direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 2, Schoolbosweg 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20130003-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties weergegeven als gevolg van de realisatie van drie woonkavels en het wijzigen van de agrarische bestemming in een woonbestemming. Ter plekke van de locatie Schoolbosweg 14 worden aanwezige agrarische gebouwen gesloopt en zal de 'agrarische' bestemming naar de bestemming 'wonen' worden omgezet.

In dit rapport zijn de gevolgen van het saneren van de overtollige agrarische bedrijfsgebouwen, het behoud van de voormalige bedrijfswoning en de realisatie van twee nieuwe vrijstaande woningen op basis van rood voor rood toegelicht.

1.1 Aanleiding van het project

Aan de Schoolbosweg 14 te Heino ligt, in het buitengebied, het voormalig agrarisch bedrijf van de initiatiefnemers. De initiatiefnemers zijn voornemens de agrarische bedrijfsactiviteiten te beëindigen. De bestaande schuur direct naast de voormalig bedrijfswoning zal verkleint worden naar 77 m2 daarnaast zal de hooiberg van circa 62 m2 behouden blijven. Deze gebouwen blijven bestaan ten dienste van het beheer van de gronden. Er is meer dan 1 hectare landbouwgrond in beheer.

De overtollige gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf worden gesaneerd. In totaal worden er twee woningen als compensatie gerealiseerd.

1.2 Huidige planologische regeling

In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte', vastgesteld 8 juni 2012, staat het volgende vermeld:

  • 1. de planlocatie heeft de bestemming agrarisch met een bouwblok;
  • 2. in de voorschriften van de bestemmingen is opgenomen dat de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

1.3 De procedure

Burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte zijn voornemens de geschetste bouwmogelijkheden mogelijk te maken middels een partiele herziening. De functiewijziging bestaat uit de wijziging van agrarisch naar wonen en een inperking van de toegestane bebouwingsmassa. In de aard van de bestemming vindt een verruiming plaats, in de zin dat de bouw van twee extra woningen mogelijk wordt gemaakt.

1.4 Opzet van de toelichting

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties van het project op de omgeving weergegeven. Alle deelaspecten worden beschreven, waarbij de uitweiding per onderdeel is aangepast aan de mate waarin het project afwijkt van het geldende bestemmingsplan. De volgende deelaspecten worden beschreven:

Beschrijving van het project (gebied) planologische kader:

  • rijksbeleid;
  • provinciaal beleid;
  • gemeentelijk beleid;
  • effect van het project:
  • planologisch;
  • stedenbouwkundig;
  • milieu;
  • geluid;
  • lucht, licht en trillingen;
  • water;
  • archeologie;
  • bodem;
  • externe veiligheid;
  • economische uitvoerbaarheid.

1.5 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 2, Schoolbosweg 14' bestaat uit de volgende stukken:

  • de verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0177.BP20130003-0002 schaal 1: 1000) en een renvooi;
  • de regels;
  • de toelichting.

Op de verbeelding zijn de toegekende bestemmingen in het plandeel weergegeven. De bestemmingen corresponderen met de planregels, waarin bepalingen zijn opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende afwegingen en motieven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsprofiel

Het project is gelegen aan de Schoolbosweg in het buitengebied van de gemeente Raalte. Het bedrijf ligt circa 2650 meter ten oosten van de bebouwdekom van Heino.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0001.png"

Regionale situering, Schoolbosweg 14, Heino (bron: Google maps)

De directe omgeving van de planlocatie kenmerkt zich voornamelijk door landbouw. De ruimere omgeving kenmerkt zich door het gebruik van gronden voor recreatie en door grondgebonden landbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0002.png"

Locale situering, Schoolbosweg 14, Heino

Het plangebied is gevestigd binnen het oude hoevenlandschap waar van vroeger uit de agrarische activiteiten zijn gevestigd. De huidige bouwwerken zijn geen historisch waardevolle bouwwerken en zijn niet verbonden met specifieke gebiedskenmerken. De compensatie woningen worden gerealiseerd op het noordelijke deel van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0003.png"

Kadastraal perceel, Schoolbosweg 14 te Heino

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk is het beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening beschreven en beoordeeld. Het beleid waaraan ruimtelijke plannen worden getoetst, zowel op rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau, wordt weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Het nationaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de 'Nota Ruimte' met een looptijd tot 2020. Voor de periode 2020-2030 is een doorkijk opgenomen naar de lange termijn. De Nota Ruimte is door de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal goedgekeurd en vastgesteld op 17 mei 2005 en respectievelijk 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte beschikbare oppervlak in Nederland.

De regering richt zich hierbij specifiek op vier doelen:

  • 1. versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • 2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • 4. borging van de veiligheid.

Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.

Het ruimtelijk beleid moet ervoor zorgen dat de verhouding tussen bouwen in stedelijke gebieden en in landelijke gebieden in balans blijft. Een precieze invulling van deze balans kan volgens het Rijk het beste plaatsvinden door de provincie. De gemeenten nemen vervolgens het initiatief bij het bepalen van het precieze aantal woningen. Bundeling van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) staat nog steeds voorop, echter wordt geconstateerd dat er vraag is naar zowel centrumstedelijke milieus, groenstedelijke milieus als naar meer ruimte in en om de woning.

