5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a, b en g;
alsmede voor:
-
b. ter plaatse van de aanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch - bosbouwbedrijf': tevens een bosbouwbedrijf;
-
c. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
-
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
-
e. bed & breakfast;
-
f. evenementen;
-
g. extensieve dagrecreatie;
-
h. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
-
i. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
-
j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan;
-
k. ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' naast het bepaalde onder a tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c is toegestaan.
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie
|
maximaal aantal m²
|
|
gronden in gebruik voor nevenfunctie
|
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
|
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten
|
-
|
100
|
inpandige opslag en stalling
|
-
|
500
|
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
|
-
|
200
|
kano-, boot- of fietsenverhuur
|
-
|
100
|
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)
|
gehele bedrijf
|
100
|
zorgboerderij (exclusief overnachten)
|
gehele bedrijf
|
200
|
- = Niet van toepassing.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
-
b. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, nutsvoorzieningen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
-
e. verder geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak
|
max.
oppervlak
|
max.
inhoud
|
max. goothoogte
|
max. bouwhoogte
|
dakhelling (min./
max.)
|
bedrijfswoning (inclusief uitbouwen)
|
één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven
|
-
|
750 m³
|
4,5 m
|
10 m
|
20°/55°**
|
bijgebouwen en overkappingen - waarvan aangebouwd
|
-
|
100 m²
50 m²
|
-
|
3 m
3 m
|
6 m
6 m
|
20°/55°** 20°/55°**
|
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen
|
-
|
500 m²
|
-
|
-
|
-
|
-
|
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'
|
-
|
2 ha
|
-
|
4,5 m
|
6 m
|
-
|
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 nge
|
-
|
1.000 m²
|
-
|
5,5 m
|
12 m
|
2°/55°**
|
bedrijfsgebouwen ten behoeve van paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'
|
-
|
bestaand*
|
-
|
5,5 m
|
12 m
|
12°/55°**
|
overige bedrijfsgebouwen
|
-
|
volledig bouwvlak
|
-
|
5,5 m
|
12 m
|
12°/55°**
|
- sleufsilo's - voedersilo's - mestsilo's
|
-
|
-
|
-
|
-
|
2 m 15 m 6 m
|
-
|
mestopslagplaten
|
-
|
-
|
-
|
-
|
3 m
|
-
|
luchtwassers
|
-
|
-
|
-
|
-
|
12 m
|
-
|
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken
|
-
|
-
|
-
|
-
|
6 m
|
-
|
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
|
-
|
-
|
-
|
-
|
1 m 1 m 2 m
|
-
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
-
|
-
|
-
|
-
|
3 m
|
-
|
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.
- = Niet van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 5.2 onder a, met inachtneming van het volgende:
-
a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
-
b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
-
c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
-
d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
5.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 5.2 onder e teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:
-
a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
-
b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c, niet onevenredig worden aangetast.
5.4.3 Ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
-
b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
-
c. mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan;
-
d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de besteaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c, niet onevenredig worden aangetast;
-
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m.
5.4.4 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
-
b. de bestaande landschappelijke- en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.4.6 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende:
-
a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha;
-
b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan;
-
c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
5.4.7 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
-
b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
-
c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
-
d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
-
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
-
f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
-
g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.
5.4.8 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
-
b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
-
c. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
-
d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
-
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
-
f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
-
g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke- en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.
5.4.9 Realisatie bio-energie installatie
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio-energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:
-
a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
b. realisatie van de bio-energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
-
c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio-energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
-
d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag;
-
e. de bio-energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
-
b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
-
c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
-
d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).
5.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 5.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
-
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
5.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.1 onder c bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.
5.8 Wijzigingsbevoegdheden
5.8.1 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met in achtneming van het volgende:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij;
-
b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha;
-
c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 onder c genoemde waarden;
-
e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
5.8.2 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:
-
a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
-
c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak niet worden vergroot
-
e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot 2 ha;
-
f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
-
g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
-
h. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
-
i. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
-
j. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.
5.8.3 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschap zodanig wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:
-
a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
-
1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
-
2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
-
3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
-
c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
-
d. indien er sprake is van het bepaalde onder b, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
-
e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
-
f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
-
g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
-
h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
-
i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
-
j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
-
k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
-
l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
-
m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
o. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
-
p. het aantal woningen mag niet toenemen;
-
q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
-
r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
-
s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
-
1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
-
2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
5.8.4 Ten behoeve van een tweede bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is;
-
b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
-
c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is;
-
d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
-
e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
-
f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen ten hoogste 25 m bedraagt;
-
g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
-
h. de nieuwe woning dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn.
5.8.5 Ten behoeve van Rood voor Rood
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is of beëindigd wordt;
-
b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
-
c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied';
-
d. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt;
-
e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1;
-
f. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
-
g. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
-
h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt;
-
i. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien:
-
1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten;
-
2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap;
-
3. er ten minste 1 ha grond in beheer is;
-
4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn;
-
j. de compensatiewoning dient binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd te worden;
-
k. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen;
-
l. in afwijking van het bepaalde onder j geldt dat indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j en k vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan;
-
m. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen;
-
n. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak;
-
o. het bepaalde onder h, i, l en m is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt;
-
p. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³;
-
q. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²;
-
r. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
-
s. de ontwikkeling dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn;
-
t. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd;
-
u. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps- en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn;
-
v. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur.
5.8.6 Ten behoeve van nieuwe Natuur
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
-
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
-
b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
-
c. de bestaande landschappelijke - en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.8.7 Ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van watercompensatie de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:
-
a. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
-
b. de bestaande landschappelijke- en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast.