direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Tuincentrum Johnny Holtkuile, Oude Zwolsestraat 8a e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090034-0002

3.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid houdt een doorvertaling in van het rijksbeleid en is verwoord in tal van (ruimtelijke) plannen. Voor deze ontwikkeling zijn met name de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van toepassing.

3.3.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein en fiets waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.3.2 Uitgangspunten van de Omgevings-verordening Overijssel 2009

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities, zoals verwoord in de Omgevingsvisie, realiseert.

De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid. De inzet van de verordening als juridisch instrument is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Voor dit plan is in de Omgevingsverordening vooral het aspect Externe Veiligheid van belang. In de directe omgeving van het plangebied ligt het 'provinciaal route netwerk gevaarlijke stoffen'. In hoofdstuk 4.5.2 wordt met dit aspect nader rekening gehouden.

3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en de stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090034-0002_0004.jpg"
Afbeelding 4: uitvoeringsmodel omgevingsvisie Overijssel 2009

Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor bijvoorbeeld waterveiligheid, externe veiligheid, bescherming van de ondergrond, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag hoe een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Figuur 4 geeft het uitvoeringsmodel schematisch weer.

3.3.4 Toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief, het uitbreiden van een bestaand tuincentrum, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009 ontstaat het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes
Met betrekking tot de afwegingen op het eerste niveau 'generieke beleidskeuzes' is het afwegen van de noodzaak tot uitbreiding van belang.

De tuincentra staan, door de toenemende branchevervaging, onder druk en andere voorzieningen moeten bijdragen aan de vergroting van de aantrekkingskracht van de tuincentra. Traditioneel wordt een tuincentrum gekarakteriseerd door vier hoofdkenmerken: het aanbod, de bereikbaarheid, de dienstverlening en de sfeer. Wat belangrijk is bij het analyseren van een tuincentrum, is dat elke winkel over een aantal kernkwaliteiten (bijvoorbeeld het aanbod binnen- en tuinplanten) dient te beschikken, die aangevuld worden met complementaire (bijvoorbeeld leisure, horeca en evenementen) en faciliterende (bijvoorbeeld parkeergelegenheid, openingstijden, bereikbaarheid, kinderopvang en/of bezorgservice) kwaliteiten.

Consumenten vinden belangrijk dat zij alles in de winkel gemakkelijk kunnen vinden, dat ze hun handen niet op een lege plek slaan, dat zij zich gemakkelijk moeten kunnen bewegen in de winkel, dat de winkel goed onderhouden is, dat ze met respect worden behandeld, dat ze eerlijke prijzen betalen en producten krijgen van constante kwaliteit. Het bestedingsbedrag van de consument is per definitie aan verandering onderhevig. Zo is het duidelijk zichtbaar dat de consument steeds meer geld wil besteden aan "dode materialen". Dit betekent dat het aandeel "levende materialen" steeds kleiner wordt. Zo was in het jaar 2003 ruim 43% van de omzet gerelateerd aan "levend goed", in 2006 was dat slechts 38%.

Tuincentrum Johnny Holtkuile is zich bewust van deze ontwikkelingen in de markt en wil hierop anticiperen. Zij willen hun winkel optimaal laten aansluiten op de wensen van haar doelgroep, zodat zij een duurzame exploitatie kunnen blijven voeren. Met de huidige omvang zal dit niet lukken, de ruimte ontbreekt voor een uitbreiding in het assortiment en faciliteiten. Aangezien het tuincentrum in 2001/2002 gerealiseerd is, is verplaatsing afgevallen als optie. Op de locatie zelf zijn verder geen gebouwen aanwezig die hergebruikt kunnen worden. Een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing is dan ook noodzakelijk. Het hoofdgebouw van 1.544 m² wordt momenteel uitgebreid met 480 m², waarna het hoofdgebouw 2.024 m² in beslag zal nemen. Omdat de uitbreiding ten koste gaat van buitenterrein, zal het verlies aan buitenruimte gecompenseerd moeten worden met 500 m².