Conclusie

Het toestaan van het bouwinitiatief is niet in strijd met het rijksbeleid en komt tegemoet aan de onderdelen duurzame ontwikkeling en de bevordering van een vitaal platteland. Door het saneren, de nieuwe aanplant en de realisatie van de nieuwe woningen, worden het aangezicht en de beleving van het platteland sterk verbeterd.

Ecologische Hoofdstructuur

Het project ligt op ruim 650 meter ten noorden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is het samenhangende stelsel van natuurgebieden en andere terreinen met natuur waarden dat de biodiversiteit in Nederland duurzaam moet veiligstellen. De provincie beschermt met name de 'kern kwaliteiten' van de ecologische hoofdstructuur.

De ontwikkelingsopgaven van de gehele EHS zijn:

• het ontwikkelen van nieuwe natuur;

• het realiseren van agrarisch natuurbeheer;

• het realiseren van ecologische verbindingszones;

• het realiseren van robuuste verbindingen en poorten.

Voor de omgeving van het project gaat het met name om de bescherming en ontwikkeling van de ecologische hoofd structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0004.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 en EHS. (Bron Minlnv)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisieverordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'de goede functie op de goede plek en op de goede manier ingepast in de omgeving'. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt. Ten aanzien van het landschap heeft de provincie Overijssel de volgende ambitie: het versterken van de identiteit en onderlinge diversiteit van landschappen en dorpen. Voor cultureel erfgoed heeft de provincie de volgende ambitie: het behoud en versterken van cultureel erfgoed (monumenten, industrieel en agrarisch erfgoed).

Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus worden geambieerd. De rust en de ruimte van het buitengebied bieden echter ook andere aantrekkelijke woonmilieus, waar mensen goed en plezierig wonen voor nu en in de toekomst. Hierbij gaat het om de voormalig agrarische bedrijven waaronder het project valt. Bij het project zal een kleinschalige vorm van biologische landbouw blijven waardoor de beleving van het platteland voor de toekomstige woningen sterk tot zijn recht zal komen.

Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0005.png"

Afbeelding: gebiedskenmerken kaart (bron: omgevingsvisie Overijssel)

Dekzandvlakte en ruggen

De dekzandruggen krijgen een beschermde bestemmingsregeling gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidig reliëf. De ontwikkelingen dienen bij te dragen aan het zichtbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Uitgangspunt hierbij zullen de strekkingsrichting van het landschap gevormd door afwisseling van beekdalen en ruggen zijn.

Het oude hoevenlandschap

Het oude hoevenlandschap is ontstaan nadat de grote essen bezet waren, de boeren gingen op zoek naar hoge dekzandkoppen en hebben deze ontgonnen. De dragers zijn essen, kampen, oude erven (al dan niet geclusterd) en weidegronden langs beken. De oude erven zijn zeer bepalende onderdelen in deze landschapstypen. Door groter wordende bebouwing werd het open karakter bedreigd.

De ambitie is gericht op kwaliteitsverbetering van het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en de accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

Wanneer de richting van de sturing wordt geprojecteerd op de ruimtelijke ontwikkeling in het voorliggende plan, blijkt dat de ontwikkeling goed aansluit bij ambities van het provinciebestuur. Het onderhavige 'rood voor rood'-project is een verbetering voor de landschappelijke kwaliteit. De functieverandering van veehouderij naar wonen draagt bij aan behoud en is voornamelijk een versterking voor de landschappelijke omgeving. Het behoud van de biologische agrarische hobbymatige activiteit geeft een zekerheid voor het behoud van de agrarische kwaliteiten.

Conclusie

Gezien de ligging van het project kan worden gesteld dat de activiteiten aansluiten en geen invloed uitoefenen aan het behoud van de bestaande kwaliteiten in de omgeving. De gewenste ontwikkeling draagt, gezien het verdwijnen van de oude agrarische bebouwing, bij aan de openheid van de omgeving. Bij het opstellen van het inrichtingsplan is rekening gehouden met het huidige reliëf en is het plan landschappelijk ingekleed met het oog op behoud en verbetering van de bestaande structuren en kwaliteiten. Middels het inrichtingsplan worden de inpassing en de invulling hiervan weergegeven.

3.2.2 Landschapsontwikkelingsplan Deventer, Olst-Wijhe en Raalte

De gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte hebben een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld met als doel een gezamenlijk kader te bieden (23 september 2008), op basis waarvan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied kunnen worden beoordeeld, teneinde de ruimtelijke kwaliteit te behouden en te versterken. Het LOP bevat vier belangrijke componenten:

  • inventarisatie en analyse;
  • De LOP-visie 'Een plus voor het landschap';
  • thematische uitwerkingen;
  • het uitvoeringsprogramma.

Zandgebied

Het gehele zandgebied bestaat uit een afwisseling van oost-westgeoriënteerde dekzandruggen en laagten met weteringen. Binnen het zandgebied is een verdeling waar te nemen: gebieden waar de ruggen een meer uitgesproken karakter hebben in hoogteligging en ruimtelijke verdichting (groen) en het landschap waar de ruggen en laagten ruimtelijk minder structurerend zijn en het ontginningslandschap de boventoon voert (bruin). Naast de ondergrond speelt de ontginningsgeschiedenis (rationele aanpak, periode van ontginningen) een bepalende rol in het karakter van deze gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0006.png"

Het plangebied ligt op basis van het LOP binnen het gebied " Dekzandruggen" binnen het zandlandschap.

De woningen worden passend binnen het landschap gesitueerd, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken behorend bij de gebiedstypering. In het landschapsinrichtingsplan is hier vorm aan gegeven. De ontwerpen van de woningen zullen passend binnen het landschap worden uitgevoerd en door welstand beoordeeld. Hiermee wordt aangenomen dat er voldoende aan de gebiedskenmerken tegemoet wordt gekomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Strategische Visie Raalte

Doelstelling van deze strategische visie (vastgesteld in de raadsvergadering van 28 mei 2008) is richting geven, kaders stellen en keuzes maken voor het langetermijnbeleid van de gemeente Raalte. In deze visie is een aantal ambities en doelstellingen verwoord. Voor het buitengebied zijn de ambities 'Raalte werkt!', 'Raalte zorgt!' en 'Raalte biedt ruimte!' relevant.

Raalte werkt!

De ambitie 'Raalte werkt!' is dat in 2020 de gemeente Raalte een bruisende en vitale lokale economie heeft. De agrarische sector zal in 2020 ingrijpend veranderd zijn, maar nog steeds van vitaal belang voor Raalte. De ambitie wordt gerealiseerd door vrijkomende agrarische bebouwing onder voorwaarden te gebruiken voor (startende) ondernemingen, grootschaligheid in de landbouw (passend in een kleinschalig landschap en zorgen voor variatie in het landschap) mogelijk te maken, economische activiteit stimuleren op het platteland. Deze ambitie is niet van toepassing voor het plan.

Raalte zorgt

De ambitie 'Raalte zorgt!' houdt in dat in 2020 de gemeente Raalte zich op het gebied van zorg onderscheidt. Deze ambitie wordt onder andere gerealiseerd door realisatie van zorgboerderijen. Deze ambitie is op onderhavig plan niet van toepassing.

Raalte biedt ruimte

De ambitie 'Raalte biedt ruimte!' wordt als volgt ingevuld: in 2020 is de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied een van de kernkwaliteiten van Raalte. De agrarische sector die in 2020 gevarieerder is geworden, is partner in het natuur- en landschapsbeheer. Grootschalige bedrijven zijn landschappelijk ingepast in daartoe aangewezen gebieden. Nieuwe vormen van economische activiteit hebben hun plaats gevonden in het buitengebied. De gemeente wil de ambitie realiseren door onder andere: gerichte gebiedsontwikkeling van het buitengebied, vormen van verbreding van activiteiten faciliteren, mits ze voldoen aan geformuleerde kwaliteitseisen, herbestemming van agrarische gebouwen toestaan, mits overbodige schuren worden opgeruimd en de recreatiefunctie van het landschap versterken, onder meer door het stimuleren van leisurefuncties.

Toetsing van het initiatief aan de 'Strategische visie gemeente Raalte'

Met onderhavig initiatief wordt landschapontsierende bebouwing gesloopt en komen er twee compensatiekavels en de woningen worden op een landschappelijk verantwoorde manier in de omgeving ingepast, waarmee de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.

3.3.2 Waterplan Raalte 'Een helder verhaal'

Het Waterplan Raalte (14 november 2008) is een gezamenlijke productie van de gemeente Raalte en het Waterschap Groot Salland. In het Waterplan wordt het kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd worden.

Het Waterplan vormt een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht (klimaatbestendig) watersysteem en biedt daarnaast een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. Het Waterplan heeft geen wettelijke basis, maar vormt een functioneel beleidsdocument. Het plan richt zich op zowel het watersysteem binnen de bebouwde kernen van de gemeente Raalte als daarbuiten.

In het waterplan is de visie weergegeven hoe de gemeente Raalte en het Waterschap Groot Salland om wensen te gaan met water. Kern van de visie is dat in 2015 het watersysteem binnen de gemeente Raalte veilig, schoon en aantrekkelijk is. Het watersysteem voldoet aan de eisen vanuit landelijk, provinciaal en regionaal beleid en heeft een duidelijke meerwaarde. Bij het nemen van maatregelen wordt geanticipeerd op de gevolgen van klimaatverandering.

3.3.3 Woonvisie

De gemeente Raalte heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2006-2015. Wonen staat hoog op de politieke agenda van Raalte. In 2002 is een woningmarktanalyse Raalte uitgevoerd. Dit onderzoek is in 2005 herijkt.

Met de woningmarktanalyse en deze Woonvisie wil de gemeente Raalte:

  • inzicht geven in de ontwikkelingen op de woningmarkt in Raalte;
  • een visie neerleggen over het wonen in Raalte in pakweg 2015, als basis voor keuzen die rond het wonen gemaakt moeten worden. Daarmee is deze Woonvisie tevens een kader voor uitwerking van concrete projecten of besluiten over de inzet van middelen. Op het niveau van de gemeente en op het niveau van de afzonderlijke kernen;
  • de link leggen tussen wonen sec en andere beleidsterreinen. Enkele jaren geleden is de term volkshuisvesting veranderd in de term wonen. Deze nieuwe term geeft uitdrukking aan het feit dat wonen niet alleen bestaat uit voldoende daken, maar dat het ook te maken heeft met leefbaarheid, met welzijn en zorg, ruimtelijke inrichting enzovoort;
  • een duidelijke structuur neerleggen voor de inzet van de gemeente en de vraag aan derden, om de ambities in deze Woonvisie te verwezenlijken. Deze structuur gaat in op instrumenten en op het proces. Het aantal sturingsinstrumenten van de gemeenten is de afgelopen jaren drastisch beperkt. Subsidiemogelijkheden zijn er nauwelijks meer. Dit neemt niet weg dat de gemeente nog wel degelijk kan beïnvloeden wat er met het wonen in Raalte gebeurt. Dit zal meer dan voorheen in coproductie met andere partijen moeten gebeuren. Deze Woonvisie legt de basis onder de activiteiten van de gemeente en de communicatie en samenwerking met derden.

Omdat dit bestemmingsplan alleen het onderhavige Rood voor Rood project omvat is hier alleen het doel van de vastgestelde woonvisie weergegeven. Het besluit tot het verlenen van medewerking en de anterieure overeenkomst behorende bij het project zijn voorafgaand aan de vaststelling van de woonvisie genomen.

3.3.4 Bestemmingsplan

Het burger bindende gemeentelijke beleid is voor de locatie Schoolbosweg 14 vastgelegd in het 'bestemmingsplan Buitengebied' van de gemeente Raalte, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2012. In het bestemmingsplan heeft de omgeving de bestemming 'agrarisch met waarden; landschapswaarden' plus de dubbelbestemming 'waarde archelogie 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0007.png"

afbeelding: uitsnede vigerende bestemmingsplan (bron: gemeente Raalte)

Het project betreft het opheffen van het agrarisch bouwperceel, de sanering van de bedrijfsgebouwen, de omzetting van de bedrijfswoning tot burgerwoning en de bouw van de twee nieuwe woningen op de plek van de voormalige stallen.

Binnen het vigerende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van één woning, het plan omvat de realisatie van twee compensatiewoningen.

Een planherziening wordt toegepast om het plan mogelijk te maken. De voorwaarden voor de herziening zijn dat de landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Er worden twee woonkavels aan het perceel toegevoegd, waarbij er per kavel een woning wordt gesuitueerd van ten hoogste 750 m3.

Door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Beleidsnota rood voor rood

Het hoofddoel van de Rood voor Rood-regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De gemeente heeft rood voor rood beleid voor het laatst gewijzigd vastgesteld op 18 oktober 2012 in de beleidsnota rood voor rood van de gemeente Raalte. De Rood voor Rood-regeling voorziet in het slopen van landschapsontsierende bebouwing en investering in een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de resterende bebouwing. Financiering vindt plaats door het realiseren van zogenaamde compensatiekavels, waarop een woning mag worden gebouwd.

Relatie sloop en bouwkavel

Uitgegaan wordt van sloop van alle bedrijfsgebouwen, met een minimum van 850 m2 aan bedrijfsbebouwing. Hiervoor mag één compensatiekavel met een grootte van 1000 m2 worden ontwikkeld. Per kavel mag een woongebouw van maximaal 750 m3 worden gebouwd met maximaal 100 m2 aan bijgebouwen. Een rechte-venredig veelvoud van de te slopen bedrijfsgebouwen, kan in principe leiden tot een extra compensatiekavel wanneer dit voor de financiering van de sloopkosten nodig is.

Er zal één bestaande schuur van 77 m2 en een hooiberg van circa 62 m2 bij de voormalige bedrijfswoning behouden blijven. Deze gebouwen blijven bestaan ten dienste van het beheer van de gronden. Er is meer dan 1 hectare landbouwgrond in beheer

Tegenprestatie / compensatie

Karakteristieke bebouwingspatronen moeten worden versterkt. De aanwezigheid van erven, als groene eilanden in een groot landelijk gebied, al dan niet met elkaar verbonden door een wegbegeleidende beplanting, zijn van grote landschappelijke waarde. De samenstelling van de bebouwing en beplanting op een erf, het ensemble, is van grote waarde voor de herkenbaarheid van een erf in het landschap.

Conclusie

Het project voldoet aan de gestelde voorwaarden binnen het functieveranderingsbeleid. Er is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk om de twee extra woonbestemmingen en de omzetting van de bedrijfswoning naar burger bewoning mogelijk te maken. De gemaakte afspraken over de te realiseren woningen en de te slopen vierkante meters zijn terug te vinden in de door de initiatiefnemers ondertekende rood voor rood-overeenkomst.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke visie en inpassing

De rood voor rood-plannen van de initiatiefnemers zijn in aard en vormgeving afgestemd op de ruimtelijke situatie van de landelijke omgeving.

Het landschap is volgens de 'Omgevingsvisie' ingedeeld als landschapszone 'Mixlandschap'. Het betreft een landschap met een karakteristiek van rationele agrarische verkavelingen en een veelal rechte en functionele agrarische wegenstructuur.

Het verdwijnen van de agrarische activiteiten heeft een positieve invloed op de omgeving. De compensatiewoningen naast de oorspronkelijke bedrijfswoning zijn passend binnen het mixlandschap.

De nieuwe woningen worden op de plek van de voormalige agrarische bebouwing met de voorkant richting het landschap gesitueerd. De situering op deze wijze zorgt voor een prettig toekomstig woon- en leefklimaat. De tuinen van zowel de bestaande woningen als de nieuw te realiseren woning worden omsloten door landschappelijke hagen. Bij de keuze van de beplanting is rekening gehouden met de gebiedskenmerken van het oude hoevenlandschap, zoals wordt omschreven in de omgevingsvisie. De situering van het nieuwe erf is eveneens passend bij het landschapstype.

Door een landschapsbureau is in opdracht van de initiatiefnemers een inrichtingsplan opgesteld voor de onderhavige percelen. Het erfinrichtingsplan is door de gemeente goedgekeurd, de uitvoer van de aangegeven ruimtelijke kwaliteit is geborgd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0008.png"

Toekomstige situatie nieuwe kavel: woningen plus bijgebouwen en aanplant

Het bouwplan betreft de realisatie van de compensatiewoningen op de plaats van de voormalig veestallen. De bestaande hooiberg bij de bedrijfswoning zal gehandhaafd blijven. Het terrein wordt opgesplitst in drie delen waarvoor de drie in- en uitritten behouden blijven. De architectuur van het bouwplan zal architectonisch worden afgestemd op de kwaliteiten van de omgeving en aansluiting vinden bij de gebiedskenmerken. Bij de bouwaanvraag zal de welstandscommissie het plan beoordelen. De volledige inrichtingskaart op schaal is als Bijlage 2 bijgevoegd.

Conclusie

De bouwplannen zullen qua architectuur afgestemd worden op de bestaande bebouwing en passend zijn binnen de directe omgeving. Bij het inrichtingsplan worden de gebiedskenmerken gerespecteerd en vinden de plannen aansluiting bij de ontwikkelperspectieven. Het inrichtingsplan is als bijlage Erf en landschapsplan aan het plan gevoegd.

Hoofdstuk 5 Projectprofiel

5.1 Rood voor Rood

In het verzoek hebben de initiatiefnemers de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan het realiseren van de woningen en de sanering van de bestaande bedrijfsgebouwen . De partijen hebben de rood voor rood-overeenkomst getekend. De regeling geeft de initiatiefnemers het recht om de compenserende woningen te realiseren, en de plicht te voldoen aan de gestelde voorwaarden zoals in de overeenkomst omschreven. De planologische procedure zal in de vorm van een partiële herziening van het bestemmingsplan worden gevolgd.

Het project betreft hier de sanering van 2.101 vierkante meter aan bedrijfsgebouwen. Er zal één schuur ten behoeve van de twee nieuwe woningen worden gerealiseerd. Alles zal plaatsvinden binnen de contouren van het huidige erf, zoals in het landschapsinrichtingsplan is vastgelegd.

Conclusie

Het project past in het rood voor rood-beleid van de gemeente.

5.2 Verkeer en parkeren

De bouwplannen zijn gelegen op een private kavel in het buitengebied van de gemeente Raalte met beide voldoende ruimte. Het parkeren kan en zal op eigen terrein/erf plaatsvinden. Op het erf is voldoende ruimte voor parkeerplaatsen. De parkeermogelijkheden zijn ruimschoots meer dan de standaard van 1,7 parkeerplaats per woning van de landelijke CROW-norm voor kernen en conform gemeentelijk beleid. De bouwplannen hebben een zeer beperkte invloed op de verkeerssituatie en verkeersintensiteit. Per saldo zal het zwaar agrarisch en bevoorradingsverkeer afnemen en neemt het personenvervoer licht toe. Na realisatie van het plan is sprake van een drietal woningen, waaronder de voormalige bedrijfswoning. Het aantal verkeersbewegingen per dag wordt geprognosticeerd op 3 autobewegingen per woning per dag. De gevolgen voor het autoverkeer zijn nihil.

Conclusie

Het parkeren kan en zal volledig op eigen terrein plaatsvinden. Het plan heeft nagenoeg geen gevolgen voor de verkeersintensiteit in de directe omgeving.

5.3 Riolering en overige nutsvoorzieningen

De nieuw te bouwen woningen zullen in de tokomst op het drukwaterriool aangesloten worden. Voor wat het hemelwater betreft, dit zal in de directe omgeving worden geloosd binnen het omliggende groen. Alle gangbare nutsvoorzieningen zijn aanwezig op de locatie. De nieuwe woningen worden aangesloten op de bestaande infrastructuur.

Conclusie

De riolering en het overige nutsvoorzieningentracé vormen geen belemmeringen voor de bouwplannen.

5.4 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Het plangebied is aangeduid als middelhoog en laag op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente raalte. Hiervoor gelden de volgende bepalingen;

  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart) bij plangebieden groter dan 5000 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha én bij een verstoring dieper dan 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0009.png"

Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart

Cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn gebouwen aanwezig met cultuurhistorische waarde en gebouwen zonder cultuur historische waarde. Dit zijn de woonboerderij met oorspronkelijke deel en de nabij gelegen schuur en hooiberg. Deze zijn waardevol en worden niet aangetast. Op de beleidskaart van de provincie Overijssel worden de bouwwerken niet aangemerkt als cultuurhistorisch of waardevol. Onderstaande afbeelding is een uitsnede van deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0010.png"

afbeelding: uitsnede cultuurhistorischewaardenkaart. (bron atlasvanoverijssel.nl)

De voormalige varkensstallen hebben geen cultuurhistorische waarden, deze worden in het plan gesaneerd.

Conculsie

Het bouwplan van het project is gelegen op agrarische grond waar de schuren hebben gestaan. Hierdoor is de grond in het verleden al met machines bewerkt en zullen er geen ongeroerde/verstoorde gronden worden aangetast. Er zijn geen archeologische verwachtingen voor de nieuwe bouwkavels. Bij de bouwwerkzaamheden blijft een meldingsplicht, zoals omschreven in de WAMZ, van kracht. Een archeologisch onderzoek wordt niet als noodzakelijk geacht mede doordat het bouwplan binnen de gestelde oppervlaktegrenzen blijft.

