direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzingsplan Buitengebied Raalte 5e wijziging, omgeving aalvangersweg 6
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Aanleiding

De familie Van der Kolk woont op een agrarisch bouwblok aan de Aalvangersweg 6 te Laag Zuthem, net buiten de stadsrand van Zwolle. Op het bouwblok staat een vrijstaande bedrijfswoning, een schuur en een varkensschuur van 1.045 m² . Het agrarische bedrijf is echter gestaakt, waardoor de agrarische functie van de bebouwing is verdwenen.

Vanwege het ontbreken van een duurzaam agrarisch toekomstperspectief heeft de familie de herontwikkelingsmogelijkheden van het bouwblok verkend. De gemeentelijke Rood voor Rood regeling biedt particulieren de mogelijkheid om in ruil voor de sloop van tenminste 850 m2 landschapontsierende, agrarische bebouwing en een kwaliteitsverbetering van het landschap, een woningbouwkavel te realiseren. Met de sloop van de varkensschuur van 1.045 m² op het bouwblok wordt aan de voorwaarden van deze regeling voldaan.

De compensatiewoning wordt op de slooplocatie gerealiseerd. Het slopen van een deel van de bedrijfsbebouwing op het erf aan de Aalvangersweg 6 te Laag Zuthem geeft het buitengebied in Zwolle en Raalte een kwalitatieve impuls. De uitstraling van het bestaande erf wordt verbeterd en de te behouden bebouwing komt meer tot zijn recht. .

Het projectgebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' van de gemeente Raalte. De vigerende bestemming op het bouwblok betreft 'Agrarisch – met waarden'. De realisatie van een extra woning, in het kader van de Rood voor Rood regeling, past niet binnen de bestemming. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning, onderliggend wijzigingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat het voormalig agrarisch erf aan de Aalvangersweg 6 te Laag Zuthem. Op figuur 1.1 is de ligging van het voormalig agrarisch erf weergegeven. Het plangebied ligt nabij de Soestwetering en provinciale weg N337. Het bouwblok aan de Aalvangersweg ligt in het komgebied van het rivierenlandschap. Dit deelgebied ligt op de overgang van het rivierengebied naar het dekzandlandschap. Het gebied wordt gekarakteriseerd openheid. Het is het grootste open gebied van Salland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het voormalig agrarisch erf

1.3 Huidige planologisch regiem

Het projectgebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' van de gemeente Raalte. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 8 juni 2012. De vigerende bestemming op het bouwblok betreft 'Agrarisch – met waarden', met als dubbelbestemming 'Waarde – landschap - 2' en 'Leiding – Gas -1'. Zie hiertoe ook figuren 1.2 en 1.3.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Wijzigingsplan Buitengebied Raalte, 5e wijziging, omgeving Aalvangersweg 6' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO. BPW20130004-0002.);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de projectgebieden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting.

1.5 Leeswijzer

Na de inleiding wordt eerst een gebieds- en projectbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 wordt het project getoetst aan het bestaande beleid, op zowel nationaal, provinciaal, waterschaps als gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt onderzocht wat de invloed van het project is op de verschillende waarden in het gebied. In hoofdstuk 5 komen de milieuaspecten aan bod. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt tot slot respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 2 Gebieds- en projectbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de ligging en begrenzing van de projectlocatie weergegeven. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren project.

2.2 Gebiedsbeschrijving

Het voormalig agrarisch erf ligt in het karakteristieke open kommenlandschap net ten zuidoosten van Zwolle. Het erf is gekoppeld aan de door hoge populieren begeleide Aalvangersweg. Parallel aan de Aalvangersweg loopt de brede waterloop de Soestwetering. In figuur 2.1 is de ligging en begrenzing van het projectgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0002.png"

Figuur 2.1 Ligging en begrenzing projectgebied

Het huidige ensemble van bebouwing op het erf is gebouwd in de jaren '70. Het bestaat uit een woning, voormalige varkensstal en kleinere schuur/stal. De opbouw van het erf is typisch voor het kommenlandschap: rationeel en functioneel. Afgezien van een stevige houtwal aan de noordwestzijde, bevat het erf weinig erfbeplanting. Dit is kenmerkend voor het type erf in het kommenlandschap. Daarnaast ligt het erf ongeveer een meter hoger dan het omringende weideland. Hierdoor vormt het erf een groen eiland in het open landschap. Rondom het erf liggen voornamelijk agrarische gronden. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0003.png"

Figuur 2.2 Vogelvlucht huidig erf

2.3 Projectbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling omvat de sloop van de varkensschuur van 1.045 m² op het bouwblok. Door middel van de Rood voor Rood regeling zal er een compensatiewoning op de slooplocatie worden gerealiseerd. De huidige bedrijfswoning blijft behouden.

In de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van Rood voor Rood is opgenomen dat 250 m² aan bijgebouwen onder voorwaarden behouden kan blijven bij de bedrijfswoning. Daarbij geldt als voorwaarde dat het behoud van het bijgebouw noodzakelijk is voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten en er minimaal 1 hectare aan grond in beheer is. De bijgebouwen moeten bovendien landschappelijk inpasbaar zijn. Aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.

De compensatiewoning wordt op de locatie van de te slopen varkensschuur gerealiseerd. Bij deze woning mag een bijgebouw van maximaal 100 m² worden gerealiseerd. Op basis van deze regels is het mogelijk om in totaal 250 m² +100 m² = 350 m² aan bijgebouwen binnen het plangebied te handhaven en/of te herbouwen.

In de regels van het bestemmingsplan ' Buitengebied Raalte ' is een mogelijkheid opgenomen om bij iedere (nieuw te realiseren) woning van de bouwregels af te wijken. In artikel 31.3.1 is opgenomen dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning mag vergroten tot 250 m² met inachtneming van het volgende:

  • van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten;
  • van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap;
  • er dient ten minste 1 ha grond in beheer te zijn;
  • er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Voor de nieuwe woning en de compensatiewoning wordt aan deze voorwaarden voldaan. Immers vanuit beide woningen wordt minimaal 1 hectare landbouwgrond beheerd. Op basis hiervan mag maximaal 500 m² aan bijgebouwen binnen het plangebied aanwezig zijn. Deze bijgebouwen worden landschappelijk ingepast.

Op het erf staat momenteel een schuur met een omvang van 409 m². Deze schuur verkeert in goede staat en levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het landschap. Teneinde onnodige kapitaalvernietiging te voorkomen, blijft deze schuur behouden. De schuur wordt beter landschappelijk ingepast door het verwijderen van het asbest dak. Op basis van bovenstaande regels in het bestemmingsplan blijft deze schuur in de toekomst behouden. Omdat wordt voldaan aan de regels is op de verbeelding de te behouden schuur van 409 m2 vastgelegd.

In figuur 2.2 wordt de voorgenomen ontwikkeling weergegeven. Ter plaatse zal er worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. De kwaliteitsverbetering op het erf bestaat niet alleen uit het slopen van de voormalige varkensstal. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit wordt ook bereikt met een aantal inrichtingsmaatregelen op het erf. Ook de nieuwe woning, nieuwe hekwerken en een poel naast het erf dragen hieraan bij. Omdat het een karakteristiek erf in het open kommenlandschap betreft, is er in het ontwerp weinig nieuwe erfbeplanting toegevoegd. Een uitgebreide beschrijving is te vinden in het ontwikkelingsplan uit bijlage 1 van deze toelichting. Dit ontwikkelingsplan bevat tevens een inrichtingsschets van het toekomstige erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0004.png"

Figuur 2.2 Weergave voorgenomen ontwikkeling

2.4 Bestemmingsplan projectlocatie

Het plangebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' van de gemeente Raalte. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 8 juni 2012. De vigerende bestemming op het bouwblok betreft 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', met als dubbelbestemming 'Waarde – landschap 2' en 'Leiding – Gas 1'.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming op de projectlocatie te wijzigen in de bestemming 'Wonen', volgens de wijzigingsbevoegdheid 'Ten behoeve van Rood voor Rood' en bijbehorende voorwaarden. Op de plankaart dienen de nieuwe bouwblokken ingetekend te worden. De dubbelbestemmingen en aanduiding kunnen worden behouden. Er is rekening gehouden met een bestaande gasleiding die door het perceel loopt. De woning en erfinrichting (onder ander de poel) worden op geruime afstand gerealiseerd. Een deel van de projectlocatie kan de agrarische bestemming behouden. Deze gronden zullen in de toekomst als weide gebruikt worden.

2.5 Conclusie

De realisatie van de compensatie woning, in het kader van de Rood voor Rood regeling, past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op het bouwblok de geldende bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Een deel van de projectlocatie kan de agrarische bestemming behouden.

Hoofdstuk 3 Beleidstoets

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het Rijks-, provinciaal-, waterschaps- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven en getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt daarmee de Nota Ruimte, de structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de structuurvisie voor de snelwegomgeving. Ook vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB 2e structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De structuurvisies Nationaal Waterplan en Ruimte voor de Rivier blijven in hun huidige vorm als uitwerking van de SVIR wel bestaan. In de SVIR heeft het Rijk de ambitie om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken. Dit wil ze doen door meer ruimte te bieden. Provincies en gemeente zullen meer ruimte krijgen om zelf beslissingen te nemen. Zodoende zal het Rijk bijvoorbeeld bestemmingsplannen niet meer toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
3.2.2 Natuurbeschermingswet 1998

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden).
  • Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
  • De Ecologische Hoofdstructuur.

Natura 2000-gebieden

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden.

De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhuden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.

Beschermde natuurmonumenten

Beschermde natuurmonumenten hebben als doel gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. Door de Minister van LNV zijn er in (de buurt van) de projectlocatie geen beschermde natuurmonumenten aangewezen. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurmonument is gelegen binnen de uiterwaarden van de IJssel.

Ecologische Hoofdstructuur

Uitgangspunt van de Ecologische Hoofdstructuur is duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van de in het wild levende dieren en plantensoorten als wel elementen van ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit een groot aantal natuurgebieden. Om deze natuurgebieden te verbinden tot een samenhangend geheel worden er ook nieuwe natuurgebieden en (robuuste) verbindingszones ontwikkeld.

De provincie Overijssel heeft de natuurwaarden in Overijssel begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De PEHS bestaat uit de bestaande wateren, natuur- en bosgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden, verbindingszones en afrondingsgebieden. Uitgangspunt is het handhaven van rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen in de PEHS. De uiterwaarden van de IJssel liggen binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Deze zijn gelegen op enkele kilometers afstand van de projectlocatie.

3.2.3 Nota Belvédère

De nota Belvédère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Centraal in de Nota Belvédère staat de instandhouding, versterking en verdere ontwikkeling van cultuurhistorische identiteit door een betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat hierbij centraal. In het kader van de Nota Belvédère zijn de cultuurhistorische meest waardevolle gebieden en steden in Nederland geselecteerd, waaronder "Zuid-Twente". Doel voor het Belvédèregebied is het meer herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden van de streek.

3.2.4 Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

In de periode tot 2009 worden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn.

Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

3.2.5 Nationale Waterplan

Het Nationale Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en een rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Het waterplan zal in 2009 worden vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat een langetermijnvisie voor 2040 en een uitvoeringsprogramma voor de periode 2009-2015.

3.2.6 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen functieverandering op deze locatie voldoet aan de doelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De ontwikkeling heeft zijn invloed op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van de landschapontsierende agrarische bebouwing en de landschappelijke inpassing. De projectlocatie valt buiten de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het dichtstbijzijnde beschermde natuurmonument, EHS- of Natura 2000 gebied is gelegen op enkele kilometers afstand van de projectlocatie. Het betreft de beschermde gebieden bij de IJssel en de uiterwaarden. Bij de herontwikkeling van de woning en agrarische gronden zullen de regels uit de Natuurbeschermingswet, nota Belvédère en Kaderrichtlijn Water in acht worden genomen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. In dit integrale beleidsplan zijn het streekplan, het verkeers- en vervoersplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan samengevoegd. De Omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie onder de Wet Ruimtelijke Ordening en de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en geeft richting aan de ontwikkeling van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'.

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen (zoals Rood voor Rood en Nieuwe landgoederen). Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de 'Catalogus Gebiedskenmerken' (het uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie).

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om deze opgaven, kansen en beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is, of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen in het plangebied. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase nader ingegaan op het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving (zie figuur 3.1). Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vorm gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0005.png"

Figuur 3.1 Weergave ontwikkelingsperspectieven, bron: Omgevingsvisie Overijssel.

De projectlocatie ligt op de grens van twee gebieden met een verschillend ontwikkelperspectief. Direct ten oosten ligt een gebied met het ontwikkelingsperspectief 'mixlandschap'. Het mixlandschap bestaat uit landbouw, natuur, water en wonen als goede buren. Ontwikkelingen hierbinnen dienen samen te gaan met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Voor het gebied direct ten westen van de Aalvangersweg is het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent productie' van toepassing, waarbinnen de schoonheid van de moderne landbouw is te ervaren. Hier is ruimte voor schaalvergroting en verbreding volgens de gebiedskenmerken. De projectlocatie in bovendien gelegen in het stadsrandgebied van Zwolle. Stadsrandgebieden vormen de overgang tussen bebouwd gebied en groene omgeving. Ze zijn zowel de entree van de stad als de verbinding met het buitengebied. Er liggen kansen voor recreatie, nieuwe landgoederen en eventueel stedelijke uitbreiding volgens gebiedskenmerken, bijv. woon- werklandschappen. De Rood voor Rood ontwikkeling is in overeenstemming met de doelstellingen uit de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Eén van de belangrijkste doelstellingen van de Omgevingsvisie is het creëren van ruimtelijke kwaliteit. Deze wordt als volgt omschreven: “Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. De Omgevingsvisie gaat hierbij uit van een lagenbenadering met vier lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijke laag en een 'lust- en leisure' laag. Deze benadering van ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. Dit voorliggende plan is uitgewerkt conform deze lagenbenadering.

Gebiedskenmerken

De natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan door geologische processen. Door geologische processen is de ondergrond gevormd. Deze ondergrond vormde de basis voor het natuur en watersysteem.

De rivier de IJssel heeft grote invloed gehad in de vorming van het huidige landschap. Door jaarlijkse overstromingen zijn oeverwallen en komgronden ontstaan. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan ervoor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden. Het ontstaansproces heeft in de

omgeving van het projectgebied geleid tot het ontstaan van 'komgronden' met minimale hoogteverschillen. De Omgevingsvisie spreekt de ambitie uit om verschillen in hoog en laag, en in droog en nat, functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met natuurlijke soorten.

Hieronder volgen de uitgangspunten vanuit de natuurlijke laag met betrekking tot het plangebied:

  • De ondergrond 'kommen' dient sturend te zijn voor de ontwikkeling en dient beleefbaar te zijn;
  • Voor de kommen is het de ambitie om het karakter van laag, nat gebied met zware klei te behouden en verder te ontwikkelen en de kansen voor natuur ontwikkeling te benutten;
  • De beplanting dient te bestaan uit soorten die van nature in het gebied voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0006.png"

Figuur 3.2 Weergave natuurlijke laag, bron: Omgevingsvisie Overijssel

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De mens heeft de natuurlijke laag in cultuur gebracht. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. De oeverwallen direct langs de IJssel worden al eeuwen bewoond. Pas in de 20e eeuw konden de komgronden met machines in cultuur gebracht door. De komgronden liggen lager dan de oeverwallen en zijn relatief nat. Het grondgebruik bestaat daarom vooral uit weidegrond.

