  • g. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan.

48.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone - extensiveringsgebied' het bepaalde in:

  • artikel 3 lid 3.5
  • artikel 3 lid 3.7.3;
  • artikel 4 lid 4.5;
  • artikel 4 lid 4.8.3;
  • artikel 5 lid 5.5;
  • artikel 5 lid 5.8.2.

48.6 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone - landbouwontwikkelingsgebied' het bepaalde in:

 

48.7 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone - verwevingsgebied' het bepaalde in:

48.8 zandwinning

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'zandwinning' tevens het volgende:

  • op deze gronden mag bebouwing worden opgericht en mogen installaties worden geplaatst ten behoeve van de zandwinning met inachtneming van het volgende:
    • 1. uitsluitend gebouwen ten behoeve van verblijf en/of opslag zijn toegestaan;
    • 2. het aantal gebouwen bedraagt ten hoogste 1;
    • 3. de bouwhoogte van het gebouw bedraagt ten hoogste 8 m;
    • 4. de oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 200 m²;
    • 5. de bouwhoogte van sorteer-, meng-, opslag-, weeg- en verladingsinstallaties bedraagt ten hoogste 25 m;
    • 6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.