Het uitvoeren van archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht, de verwachte verstoringen in ongeroerde grond zijn nihil.

5.5 Milieuaspecten

5.5.1 Geluid

De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Voor nieuwe bouwlocaties geldt een onderzoeksplicht indien ze zijn gelegen binnen zones als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

Wegverkeerslawaai

Overeenkomstig artikel 82.1 van de Wgh, is voor woningen binnen een geluidszone van een weg de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, 48 dB, de zogenaamde “voorkeursgrenswaarde”.

De maximaal te verlenen ontheffingswaarde voor nog niet geprojecteerde woningen in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB voor wegverkeerslawaai. Bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, maar niet van de maximale ontheffingswaarde, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0011.png"

afbeelding: geluidscontouren. bron geluidsmodel gemeente Raalte

Conclusie

De nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen hebben geen geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. De gevelbelasting valt binnen deze geluidscontouren <43 dB en gaat niet over de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit betekent dat er voor de nieuw te realiseren woning geen aanvullend onderzoek naar een hogere geluidsbelasting hoeft te worden uitgevoerd.

5.5.2 Bodem

In opdracht van Rombou heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 5 december 2012 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Schoolbosweg 14 te Heino (gemeente Raalte).

Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging en voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.

Conclusie

Op basis van het sterk verhoogde gehalte minerale olie welke is aangetroffen in de ondergrond ter plaatse van boring B1, dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aard en omvang van de verontreiniging. Hierbij dient bepaald te worden of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (meer dan 25 m3 verontreinigde grond). Dit betekent dat de verontreiniging in zowel het horizontale als in het verticale vlak afgeperkt dient te worden middels een aantal aanvullende boringen. Indien blijkt dat sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging, zal bepaald dienen te worden of er sprake is van een spoed eisend geval. Op basis hiervan kan worden bepaald of eventuele saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dan dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling dan dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

Het bodemonderzoek is als bijlage Bodemonderzoek aan het plan gevoegd.

Plan van aanpak bodemsanering

In opdracht van Rombou heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. een plan van aanpak opgesteld voor de aangetroffen bodemverontreiniging op de locatie.

Aanleiding voor het opstellen van het plan van aanpak is de aangetroffen bodemverontreiniging en de geplande sloop van de opstallen en de daaropvolgende nieuwbouw op de locatie. Doelstelling van het plan van aanpak is het uitwerken en beschrijven van de te realiseren saneringsdoelstelling.'

Het bevoegde gezag heeft ingestemd met plan en hierbij behorende randvoorwaarden, hiermee kan het plan in procedure. Voorafgaand aan het aanvragen van een omgevingsvergunning zal uitvoering worden gegeven aan het plan. Om deze verplichting te waarborgen is er binnen de bestemming wonen in de specifieke gebruiksregels een voorwaardelijke bepaling opgenomen met als bijlage het plan van aanpak. De feitelijke sanering zal dan ook voorafgaand aan een aanvrag in uitvoering worden gebracht.

5.5.3 Water

Rijksbeleid

Het rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer.

In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'vasthouden-bergen-afvoeren' staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter te worden vastgehouden.

Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op water, de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument, waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 vierkante meter. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Beschermingszone primaire, regionale of overige waterkering

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkering moet ten allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De beschermingszone van de waterkering is op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering".

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet ten allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning

Het plangebied of een gedeelte daarvan ligt in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Afvalwater via drukriolering

Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit, waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl//. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

Conclusie

De bouwplannen zijn niet strijdig met de Wet- en regelgeving rond het thema water. De watertoets en correspondentie met het waterschap is als bijlage Watertoets bijgevoegd.

5.5.4 Overstromingsrisico

Op grond van de provinciale omgevingsverordening wordt aandacht besteed aan het overstromingsrisico. Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van dijkring 53, Salland; een minder snel en ondiep onderlopend gebied. De dijk heeft een overschrijdingsnorm van eens per 1.250 jaar. Het plangebied is gelegen in een 'potentieel overstroombaar gebied' en is daarmee geen direct overstroombaar gebied. Dit is gelegen in het feit dat het projectgebied op een gemiddelde maailveldhoogte ligt van ruim 5 meter +NAP.


afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0012.png"

afbeelding: overstromingsrisico. bron risicokaart Overijssel

Uit de afbeelding is op te maken dat het gebied geen nadere aanduiding heeft en niet als risicovol gebied wordt gezien als het gaat om het overstromingsrisico.

5.5.5 Bedrijven en milieuzonering

In de (aangepaste) VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn richtlijnen vastgelegd voor hindercirkels. Het uitgangspunt in de richtlijnen is 'functiescheiding waar het moet, functiemenging waar het kan'. In de directe omgeving van het bouwplan ligt één agrarisch bedrijf op circa 250 meter van het perceel van de initiatiefnemer. Voor een veehouderijbedrijf geldt een milieuzonering van 50 meter en voor een intensief veehouderijbedrijf 100 meter.

Conclusie

Door realisatie van het bouwplan is er geen sprake van belemmeringen voor de bestaande bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied.