Hieronder volgen de uitgangspunten vanuit de laag van het agrarisch cultuurlandschap met betrekking tot het plangebied:

  • De dragende structuren van de verkaveling, waterlopen (weteringen), het rechte wegenpatroon, afwisselend grote en kleine erven en de kenmerkende ruimtematen behouden en waar mogelijk versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0007.png"

Figuur 3.3 Weergave laag agrarisch cultuurlandschap, bron: Omgevingsvisie Overijssel

De landbouwontginningen zijn relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het inbreidingslandschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat. Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze categorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer terug te vinden is. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Stedelijke laag

In het rationele, grootschalige landschap van de komgebieden komen verspreid liggende agrarische erven voor. Deze liggen als groene eilandjes in een grootschalig en open weidelandschap. Hieronder volgen de uitgangspunten vanuit de stedelijke laag met betrekking tot het plangebied:

  • de kenmerken van de landschappelijke structuur, de ondergrond en de historische en archeologische waarden worden zoveel mogelijk gerespecteerd en voelbaar gemaakt;
  • verruimde bouwmogelijkheden koppelen aan landschappelijke investeringen zoals landschapselementen;
  • duidelijk en karakteristiek onderscheid tussen voorerf en achtererf dient behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0008.png"

Figuur 3.4 Weergave Stedelijk laag, bron: Omgevingsvisie Overijssel

Lust- en leisurelaag

Het projectgebied ligt in een zone waar een overgang plaats vindt van stad naar land. Verder doet de Omgevingsvisie geen uitspraken over de lust- en leisurelaag in dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0009.png"

Figuur 3.5 Weergave Stedelijke laag, bron: Omgevingsvisie Overijssel

3.3.2 Conclusie provinciaal beleid

Aan de hand van de ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken zoals aangegeven in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 blijkt dat het voormalig agrarisch bouwblok geschikt is voor de realisatie van de Rood voor Rood woning. Het project past daarmee binnen het provinciale beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Landschapsontwikkelingsplan Salland

De gemeente Deventer, Raalte en Olst-Wijhe hebben een gezamenlijk landschapsontwikkelingsplan opgesteld. In het landschapsontwikkelingsplan vormt de landschappelijke karakteristiek de basis. Nieuwe ontwikkelingen worden ingezet als motoren voor landschapsbehoud, versterking en ontwikkeling.

Het bouwblok aan de Aalvangersweg ligt in het komgebied van het rivierenlandschap. Dit deelgebied ligt op de overgang van het rivierengebied naar het dekzandlandschap. Het gebied wordt gekarakteriseerd door een afwisseling tussen open lagere delen tegenover de beslotenheid van bochtige beplante wegen en boerderijen op de hogere oost-west gerichte ruggen (mengelgronden). Het is het grootste open gebied van Salland en deze ruimtelijkheid dient beschermd te worden. Het landschap van Salland wordt afwisselender en beter leesbaar wanneer de verschillen tussen de laaggelegen open gebieden en verdichte ruggen wordt versterkt. Het landschapsbeleid is gericht op behouden en versterken van deze karakteristiek. In de afbeelding hieronder is een gewenst toekomstbeeld geschetst van het kommenlandschap.

Landschappelijke karakteristiek van de komgebieden zijn;

  • Natuurlijk patroon van hogere ruggen en steilranden (zand) en lage gronden (klei) geeft een afwisselend landschapsbeeld;
  • Lagere gronden hebben open karakter;
  • Lierder- en Molenbroek onderscheiden zich door grootschalige openheid, spaarzame bebouwing, echte wegen, strokenverkaveling;
  • Erven in open (lagere) gebieden kennen rationele indeling en sluiten met erfinrichting aan bij het natte karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0010.png"

Figuur 3.6 Visiekaart Kommenlandschap LOP Salland

3.5 Gemeentelijk beleid

De gemeente Raalte heeft diverse beleidsdocumenten die kaderstellend zijn voor de ontwikkelingen in het buitengebied. De volgende documenten zijn op de projectlocatie van toepassing:

  • de Strategische visie Raalte;
  • het Waterplan;
  • Welstandsnota;
  • Woonvisie 2006-2015;
  • Beleidsnota Rood voor Rood, gemeente Raalte;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte';
  • Gemeentelijk archeologiebeleid.
3.5.1 De Strategische visie Raalte

Doelstelling van deze strategische visie (vastgesteld in de raadsvergadering van 28 mei 2008) is richting geven, kaders stellen en keuzes maken voor het langetermijnbeleid van de gemeente Raalte. In deze visie is een aantal ambities en doelstellingen verwoord. Voor het buitengebied zijn de ambities 'Raalte werkt!', 'Raalte zorgt!' en 'Raalte biedt ruimte!' relevant.

De ambitie 'Raalte werkt!' is dat in 2020 de gemeente Raalte een bruisende en vitale lokale economie heeft. De agrarische sector zal in 2020 ingrijpend veranderd zijn, maar nog steeds van vitaal belang voor Raalte. De ambitie wordt gerealiseerd door vrijkomende agrarische bebouwing onder voorwaarden te gebruiken voor (startende) ondernemingen, grootschaligheid in de landbouw (passend in een kleinschalig landschap en zorgen voor variatie in het landschap) mogelijk te maken, economische activiteit stimuleren op het platteland.

De ambitie 'Raalte zorgt!' houdt in dat in 2020 de gemeente Raalte zich op het gebied van zorg onderscheidt. Deze ambitie wordt onder andere gerealiseerd door realisatie van zorgboerderijen. De ambitie 'Raalte biedt ruimte!' wordt als volgt ingevuld: in 2020 is de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied een van de kernkwaliteiten van Raalte. De agrarische sector die in 2020 gevarieerder is geworden, is partner in het natuur- en landschapsbeheer. Grootschalige bedrijven zijn landschappelijk ingepast in daartoe aangewezen gebieden. Nieuwe vormen van economische activiteit hebben hun plaats gevonden in het buitengebied. De gemeente wil de ambitie realiseren door onder andere: gerichte gebiedsontwikkeling van het buitengebied, vormen van verbreding van activiteiten faciliteren, mits ze voldoen aan geformuleerde kwaliteitseisen, herbestemming van agrarische gebouwen toestaan, mits overbodige schuren worden opgeruimd en de recreatiefunctie van het landschap versterken, onder meer door het stimuleren van leisurefuncties.

3.5.2 Waterplan Raalte 'Een helder verhaal'

Het Waterplan Raalte (14 november 2008) is een gezamenlijke productie van de gemeente Raalte en het Waterschap Groot Salland. In het Waterplan wordt het kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd worden.

Het Waterplan vormt een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht (klimaatbestendig) watersysteem en biedt daarnaast een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. Het Waterplan heeft geen wettelijke basis, maar vormt een functioneel beleidsdocument. Het plan richt zich op zowel het watersysteem binnen de bebouwde kernen van de gemeente Raalte als daarbuiten.

In het waterplan is de visie weergegeven hoe de gemeente Raalte en het Waterschap Groot Salland om wensen te gaan met water. Kern van de visie is dat in 2015 het watersysteem binnen de gemeente Raalte veilig, schoon en aantrekkelijk is. Het watersysteem voldoet aan de eisen vanuit landelijk, provinciaal en regionaal beleid en heeft een duidelijke meerwaarde. Bij het nemen van maatregelen wordt geanticipeerd op de gevolgen van klimaatverandering.

3.5.3 Welstandsnota (januari 2011)

De Welstandsnota bevat de basisvoorwaarden waaraan bouwaanvragen (omgevingsvergunning voor activiteit bouwen) op welstandsaspecten getoetst worden. Het legt voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld het buitengebied, een beoordelingskader vast. Het beoordelingskader is opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Het gemeentelijk welstandsbeleid is op hoofdlijnen gestoeld op een gebiedsgerichte benadering. Deze benadering blijkt uit gebiedsgerichte criteria. Daarnaast gelden enkele algemene criteria (basisprincipes die onafhankelijk van de gebiedsgerichte criteria gelden) en criteria voor kleine bouwwerken. De projectlocatie valt onder het gebiedstype 'buitengebied', hiervoor geldt het niveau 'basis'.

3.5.4 Woonvisie Raalte 2006-2015

De gemeente Raalte heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2006-2015. Wonen staat hoog op de politieke agenda van Raalte. In 2002 is een woningmarktanalyse Raalte uitgevoerd. Dit onderzoek is in 2005 herijkt.

Met de woningmarktanalyse en deze Woonvisie wil de gemeente Raalte:

  • inzicht geven in de ontwikkelingen op de woningmarkt in Raalte;
  • een visie neerleggen over het wonen in Raalte in pakweg 2015, als basis voor keuzen die rond het wonen gemaakt moeten worden. Daarmee is deze Woonvisie tevens een kader voor uitwerking van concrete projecten of besluiten over de inzet van middelen. Op het niveau van de gemeente en op het niveau van de afzonderlijke kernen;
  • de link leggen tussen wonen sec en andere beleidsterreinen. Enkele jaren geleden is de term volkshuisvesting veranderd in de term wonen. Deze nieuwe term geeft uitdrukking aan het feit dat wonen niet alleen bestaat uit voldoende daken, maar dat het ook te maken heeft met leefbaarheid, met welzijn en zorg, ruimtelijke inrichting enzovoort;
  • een duidelijke structuur neerleggen voor de inzet van de gemeente en de vraag aan derden, om de ambities in deze Woonvisie te verwezenlijken. Deze structuur gaat in op instrumenten en op het proces. Het aantal sturingsinstrumenten van de gemeenten is de afgelopen jaren drastisch beperkt. Subsidiemogelijkheden zijn er nauwelijks meer. Dit neemt niet weg dat de gemeente nog wel degelijk kan beïnvloeden wat er met het wonen in Raalte gebeurt. Dit zal meer dan voorheen in coproductie met andere partijen moeten gebeuren. Deze Woonvisie legt de basis onder de activiteiten van de gemeente en de communicatie en samenwerking met derden.
3.5.5 Beleidsnota Rood voor Rood, gemeente Raalte

De gemeenteraad van Raalte heeft in 2012 de beleidsnota Rood voor Rood voor het laatst gewijzigd. Het hoofddoel van de Rood voor Rood regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De Rood voor Rood regeling voorziet in het slopen van landschapsontsierende bebouwing en investering in een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de resterende bebouwing. Financiering vindt plaats door het realiseren van zogenaamde compensatiekavels waarop een woning gebouwd mag worden.

