direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 7, voormalig terrein Slotman (Raalterstraat-Weversweg)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20140005-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte, partiele herziening nr. 7, voormalig terrein Slotman (Raalterstraat-Weversweg)' van de gemeente Raalte.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.BP20140005-0002 met de bijbehorende regels.

1.3 Verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte, partiele herziening nr. 7, voormalig terrein Slotman (Raalterstraat-Weversweg)' opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0177.BP20140005-0002.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwd

twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.

1.7 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.10 Bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 Bouwvlak:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 Bijbehorend bouwwerk:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan een woning waarbij het volgende geldt:

functioneel ondergeschikt betekent dat bewoning van bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan (met uitzondering van bewoningsfuncties zoals bijkeukens, bergingen en natte groepen);

bouwkundig ondergeschikt betekent dat het bijbehorend bouwwerk moet voldoen aan de voor de bijbehorende bouwwerken geldende bouwregels.

1.16 Extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.17 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 Hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.19 Kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.20 Landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.21 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.22 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.23 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.24 Peil:

voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.25 Seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.26 Voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.27 Woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.28 Wooneenheid:

één woning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 Inhoud van een bouwwerk, niet zijnde recreatiewoningen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 Oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. (infiltratie) groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. speelvoorzieningen;
d. waterlopen en waterpartijen;
e. voet- en rijwielpaden;
f. extensieve dagrecreatie;
g. een boomgaard, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – boomgaard';
h. voorzieningen ten behoeve van bijen;

met de daarbij behorende:

i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boomgaard';
j. kunstwerken;
k. kunstobjecten;
l. voorzieningen van algemeen nut met een signaleringsfunctie;

met daaraan ondergeschikt:
m. in- en uitritten;
n. verhardingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een bijenstal worden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 25 m² bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
b. overkappingen zijn niet toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de milieusituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. erven en terreinen;

met de daarbij behorende:
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:
d. in- en uitritten;
e. verhardingen;
f. nutsvoorzieningen;
g. (infiltratie)groenvoorzieningen;
h. water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van voor de voorgevel van en aansluitend aan woningen gelegen:
a. entreeportalen, erkers en luifels tot een diepte van 2,5 m;
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, tot een diepte van 1,5 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van pergola's die niet hoger mogen zijn dan 2,7 m, alsmede vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
b. overkappingen zijn niet toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonstraten, pleinen en paden;
b. voet- en rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen, waaronder overdekte parkeervoorzieningen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';

met de daarbij behorende:
d. kunstwerken;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. waterlopen;
g. kunstobjecten;
h. nutsvoorzieningen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
j. speelvoorzieningen;
k. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 respectievelijk 5,5 meter.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. een goede woonsituatie;
e. de milieusituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van de gronden als stallingsplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de woningen aaneengebouwd moeten worden als meer dan één woning wordt gerealiseerd;
b. in afwijking van het bepaalde onder sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de woningen ook gestapeld mogen worden;
c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
d. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal en , indien van toepassing minimaal, de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'; 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)', minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'minimum goothoogte (m)';
e. in afwijking van het gestelde onder sub d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een hogere goothoogte worden gerealiseerd, met dien verstande dat deze hogere goothoogte maximaal over een lengte van 20 % van de betreffende gevel mag worden gerealiseerd;
f. indien de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' als T-vorm wordt uitgevoerd geldt, in afwijking van het gestelde onder sub d het volgende:
1. ter plaatse van het gedeelte van het gebouw aan de achterzijde dat haaks op de bebouwing aan de voorzijde staat, mag afgeweken worden van de opgenomen minimum goothoogte;
g. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
h. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³ tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)' anders is aangeduid;
j. in afwijking van het gestelde onder sub h geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)' waar een volume van 780 m³ is opgenomen ook als maximum volume indien twee woningen worden gerealiseerd.
j. ter plaatse van de aanduiding 'minimum volume (m³) geldt het volgende:
1. indien één woning wordt gerealiseerd bedraagt de inhoud van een woning minimaal 1.200 m³;
2. indien twee woningen worden gerealiseerd bedraagt de inhoud per woning minimaal 600 m³ en de inhoud van de twee woningen tezamen maximaal 1.500 m³ en dienen de woningen aaneengebouwd dan wel gestapeld te worden gerealiseerd;
k. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van de woning(en) gebouwd te worden; de 'gevellijn' geldt als voorgevelrooilijn;
l. daar waar de figuur 'gevellijn' is opgenomen, dient de nokrichting van de woning(en) evenwijdig te lopen aan de 'gevellijn', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt dat, mits de bebouwing als T-vorm wordt uitgevoerd, de nokrichting van de achterzijde van het hoofdgebouw niet evenwijdig hoeft te lopen aan de 'gevellijn'.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) gelden de volgende regels:
a. onverminderd het bepaalde in artikel 6.2.1 bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 75 m² per woning;
b. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 respectievelijk 5,5 meter;
c. voor zover bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd binnen de aanduiding bouwvlak én daardoor de woningen met elkaar geschakeld worden, geldt in afwijking van het gestelde onder sub b als maximum goot- en bouwhoogte, de maximale goot- en bouwhoogte die geldt voor het hoofdgebouw.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' worden gebouwd;
b. erf- en terreinafscheidingen mogen binnen en buiten het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' gebouwd worden met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en op overige plaatsen maximaal 2 meter bedraagt;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f. de milieusituatie;

6.4 Specifieke gebruiksregels

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van 35% tot een maximum van 50 m² van de woning voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf toegestaan, met in achtneming van de volgende regels:
a. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1. geen sprake mag zijn van bedrijvigheid, die valt onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn;
3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
c. geen sprake mag zijn van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

8.2 Parkeereis

Per woning dienen minimaal twee parkeerplaatsen gerealiseerd te worden en in stand te worden gehouden.

8.3 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 8.2 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen

a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
b. Seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening nr. 7, voormalig terrein Slotman (Raalterstraat-Weversweg)'.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………………....


De voorzitter, De griffier,


……………… ………………