5.5.6 Geurhinder

Bij het voorbereiden en opstellen van een ruimtelijk plan moet onder andere het aspect geurhinder worden beoordeeld. Enerzijds zal moeten worden beoordeeld of ter plaatse een goed woon- en verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd, anderzijds mogen de belangen van omliggende veehouderijen en derden niet onevenredig worden geschaad.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) - per 1 januari 2007 in werking getreden - vormt bij vergunningverlening Wet milieubeheer het exclusieve toetsingskader voor de geurbelasting afkomstig van dierenverblijven bij veehouderijen.

De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort (bedrijven met een intensieve tak) wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede (veelal rundveehouderijbedrijven) gelden vaste minimumafstanden tot dergelijke objecten.

De woningen worden gerealiseerd binnen het bouwblok van de voormalige agrarische  inrichting. De nieuw te bouwen woningen krijgen derhalve de bescherming gelijk aan een bedrijfswoning van een andere veehouderij (afstandseis 50 meter tot een andere veehouderij).

De dichtstbijgelegen veehouderij (Twentseweg 57a) met dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld heeft een geurbelasting van 3 odour op de toekomstige woning aan de Schoolbosweg 14. De berekende geurbelasting is in onderstaande tabel weergegeven. De geurbelasting is lager dan de norm. In de directe nabijheid van de Schoolbosweg zijn geen veehouderijen gelegen waar dieren worden gehuisvest zonder een geuremissiefactor. Aan de minimale afstandseisen voor deze inrichtingen kan dan ook ruimschoots worden voldaan. Hieruit wordt geconcludeerd dat voor de nieuw te bouwen woningen  een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Naam van de berekening: Bestemmingsplan Schoolbosweg 14

Gemaakt op: 15-04-2013  15:25:56

Rekentijd:  0:00:03

Naam van het bedrijf: Twentseweg 57a

Berekende ruwheid: 0,15 m

Meteo station: Eindhoven

Brongegevens:

Volgnr.   BronID   X-coord.   Y-coord.   EP Hoogte   Gem.geb. hoogte   EP Diam.   EP Uittr. snelh.   E-Aanvraag  
1   Stal 1 en 2   215 371   495 437     7,0     5,3   2,87     1,36   12 656  
2   Stal 3   215 382   495 471     4,6     3,8   0,50     4,00     4 675  
3   Stal 4   215 385   495 483     5,0     3,4   0,50     4,00     3 090  

Geur gevoelige locaties:

Volgnummer   GGLID   Xcoordinaat   Ycoordinaat   Geurnorm   Geurbelasting  
4   Toekomstige woning   215 685   495 363      8,0       3,1  

Conclusie

Door realisatie van het bouwplan voor de twee woningen en het omzetten van de bedrijfswonig naar een reguliere woning is geen sprake van belemmeringen voor het naastgelegen veehouderijbedrijf en wordt tevens een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd voor de nieuwe woningen.

5.5.7 Luchtkwaliteit

Op basis van de luchtkwaliteitseisen in de Wet luchtkwaliteit, moet in principe bij elke nieuwbouwlocatie een onderzoek worden uitgevoerd. In de praktijk is dit echter niet altijd nodig. Op basis van de publicatie van het Ministerie van VROM (Staatscourant 9 november 2007, nr. 218) worden categorieën aangegeven van gevallen die niet in 'betekenende mate' bijdragen als bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Tot deze categorieën behoren kleinere projecten van bouwkundige of infrastructurele aard die niet langer individueel hoeven te worden getoetst aan de in de Wet gehanteerde grenswaarden. Dit is het geval als de toename van de concentratie zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide het jaargemiddelde met niet meer dan 1% wordt verhoogd. Dit mag worden toegepast totdat het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is vastgesteld.

Conclusie

Het bouwplan van het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een onderzoek luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.5.8 Externe veiligheid

In de externe veiligheidsvisie van de gemeente Raalte (d.d. 26 april 2007) is aangegeven dat nieuwe woongebieden (kwetsbare objecten) niet binnen de contouren van een plaatsgebonden risico mogen vallen. Voor het groepsrisico is bepaald dat binnen bepaalde begrenzingen het groepsrisico mag toenemen.

Het verzoek is getoetst aan deze visie. Het gebied ligt niet binnen de contouren van plaatsgebonden risico's en in de directe omgeving zijn geen risicobronnen aanwezig, waardoor het groepsrisico onevenredig zou toenemen.

In de nabijheid van het project ligt een Bevi-inrichting. Het betreft een camping waar propaan gasbussen aanwezig zijn. Gezien de ligging van de nieuwe woningen ten opzichte van de camping wordt de inschatting gemaakt dat het geen invloed uitoefent op het plangebied. Over de weg vindt nagenoeg geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130003-0002_0013.png"

Afbeelding: risicokaart. Bron: risicokaart.nl

Het bouwplan zelf is ook geen kwetsbaar object of beïnvloedt door aard en inrichting de risicosituatie voor andere objecten.

Conclusie

Binnen het beleidskader externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen voor de bouwplannen.

5.5.9 Flora en Fauna

Het plangebied aan de Schoolbosweg ligt binnen het buitengebied van de gemeente Raalte en valt buiten de Europese vogel- en habitatrichtlijngebieden en de provinciale Natura 2000-gebieden.

De opstallen en de groensturcturen zijn geschikt als broedlocatie voor diverse algemeen voorkomende vogelsoorten. De werkzaamheden zullen buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. De huismus is waargenomen rondom het plangebied. Het is niet uit te sluiten dat er exemplaren broeden in de te slopen opstallen. Het nest van deze soort is een jaar rond beschermd. Er dient nader onderzoek uitgevoerd te worden in de juiste periode.

Er zijn geen vaste verblijf of groeiplaatsen van beschermde plant en diersoorten aangetroffen binnen het plangebied. Op basis van deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn betreft soorten, mits er aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet van toepassing. Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de wet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving.

Binnen een straal van drie kilometer rondom het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt niet in de EHS. De Natuurbeschermingswet en de EHS zijn niet van belang bij de uitvoering van voorgenomen activiteit.

Het rapport is als losse bijlage Flora fauna onderzoek toegevoegd.

Conclusie

Geadviseerd wordt om het vervolgonderzoek tijdig voor te bereiden en de resultaten gaandeweg het onderzoek af te stemmen met de opdrachtgever. Dit om eventuele compenserende of mitigerende maatregelen tijdig voor te bereiden en uit te voeren.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

Elders in deze plantoelichting is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieuaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan; de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.

6.1 Algemeen

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding, waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. Regels zijn gelijkgesteld aan het moederplan.

De bestemming 'wonen' van het perceel Schoolbosweg 14 is op de verbeelding aangegeven.

6.2 De regels

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe

voorkomende eisen betreffende de maatvoering moeten worden begrepen.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemming, 'agrarisch met landschapswaarden', 'wonen' en 'archeologie' welke in het plangebied voorkomt. De regels zijn onderverdeeld in onder andere:

  • bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwings-percentage, etc.);
  • ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag worden afgeweken van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • anti-dubbeltelregel (artikel 5);
  • algemene bouwregels (artikel 6).

In dit artikel wordt de relatie met de bepalingen van de bouwverordening geregeld;

  • Algemene gebruiksregels (artikel 7).

In dit artikel worden de gebruiksregels beschreven. Deze gelden voor het hele plangebied;

  • uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 8);
  • overige regels (artikel 9).

Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er wordt uitgegaan van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig kan wordt toegestaan. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader, dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Wonen

De bouwvlakken die in gebruik zijn c.q. in gebruik worden genomen voor burgerwoondoeleinden zijn bestemd voor 'Wonen'. Binnen het bouwvlak zijn behalve de woning (en eventuele aan- en uitbouwen) ook bijgebouwen, tuin en erf toegestaan. Binnen elk bouwvlak is 1 woning toegestaan. De inhoud van burgerwoningen mag maximaal 750 m³ bedragen. De oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen. Binnen het bouwvlak van een burgerwoning mag een paardenbak worden opgericht. Deze dient uitsluitend voor een hobbymatig gebruik. Paardenbakken zijn in alle gevallen alleen met een afwijking toegestaan.

De toevoeging dat een vrijstaand bijgebouw niet voor bewoning is bestemd, dient om de (meestal ongewenste) situatie te voorkomen dat er geheel los van de woning in bijgebouwen wordt gewoond en zo (bijvoorbeeld de achtertuin) zelfstandige, aparte woonruimten of woningen kunnen ontstaan.

Hoofdregel is dat als het een aangebouwd gebouw is van één bouwlaag, dat is gekoppeld aan de hoofdbouwmassa, het wordt gezien als bijgebouw. Dit dient dan te worden meegeteld bij de toegestane 100 m². Als het aangebouwde gebouw ook een tweede verdieping kent, die vanuit de woning toegankelijk is (bijvoorbeeld een extra slaapkamer boven de garage), dan wordt deze aanbouw gezien als hoofdbouwmassa en telt dus mee bij de toegestane 750 m³.

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Het gebied 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarden' bevat de gronden met hoofdzakelijk agrarisch gebruik, die tevens landschappelijke waarden bezitten. Het betreft hier onder meer gebieden met veel reliëf, zoals de essen in het plangebied. Daarnaast vallen ook de gebieden met een karakteristieke openheid binnen deze zone. Hier dient het agrarische gebruik mede

afgestemd te worden op de aanwezige landschapswaarden. De aanwezige natuuren

landschapswaarden maken het agrarische hoofdgebruik echter niet onmogelijk,

ze zijn zelfs mede afhankelijk van de instandhouding van dit gebruik, maar kunnen

6.4 Handhaving

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.

Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

De gemeente Raalte hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.5 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft een volledig particulier initiatief. Voor dit project is een anterieure overeenkomst gesloten, zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Binnen de overeenkomst zijn eveneens verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de erfinrichting opgenomen. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven. Er zal een overeenkomst worden gesloten voor een eventuele tegemoetkoming in schade, zoals bedoeld in artikel 6.1 / 6.3 Wet ruimtelijke ordening, op de initiatiefnemers wordt verhaald.

6.6 Inspraak en vooroverleg

Het plan is gering van omvang. Een inspraakprocedure wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Het plan wordt als partiële herziening ter inzage gelegd. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro zal de partiële herziening toegezonden worden aan:

  • Provincie Overijssel;
  • Waterschap.
6.6.1 Inspraak reactie provincie Overijssel

Het ontwerpbestemmingsplan Schoolbosweg 14 lag tot en met woensdag 23 juli 2014 ter inzage. Er is geen zienswijze ingediend. Op basis van een ambtelijke reactie is er een overstromingsparagraaf toegevoegd in hoofdstuk 5, te weten paragraaf 5.5.4.