Op een compensatiekavel mag een woning van maximaal 750 m3 gebouwd worden met maximaal 100 m2 aan bijgebouwen. Daarnaast mag bij de voormalige bedrijfswoning in totaal maximaal 100 m2 aan bijgebouwen behouden blijven. Een rechtevenredig veelvoud van de te slopen bedrijfsgebouwen, kan in principe leiden tot een extra compensatiekavel wanneer dit voor de financiering van de sloopkosten nodig is.

Bijgebouwen mogen bij uitzondering groter zijn dan 100 m2. Dit kan het geval zijn als dit ten goede komt aan het beheer van landschap/gronden, de te behouden schuur is groter, of het past bij de invulling van een passende bestemming in het kader van Vrijkomende Agrarische Bedrijven. Ook kan het wenselijk zijn een bestaand en/of monumentaal bijgebouw te behouden. Het college komt de bevoegdheid toe om te bepalen wanneer er sprake is van een uitzonderingssituatie. Op het bouwblok van de familie Van der Kolk is een loods aanwezig. Ten behoeve van het stallen van hobbyvee en machines om omliggende gronden te beheren, blijft deze loods in de toekomst behouden. De loods verkeert in redelijke staat, maar moet ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit hersteld worden. Daarvoor worden ook de asbestplaten op het dak vervangen.

Van de getaxeerde meerwaarde van de gronden waarop de nieuwe bouwkavel is gepland, kunnen de sloopkosten worden betaald en moet de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd. Deelnemers aan deze regeling mogen 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen gebouwen behouden. Het voorliggende plan voldoet aan de voorwaarden van de vastgestelde beleidsregeling.

3.5.6 Bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte'.

Het plangebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' van de gemeente Raalte. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 8 juni 2012. In het vigerende bestemmingsplan heeft het bouwblok aan de Aalvangersweg een agrarische bestemming. De realisatie van een extra woning, in het kader van de Rood voor Rood regeling, past niet binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met inachtneming van de voorwaarden uit artikel 4.8.6 van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

3.5.7 Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeenteraad van Raalte heeft in april 2010 de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart met bijbehorend beleid vastgesteld. Bij de keuze voor het archeologisch beleid heeft de gemeente Raalte niet alleen rekening gehouden met de wettelijke verplichting om archeologie op te nemen in het ruimtelijk ordeningsproces, maar ook met de belangen van de inwoners.

De archeologische verwachtingskaart maakt voor het grondgebied van de gemeente Raalte duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden (zie figuur 3.7). De kaart is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0011.png"

Figuur 3.7 Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Raalte

Uit het kaartbeeld blijkt dat de projectlocatie is gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor deze locatie geldt geen doelstelling voor het behoud van archeologische waarden.

3.5.8 Conclusie gemeentelijk beleid

Het realiseren van de Rood voor Rood woning op het voormalig agrarisch bouwblok past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid, zoals weergegeven in artikel 4.8.6 van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De projectlocatie voldoet daarnaast aan de beleidsregels en doelstellingen van de gemeente Raalte.

3.6 Conclusie beleid

Uit de voorgaande beleidsanalyse is gebleken dat het voorgenomen project, het realiseren van de Rood voor Rood woning op het voormalig agrarisch bouwblok, past binnen het nationale, provinciale, en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd wat de (basis)waarden zijn, die in en rondom de projectlocatie aanwezig zijn. Hierbij gaat het om natuurwaarden, archeologische waarden en een watertoets. Tot slot wordt in de conclusie opgesomd wat het effect van medewerking aan dit project is op deze basiswaarden.

4.2 Natuurwaarden

Vanuit de Flora- en faunawet bestaat de eis dat schade aan de natuur zoveel mogelijk wordt beperkt. In verband met de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied is een toetsing van de plannen noodzakelijk aan de natuurwetgeving. Door Eelerwoude is er een natuurtoets uitgevoerd, de volledige rapportage is te vinden in bijlage 2.

Op basis van deze quickscan worden geen effecten op beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebied en/of Ecologische Hoofdstructuur) verwacht. Door de grote afstand en de functieverandering (bestemmingsplanwijziging van agrarische naar wonen) worden geen negatieve effecten verwacht op het nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel' of aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Een toetsing in het kader van deze natuurwetgeving en -beleid is derhalve niet noodzakelijk geacht.

Er wordt niet verwacht dat negatieve effecten zullen optreden door de voorgenomen ontwikkelingen op aanwezige beschermde gebieden en (te verwachten) beschermde soorten. Hiermee kunnen de plannen doorgang vinden in het kader van de Flora- en faunawet. Indien deze maatregelen niet nageleefd worden, kan alsnog nader onderzoek of een ontheffing noodzakelijk zijn.

4.3 Archeologische waarden

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het 'Verdrag van Malta' en de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' is het uitgangspunt om archeologische erfgoed zoveel mogelijk terplekke (in situ) te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaald de verstoorder het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

In de omgevingsvisie van de provincie Overijssel is de archeologische verwachtingswaarde voor de gronden binnen de provincie opgenomen. De archeologische verwachtingswaarde is een indicatie voor de kans dat archeologische artefacten worden aangetroffen bij graafwerkzaamheden.

De archeologische verwachtingswaarde op de projectlocatie is laag. Er is daarom geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk, voordat met de werkzaamheden begonnen wordt. Bovendien wordt de woning gebouwd op de plek waar momenteel een varkensstal staat. Eventueel bodemarchief dat aanwezig is, zal daardoor al verstoord zijn.