Ontwikkelingsperspectieven
Voor de uitbreiding van het tuincentrum zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - grofweg - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers. De locatie grenst aan het stedelijk gebied en behoord qua uitstraling ook tot het stedelijk gebied.

Op afbeelding 5 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090034-0002_0005.jpg"
Afbeelding 5: uitsnede perspectievenkaart Omgevingsvisie met locatie tuincentrum


Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)". Deze gebieden zijn aangewezen voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie, zorg, natuur en water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Bij dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie "Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen" staat voorop. Doel van dit perspectief is naast mogelijkheden voor de landbouw ook die van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

Aan de andere zijde van de N35 is een nieuwe woonwijk in ontwikkeling, het tuincentrum ligt dan ook in de randzone van dit stedelijke gebied. Veel tuincentra bevinden zich in deze randzone, vanwege de goede ontsluiting en bereikbaarheid.

Zoals gezegd wordt de locatie gekenmerkt door de stedelijke uitstraling, aansluiting bij de agrarische cultuurlandschappen is dan ook fysiek onmogelijk. De lijn van de bebouwing sluit aan op de Oude Zwolsestraat, die voor de aanleg van de N35 de historische verbinding tussen Raalte en Zwolle vormt. Een klein gedeelte van het plangebied valt onder de aanduiding beekdal, in dit gebied vinden verder geen bouwwerkzaamheden plaats.
De ligging in de randzone van het stedelijk gebied, in een 'oksel' van verkeersaders maakt deze ontwikkeling passend op die locatie.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag
Op de kaart van de natuurlijke laag (afbeelding 6) is te zien dat het plangebied in een gebied van dekzandvlakten en ruggen valt. De uitbreiding van het tuincentrum, tast deze natuurlijke gebiedskenmerken niet aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090034-0002_0006.jpg"
Afbeelding 6: uitsnede kaart van de natuurlijke laag

Laag van het agrarische cultuurlandschap
Op de laag van het agrarische cultuurlandschap (afbeelding 7) is te zien dat het plangebied tot het oude hoevenlandschap behoort. Dit landschap is door de vele stedelijke ingrepen (N35, Nieuwe Deventerweg, spoorlijn en Raalte Noord) niet meer als zodanig herkenbaar. Bij de inrichting van het buitenterrein wordt door middel van het gericht toepassen van inheemse materialen passend bij het landschap een subtiele verwijzing gegeven naar de geschiedenis van de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090034-0002_0007.jpg"
Afbeelding 7: uitsnede kaart van de laag van het agrarisch cultuurlandschap

Lust- en leisurelaag
Op de lust en leisurelaag bevinden zich geen objecten of routes in de nabije omgeving die invloed hebben op de ontwikkeling van het tuincentrum.

Stedelijke laag
Op de stedelijke laag is duidelijk te zien dat het plangebied in de directe nabijheid van twee belangrijke verkeersaders ligt (N35 en N348). In de omgevingsvisie is opgenomen dat beide verkeersaders verbeterd zullen worden in de toekomst. Voor de bereikbaarheid van het tuincentrum is vooral de verbetering van de N35 van belang. Op dit moment zijn er nog geen concrete beslissingen genomen over de uitvoering van deze verbetering. De uitbreiding kan hierop dan ook niet anticiperen. Wel wordt in de ruimte naar de weg toe niet gebouwd, maar vindt de uitbreidingsbeweging in noordwestelijke richting plaats. In de toekomst is het niet ondenkbaar dat een parallelweg aangelegd wordt, het tuincentrum kan dan via deze weg ontsloten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090034-0002_0008.jpg"
Afbeelding 6. uitsnede kaart van stedelijke laag

Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Het voorgenomen bestemmingsplan tast de natuurlijke gebiedskenmerken niet aan. Het plangebied is niet meer herkenbaar als landelijk gebied en herstel van het agrarisch cultuurlandschap is op deze locatie niet mogelijk. Met de ontwikkelingen op de stedelijke laag wordt rekening gehouden wanneer de plannen voor de verbetering van de N35 duidelijk zijn geworden.

Het bestemmingsplan is derhalve in overeenstemming met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.