Plan: | Bestemmingsplan Berkendijk 4 en 13a, correctieve herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20140010-0002 |
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel A Begripsbepalingen
Artikel B Toepassingsbereik
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel C Herziening van de regels
HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel D Slotregel
Artikel A Begripsbepalingen
plan:
het bestemmingsplan 'Berkendijk 4 en 13a te Heino, correctieve herziening' van de gemeente Raalte.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Artikel B Toepassingsbereik
I. De regels van het bestemmingsplan 'Berkendijk 4 te Heino', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Raalte op 29 september 2011 en in werking getreden 2 december 2011 worden herzien, zoals in hoofdstuk 2 beschreven. Voor het overige blijven de regels en de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan 'Berkendijk 4 te Heino van toepassing.
II. De verbeelding deel uitmakend van het bestemmingsplan 'Berkendijk 4 te Heino' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Raalte op 29 september 2011 en in werking getreden op 2 december 2011 blijft ongewijzigd van toepassing.
Artikel C Herziening van de regels
De regels van het bestemmingsplan 'Berkendijk 4 te Heino, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Raalte op 29 september 2011 en in werking getreden 2 december 2011 worden als volgt herzien:
Artikel 1 Begrippen
1.1. plan
het bestemmingsplan Berkendijk 4 en 13a te Heino.
1.2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0177.BP20140010.0002 met de bijbehorende regels.
1.3. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5. aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6. agrarisch aanverwant bedrijf
een niet-agrarisch bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch aanverwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven en stalhouderijen.
1.7. agrarisch bedrijf een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
1.8. antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9. archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11. bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.12. bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13. bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.14. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.15. bestaande bedrijven
bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Een bedrijf dat via nieuwvestiging in LOG is gerealiseerd, wordt na 5 jaar onder bestaand bedrijf gerekend.
1.16. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18. bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19. bouwvlak
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22. bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23. cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.24. deeltijd agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge.
1.25. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.
1.26. evenementen
gebeurtenissen, die ten hoogste 5 dagen duren, met een openbaar karakter, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.27. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28. geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.29. geurgevoelige objecten
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, niet zijnde een geurgevoelig object waarop artikel 3 lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing is.
1.30. gevoelige functies ten opzichte van objecten
categorie I:
objecten categorie II:
1.31. gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven
objecten categorie I:
objecten categorie II:
objecten categorie III:
objecten categorie IV:
objecten categorie V:
1.32. hellend dak
een afdekking van een gebouw of bouwwerk, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen.
1.33. hobbyboer
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.
1.34. hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.35. hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36. inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving op een goede manier is weergegeven.
1.37. inwoning
inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van:
- de uitstraling van 1 woning;
- een complex van ruimten die allen met elkaar in verbinding staan.
1.38. landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving.
1.39. landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.40. landbouwontwikkelingsgebied
een als zodanig op de verbeelding aangegeven gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet in de mogelijkheden tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.
1.41. manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer, slaapaccommodatie en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.42. maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.43. natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.44. Nge (Nederlandse grootte-eenheden)
een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.
1.45. niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.46. nevenfunctie
één of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende agrarische bedrijf.
1.47. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.48. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.49. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.50. paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
1.51. paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.52. paardenhouderij
een gebruiksgericht bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.53. peil
1.54. praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.55. recreatieverblijf
een gebouw of kampeermiddel, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.56. recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf en niet-permanente bewoning te worden gebruikt.
1.57. reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge.
1.58. ruimtelijke kwaliteit
een niet fysieke eigenschap der dingen. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
1.59. seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.60. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.
1.61. verkoop agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.
1.62. verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.63. vervolgfunctie
één of meer functies of één of meer activiteiten als alternatief voor de agrarische bedrijfsvoering die ter plaatse is beëindigd bijvoorbeeld.
1.64. volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge.
1.65. voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.66. voormalig bedrijfsbebouwing
bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.67. Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.68. woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.69. zorgboerderij
een boerderij waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten.
Artikel 2 Wijze van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1. afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2. bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3. bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5. dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6. goothoogte van een bouwwerk
vanaf het tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7. inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8. oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met daaraan ondergeschikt:
e. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met de daarbij behorende;
f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is
toegestaan.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Tabel 3.1
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 en 3.4 ten behoeve van het toestaan van paardenbakken buiten het bouwvlak bij een
burgerwoning
toe te staan
, met inachtneming van het volgende:
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
3.4.1 Voorwaardelijke verpichting
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels zoals bedoeld in artikel 3.4 onder e ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:
3.6 Omgevingsvergunning
3.6.1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
3.6.2. Uitzonderingen
Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
3.6.3. Voorwaarde
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 3.1 onder b bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1. Nieuwe Natuur
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
3.7.2. Ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
met daaraan ondergeschikt:
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde het maximum oppervlak aan bijgebouwen te vergroten tot 250 m² met inachtneming van het volgende:
4.4 Specifieke gebruiksregel
a. Paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.
b. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
c. Bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten
behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan
5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen.
b. Bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning.
c. Het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste
4
10.
d. Het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
g. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing met
dien verstande dat het vloeroppervlak ten behoeve van de nevenfuncties ten hoogste
35% van de maximaal toegestane bebouwing bedraagt.
e. De vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
f. kleinschalig kamperen is niet toegestaan.
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de
gebruiksregels zoals bedoeld in artikel 4.4 onder g ten behoeve van de nevenfunctie
kleinschalig kamperen, onder de volgende voorwaarden:
Ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 4.1 ten behoeve het toestaan van één of meer, anders dan bij recht
toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake
is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit
van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is
vastgesteld. Dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over
de inrichting van erf;
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Artikel 8 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen bouwwerken;
e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 9 Overige regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
10.3 Objectgebonden overgangsrecht
Artikel D Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels Berkendijk 4 en 13a te Heino'.