4.4 Water

4.4.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.4.2 Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

4.4.3 Afwatering

Door de voorgenomen ontwikkeling zal de hoeveelheid hemelwater dat van de daken zal moeten worden afgevoerd in de toekomst afnemen. Vanwege de realisatie van een nieuwe woning zal op het perceel de afvalwaterstroom toenemen. De afvoer vawater zal via de bestaande drukriolering plaatsvinden.

4.4.4 Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets blijkt dat met de voorgenomen ontwikkeling geen waterbelangen worden geraakt. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. Daarnaast is er in het gebied geen sprake van (grond)wateroverlast. Het waterschap Groot Salland heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het toetsresultaat is te vinden in bijlage 4.

4.5 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de waarden beschreven die in en rondom de betreffende projectlocatie aanwezig zijn. De conclusie is dat in het voorgenomen plan geen aanwezige waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten is ruimtelijk relevant. In deze ruimtelijke onderbouwing zal achtereenvolgens ingegaan worden op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Op basis van artikel 36, lid 3 van het Bbk is het mogelijk om grondwerkzaamheden uit te voeren onder het begrip 'tijdelijke uitname'. Onder bepaalde voorwaarden kan grond worden ontgraven en teruggeplaatst in de nabijheid van de vrijkomende locatie. Dit kan alleen op aansluitende percelen waarbij de grond wordt toegepast onder dezelfde condities en functies. De grondkwaliteit hoeft dan niet te worden bepaald en er is geen melding nodig in het kader van het meldpunt Bodemkwaliteit. Door Kruse Milieu BV is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Op basis van het vooronderzoek werd gesteld dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). De onderzochte bovengrond ter plaatse van de tanklocatie is als gevolg van de licht verhoogde minerale oliegehalte niet vrij toepasbaar. Geadviseerd wordt om eventueel vrijkomende grond ter plekke her te gebruiken (bijvoorbeeld om lager gelegen delen op te hogen).

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde lichte verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Het volledige bodemonderzoek is te vinden in bijlage 3.

5.3 Geluid

Bij het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. De functie 'wonen' is aan te merken als een geluidsgevoelige functie.

Op basis van artikel 77 van de Wgh dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Aalvangersweg is een 80 km weg. De nieuwe woning ligt binnen de wettelijke geluidzones (250 meter) van een aantal wegen. Gezien de ligging van de nieuwe woning op een afstand van bijna 50 meter tot de Aalvangersweg en de zeer beperkte verkeersbewegingen op de Aalvangersweg zal dit naar alle waarschijnlijkheid geen beperkingen voor de ontwikkeling opleveren. De afstand van de woning tot de spoorlijn is ongeveer 600 meter. Ook de spoorlijn zal naar verwachting geen belemmeringen opleveren voor de nieuwe woning. Het uitvoeren van een nader akoestisch onderzoek is om die redenen niet noodzakelijk.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

Het voormalig agrarisch bouwblok dat in dit plan zal worden omgevormd tot woningbouwlocatie, zal in de toekomst 'niet in betekende mate bijdragen' aan luchtverontreiniging. Daarnaast mag de gewenste ontwikkeling de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren. Direct ten noorden van de projectlocatie is een ander agrarisch bedrijf gelegen. Dit bedrijf ligt in de gemeente Zwolle. Bij de gemeente Zwolle is daarom een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgevraagd. Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt dat het een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft. De afstand tussen beide bouwblokken is ruim 100 meter. De compenserende Rood voor Rood kavel komt daarmee niet binnen de geurhindercontour van het bedrijf te liggen. Bovendien ondervindt het betreffende agrarisch bedrijf geen vergunningstechnische problemen door de bouw van de woning. Er is daarom geen luchtkwaliteitonderzoek nodig voor het plan.

5.5 Externe veiligheid

Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.

Op de kaart ‘externe veiligheid’ van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel zijn drie aardgastransportleidingen zichtbaar in de directe omgeving van het plangebied (zie figuur 5.1). De plaatsgebonden risicocontour van één van deze gasleidingen overlapt het bestemmingsvlak wonen. Op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid (april 2007) dient het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico worden beoordeeld. In het beleid geldt de volgende ambitie voor landelijk gebied:

  • Binnen een bestaande PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten eventueel gemotiveerd toegestaan.
  • In nieuwe situaties dienen de PR 10-6 contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle inrichtingen te blijven, daarbij zijn uitzonderingen onder voorwaarden mogelijk.
  • Een toename van het groepsrisico wordt onder voorwaarden geaccepteerd.
  • Het invloedsgebied van een risicobron dat geldt voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over woongebieden vallen.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd.

Het bestemmingsvlak 'Wonen' is gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van een aardgastransportleiding. De nieuwe geplande woning wordt echter buiten deze contour gerealiseerd. Het groepsrisico moet binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding worden beoordeeld. Het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) bedraagt circa 360 meter. Op figuur 5.2 is een weergave verbeeld van het invloedsgebied met een uittreksel van het populatiebestand. Uit het populatiebestand is het aantal personen te achterhalen. Het groene vlak geeft het te beschouwen gebied rond de inrichting aan. In het gebied komen niet meer dan 10 (na de realisatie van de woning met een kental van 2,4 personen) personen voor. Aangenomen mag worden dat het realiseren van 1 nieuwe woning in het invloedsgebied niet zal leiden tot het overschrijden van de oriënterende waarde voor het Groepsrisico, gelet op het aantal aanwezige woningen/personen in dat gebied. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar het groepsrisico wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0012.png"

Figuur 5.1 Weergave uitsnede Risicokaart Overijssel, bron: Risicokaart Overijssel.

Zwarte lijn: risicocontour 10-6, plaatsgebonden risico buisleiding gasunie.

Rode lijn: Transport gevaarlijke stoffen buisleiding gasunie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20130004-0002_0013.png"

Figuur 5.2 Uitsnede populatiebestand rondom projectlocatie (bron: gemeente Raalte)

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Op de projectlocatie zal een milieugevoelige functie worden gerealiseerd. In de nabije omgeving bevinden zich geen milieubelastende functies die een negatieve invloed kunnen hebben op de woningbouwlocatie.

5.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige gevolgen voor de omgeving. De ontwikkeling in het betreffende gebied is daarmee niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

5.8 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de milieuaspecten beschreven die op de projectlocatie van toepassing zijn. De conclusie is dat het te realiseren milieugevoelige object geen milieuhinder ondervindt van de omgeving. Met de realisatie van de compensatiewoning ontstaat er ook geen extra milieuhinder.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van het bestemmingsplan is vormgegeven. Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte', van de gemeente Raalte.

6.2 Opzet van de regels

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en een bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

6.3 Verantwoording van de regels

In deze paragraaf worden de bestemmingsregels nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregels opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. De in de regels opgenomen bestemmingsregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Bepaalde regels hebben geen betrekking meer op het voorgenomen gebruik, deze kunnen dan ook buiten beschouwing worden genomen of zijn inmiddels al verwijderd.

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische

betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

De gronden op de projectlocatie die rondom de bouwvlakken zijn gelegen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Deze gronden hebben de functie van weide. Omdat er zich binnen deze bestemming geen bouwvlakken bevinden, zijn er ter plaatse geen bebouwingsmogelijkheden.

Artikel 4 Wonen

Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De inhoudsmaat bedraagt in het algemeen maximaal 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Daarnaast is per woning 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

Artikel 5 Leiding – Gas – 1

De planologisch relevante leidingen zijn onder andere met deze dubbelbestemming als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijken beslist, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 6 Waarde – Landschap – 2

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het karakteristieke kommenlandschap. Indien er in de agrarische bestemmingen mogelijkheden worden geboden die niet van toepassing zijn op de kommen is dat in deze artikelen aangegeven.

3. Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de algemene regels:

Artikel 7 Antidubbeltelregeling

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaren verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 8 Algemene bouwregels

  • Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten;

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

  • Herbouw (bedrijfs)woningen;

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

  • Afstand bebouwing tot aan de weg;

Voor nieuwbouw dient ook om redenen van verkeersveiligheid en het stedenbouwkundig beeld een minimale afstand van 15 m tot de bestemming Verkeer of Verkeer - Onverhard te worden aangehouden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandskamers niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel is opgenomen voor de reconstructiegebieden uit de Omgevingsvisie Overijssel.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg en kleinschalige windturbines.

Tevens is er een afwijkingsregel opgenomen voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten. Indien aangetoond kan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels is er ook een aantal algemene wijzigingsregels die in dit artikel worden beschreven.

4. Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de regels betreffende overgangsrecht en de slotregel.

Artikel 15 Overgangsrecht

  • Overgangsrecht bouwwerken;
  • Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 15.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.
  • Overgangsrecht gebruik;
  • Lid 15.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit slothoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan beschreven.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Tevens worden geen wezenlijke waarden in de projectgebieden aangetast en heeft het project geen negatieve milieuhygiënische gevolgen of zijn er belemmeringen van milieuhygiënische aard. Het voorgenomen project is daarmee ruimtelijk uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Vooroverleg

Er wordt geen vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, gevoerd aangezien het in het voorliggende geval een wijzigingsplan betreft gebaseerd op het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Raalte. Aan dit bestemmingsplan heeft de provincie Overijssel op de van toepassing zijnde onderdelen reeds haar goedkeuring verleend. Gezien het feit dat het vooroverleg bij een wijzigingsplan geen wettelijke verplichting is wordt hiervan afgezien.

7.3.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is voor de duur van zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een zienswijze ingediend. Als gevolg van de zienswijze is de toelichting van het bestemmingsplan aangepast. Daar waar in paragraaf 5.5 gesproken werd van twee gasleidingen die in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waren, is dit vervangen door drie gasleidingen. Tevens is voor de beschrijving van de risicocontour uitgegaan van de situatering van het bestemmingsvlak 'Wonen' in plaats van het bouwblok. De zienswzije heeft niet tot gevolg gehad dat de verbeelding en de regels van dit wijzigingsplan zijn aangepast. In de bijlage is de volledige Nota van Zienswijzen opgenomen.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft een particulier initiatief. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd geldt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de financiering van deze ontwikkelingen.

Het wijzigingsplan leidt niet tot kosten voor de gemeente die via een exploitatieplan verhaald zouden moeten worden. Voor de benodigde procedure worden leges geïnd en via een overeenkomst is geregeld dat alle eventuele planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.

Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd. Het financiële risico van het project ligt bij de initiatiefnemer.

7.5 Conclusie

Zoals uit voorgaande paragraven blijkt is het voorgenomen project ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar.