direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Kleine Hagen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20130001-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De gemeente Raalte heeft de ambitie dat elke kern binnen de gemeente in zijn eigen lokale woningbehoefte kan voorzien. Binnen de kern Laag Zuthem is sprake van een bescheiden aantal woningzoekenden. Om in te spelen op deze woningbehoefte heeft de gemeente Raalte plannen ontwikkeld voor woningbouw in de kern Laag Zuthem.

In het kader van de planontwikkeling zijn door de gemeente Raalte meerdere (inbreidings)locaties voor de kern Laag Zuthem afgewogen (zie bijlage 1). Op basis van onderzoek blijkt dat woningbouw op de locatie ten oosten van de huidige kern, tussen de Nieuwe Wetering en de Grote Hagenweg, het meest geschikt is. Ook de provincie heeft bij brief van 17 december 2008 nadrukkelijk ingestemd met deze locatie. De brief van de provincie is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. De ontwikkeling van het gebied zal gefaseerd plaatsvinden waardoor op flexibele wijze ingespeeld kan worden op de actuele woningbehoefte.
Om de uitbreiding zo goed mogelijk in de bestaande ruimtelijke structuur in te passen en om de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied te waarborgen is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan wordt als aanvulling op de gemeentelijke Welstandsnota vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 4 aan het plan toegevoegd.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de eerste fase van de uitbreiding. De eerste fase bestaat uit een cluster woningen, verkeersverbinding met de bestaande kern, het vastleggen van het openbaar gebied rondom het wooncluster langs de Nieuwe Wetering en de landschappelijk inpassing.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0001.jpg"

afbeelding - ligging en begrenzing plangebied

Het volledige gebied dat in aanmerking komt voor de uitbreiding omvat circa 3,3 hectare. Het gebied ligt ten oosten van de Nieuwe Wetering en wordt in het noorden begrensd door de Grote Hagenweg. Omdat het volledige uitbreidingsgebied aanzienlijk groter is dan benodigd voor de actuele en te verwachten woningbehoefte van Laag Zuthem, heeft dit bestemmingsplan betrekking op een deel van het gebied. De oppervlakte van het bestemmingsplangebied bedraagt 1,7 hectare. De begrenzing van het plangebied binnen het volledige uitbreidingsgebied is weergegeven op de afbeelding.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' van kracht. In dit bestemmingsplan, vastgesteld op 8 juni 2012, heeft het plangebied een agrarische bestemming. Op deze gronden is uitoefening van een agrarisch bedrijf toegestaan. Daarnaast worden binnen de agrarische bestemming enkele ondergeschikte functies toegestaan, zoals evenementen. Tevens ligt op het gebied de gebiedsaanduiding 'geen reconstructiezone'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0002.png"

afbeelding - uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Raalte

Naast de agrarische bestemming die op het gebied van toepassing is, geldt voor een zeer klein deel van het plangebied ook de dubbelbestemming Waarde - Landschap -2 (i.c. het met kruisjes aangegeven gebied op de bovenstaande afbeelding). Deze dubbelbestemming is gericht op behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde 'openheid' in het gebied. Tot slot ligt in het plangebied ook nog een archeologische dubbelbestemming, gericht op de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het gebied.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de huidige situatie van het plangebied;
  • in hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de toekomstige invulling van het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 5 beschreven;
  • in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Laag Zuthem

Laag Zuthem is een dorp met ca. 608 inwoners (2012) en is daarmee de op een na kleinste kern in de gemeente Raalte.

Laag Zuthem ligt te midden van agrarisch buitengebied, met aan de oostkant het weidegebied De Hagen en landgoed Den Alerdinck II. De bebouwing ligt op de overgang van een zandlandschap en rivierengebied. De bestaande kern van het dorp bevindt zich aan de westzijde van de Nieuwe Wetering. De laatste nieuwbouw (vijf woningen) heeft aan ’t Weegel plaatsgevonden.

Groen en landschap
Laag Zuthem is een kern die landschappelijk gezien voor een belangrijk deel ligt in een zogenaamd open en grootschalig kom (klei) gebied. Ten oosten van de kern manifesteert zich de overgang naar de landgoederenzone. Deze zone kent een grote afwisseling tussen open en besloten gebieden met grote bospercelen.

2.2 Huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0003.jpg"

afbeelding - huidige situatie plangebied

Het plangebied betreft graslanden van voormalige agrarische bedrijven. Langs de westgrens van het gebied stroomt de Nieuwe Wetering en ten noorden van het gebied ligt de Grote Hagenweg. Beide lijnen zijn structurerende elementen in het landschap. Op de aangrenzende percelen aan de noordzijde staat voormalige agrarische bebouwing en ten oosten van het plangebied liggen weilanden.

De directe omgeving kenmerkt zich door een open bebouwingsstructuur en een rationele verkavelingsstructuur. De voormalige agrarische bebouwing aan de noordzijde bestaat uit enkele voormalige boerderijen en stallen met een lage gootlijn. De woningen direct aan de overzijde van de Nieuwe Wetering zijn voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen eveneens met een lage goothoogte. Daarnaast is de openbare ruimte informeel ingericht en is er veel groen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
    Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de drie bovenstaande relevante nationale belangen. In het kader van de voorgenomen woningbouw in de kern Laag Zuthem zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Op de onderzoeksresultaten en andere relevante milieuaspecten wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.
Met betrekking tot het tweede relevante belang kan gemeld worden dat voor dit bestemmingsplan onderzoek is gedaan in het kader van de Flora- en Faunawet. Met het doen van onderzoek wordt gestreefd naar het behouden en beschermen van mogelijk beschermde soorten.
Tot slot is bij de voorgenomen invulling en opzet van het plangebied uitvoerig gekeken naar de behoefte en ruimtelijke inpassing.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Vanuit het Barro zijn geen beleidsuitgangspunten die een doorwerking dienen te hebben in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel is op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het Streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. De Omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. Een groot deel van het bestaande beleid uit de eerder genoemde beleidstukken is in de Omgevingsvisie voortgezet.

De provincie heeft in haar omgevingsvisie criteria vastgesteld voor ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied ligt conform het provinciaal beleid in het buitengebied. Het gebied ligt echter niet in een gebied met bijzondere natuur- en landschapswaarden dat woningbouw op voorhand ongewenst is. De provincie heeft ambtelijk ingestemd met de voorgenomen uitbreiding van Laag Zuthem.

De provincie acht het van provinciaal belang dat het nieuwe woongebied aangehecht blijft bij de bestaande kern en er een goede landschappelijke overgang naar het aangrenzende landelijke gebied ontstaat. Om de inpassing zo goed mogelijk vorm te geven heeft de provincie de volgende ruimtelijke voorwaarden meegegeven:

  • de woningtypologie moet aansluiten bij de bestaande kern;
  • sociale woningbouw clusteren met ruimte voor water en groen tussen bebouwingsclusters;
  • de woningen zullen conform de huidige van toepassing zijnde omgevingsvisie moeten aansluiten op het landelijke gebied overeenkomstig de kenmerken van de bestaande kern;
  • het bevorderen van het zicht op de Nieuwe Wetering door geen private tuinen te laten grenzen aan de Wetering;
  • bij verkaveling van de duurdere vrije sector kavels kan een grootschaliger opzet worden gekozen, waarbij dan een natuurlijker overgang naar het landelijke gebied ontstaat;
  • de relatie met het bestaande landgoed Den Alerdinck II versterken, bijvoorbeeld door de Grote Hagenweg landschappelijk te versterken als entree naar het landgoed en de nieuwe wijk door (laan-) bomen aan te planten.

Het ontwerp voor het plangebied voldoet aan de door de provincie meegegeven randvoorwaarden. Het plangebied ligt conform het provinciaal beleid in het buitengebied. Het plangebied zelf heeft geen bijzondere natuur- en landschapswaarden waardoor woningbouw op voorhand ongewenst is. Op de Visiekaart behorende bij het in november 2008 door de gemeenteraad vastgestelde 'Landschapsontwikkelingsplan Salland' wordt de voorliggende uitbreidingslocatie voor woningbouw al aangegeven.
Het ontwerp sluit goed aan op de bestaande kern en is tevens goed ingepast in het landelijk gebied. Door het toevoegen van woningbouw wordt ter plaatse een goede overgang van het dorp naar het landelijk gebied gerealiseerd. De voorgenomen uitbreiding is derhalve niet in strijd met de uitgangspunten van de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 is tegelijkertijd met de Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. Elk inhoudelijk thema waar de provincie juridische instrumenten op in wil kunnen zetten, moet in de Omgevingsverordening geregeld zijn. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.

In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie is neergelegd. Bij dergelijke ontwikkelingen geldt bovendien de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing. Ten aanzien van nieuwe woningbouwlocaties is bovendien bepaald dat bestemmingsplannen voorzien in de totstandkoming van nieuwe woningbouwlocaties voor zover de nieuwe woningbouwlocatie naar aard, omvang en locatie in overeenstemming is met een woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel. Deze eis dat er overeenstemming moet zijn met buurgemeenten geldt niet voor buurgemeenten buiten de provincie Overijssel. In dat geval is het voldoende dat aangetoond is dat afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden.

Het voorgenomen plan maakt de uitbreiding van de kern Laag Zuthem mogelijk. De locatie voor de uitbreiding is zorgvuldig gekozen en past mede door de mogelijkheid tot flexibele invulling van het gebied binnen de beleidsuitgangspunten met betrekking tot woningbouw. Het voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met de bepalingen zoals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Raalte 2025+

In de op 27 september 2012 vastgestelde Structuurvisie Raalte 2025+ legt de gemeente Raalte het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2025 vast. Waar nodig wordt verder gekeken dan 2025, vandaar de titel Structuurvisie Raalte 2025+.

De opgaven waar Raalte voor staat zijn zowel ruimtelijk als programmatisch van aard. De ruimtelijke opgaven concentreren zich met name in de kern Raalte. De programmatische opgaven zijn - geheel in de geest van deze tijd - gericht op het afwegen van de (vele) mogelijkheden voor (nieuw)bouw tegen een teruglopend programma. De reeds bekende uitbreidingslocaties voor woningbouw en bedrijventerreinen zullen in de meeste gevallen afdoende zijn. Tegelijkertijd wordt het op het gebied van woningbouw steeds belangrijker de bouwstroom te koppelen aan de wensen van een verouderende bevolking. Kwaliteit is daarom in alle gevallen het uitgangspunt. Dat geldt ook voor de lastige opgave waar Raalte voor staat, namelijk het zo goed mogelijk instandhouden van de voorzieningen in de kleine kernen.

Laag Zuthem
In de Structuurvisie is het gebied De Kleine Hagen aangewezen als uitbreidingslocatie voor Laag Zuthem. Bij ontwikkeling van de volledige uitbreidingslocatie wordt uitgegaan van circa 40 woningen. De verwachting is dat dit aantal te ruim is ten opzichte van de autonome groei. Het is dan ook belangrijk om de beschikbare ruimte zorgvuldig invulling te geven, bijvoorbeeld om aan starters mogelijkheden te bieden om in de kern te blijven wonen.

De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid in Laag Zuthem wordt in de structuurvisie ook als mogelijkheid gezien. Het moet hier met name gaan om lichte kleinschalige bedrijvigheid die goed in te passen is in een woonomgeving (bedrijf aan huis, of op een kleine kavel). Het is niet de bedoeling om in Laag Zuthem een zelfstandig bedrijventerrein te realiseren, hiervoor is Heino de aangewezen opvangkern. Daarnaast is het voor de kern Laag Zuthem van belang om de commerciële en maatschappelijke voorzieningen die in het dorp zijn te behouden.

De centrale opgaven voor Laag Zuthem zijn het verbeteren van de kwaliteit van de dorpsranden, versterken samenhang en benutten water als kwaliteitsdrager.

Het voorgenomen plan voor woningbouw in het gebied De Kleine Hagen in Laag Zuthem past binnen de in de Structuurvisie Raalte 2025+ opgenomen doelstellingen en uitgangspunten. De invulling van het gebied De Kleine Hagen wordt flexibel vormgegeven waardoor optimaal aangesloten kan worden op de actuele woningbehoefte.

3.3.2 Woonvisie Raalte 2006-2015 - Actualisatienotitie woonvisie

De gemeente Raalte heeft in juni 2006 de Woonvisie Raalte 2006-2015 vastgesteld. Vanaf 2006 hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan, noch op de woningmarkt, noch op de verschillende beleidsterreinen. In 2010 is, op basis van het destijds uitgevoerde woningmarktonderzoek, het rapport ´De woningmarkt in Raalte 2009-2025´ verschenen. Dit rapport geeft een beeld van de woningbehoefte in de toekomst. Met de provincie zijn in 2010 prestatieafspraken wonen voor de periode 2010-2015 gemaakt. Op basis van het woningmarktonderzoek, de prestatieafspraken 2010-2015 en actuele ontwikkelingen, is de actualisatienotitie van de Woonvisie Raalte 2011-2015 opgesteld. Deze notitie moet in samenhang worden gezien met de Woonvisie Raalte 2006-2015.

Op hoofdlijnen zijn de ambities uit de vigerende woonvisie nog steeds actueel en kan de ingezette koers worden voortgezet. Echter de huidige economische ontwikkelingen en de invloed daarvan op de woningmarkt vragen om acccentverschuivingen voor de korte termijn (tot en met 2015). Belangrijkste beleidsuitgangspunten voor de komende periode zijn:

  • Aandacht blijven houden voor de kansen voor starters;
  • Betaalbaarheid prominent op de agenda voor de korte termijn;
  • Inspelen op de vergrijzing en extramuralisatie van zorg;
  • Inspelen op de vraag naar kwaliteit.

De komende jaren staan in de gemeente Raalte nog diverse nieuwbouwprojecten op de planning. Voor Laag Zuthem geldt de uitbreiding De Kleine Hagen als nieuwbouwproject. Gezien de demografische ontwikkelingen zal op de middellange termijn een verschuiving plaatsvinden van uitbreiding door middel van nieuwbouw naar het duurzaam beheren van de bestaande voorraad. Bij nieuwbouw blijft fasering en zorgvuldige afweging van de exacte invulling belangrijk. Er moeten toekomstbestendige woningen worden gebouwd en niet meer woningen worden gerealiseerd dan de markt op dat moment aankan. Een constante monitoring van de markt is daarom essentieel.

De gemeente heeft met de provincie een 'Prestatieafspraak Wonen' gemaakt die op 28 juni 2012 nog is geactualiseerd. In de afspraak wordt aangegeven dat op basis van provinciaal beleid (en de Primosprognose 2011) tot 2020 een toename van circa 18.500 huishoudens in de regio West-Overijssel wordt verwacht.
Aangegeven wordt dat als gevolg van de situatie op de woningmarkt er in de periode 2010-2014 minder woningen in West-Overijssel worden gerealiseerd dan afgesproken. Raalte heeft een tot 2015 een harde bestemmingsplancapaciteit van maximaal 1.430 woningen. Voor de prestatie-afspraakperiode richt Raalte zich op het realiseren van netto 633 woningen. De voorliggende plannen passen binnen de geactualiseerde afspraken. De provincie heeft ingestemd met de te bouwen woningaantallen uit de woonvisie.

Om op een juiste wijze in te spelen op de woningbehoefte in Laag Zuthem wordt het uitbreidingsgebied in meerdere fasen ontwikkeld. De eerste fase, waar dit bestemmingsplan op van toepassing is, heeft betrekking op de realisatie van maximaal 15 woningen. Omdat het uitbreidingsgebied in meerdere fasen ontwikkeld wordt is het van belang dat elke fase een beëindiging moeten kunnen zijn van het dorp Laag Zuthem.
In aansluiting op de uitgangspunten uit de woonvisie wordt het gebied De Kleine Hagen voorzien van een flexibele regeling waarmee bij de invulling van het gebied continu aangesloten kan worden op de actuele behoefte.

Verder is er op 21 september 2013 tussen de gemeente Raalte en Plaatselijk Belang Laag Zuthem een convenant gesloten (Dorpsagenda/Dorpsplan plus) waarin het mogelijk houden van wonen in Laag Zuthem voor alle leeftijdsgroepen wordt nagestreefd. Dit convenant is ter informatie als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan worden op-genomen

3.3.3 Groenbeleidsplan 2004, kernen in het groen - Nota Groenhoofdstructuur 2010

Doel van het groenbeleidsplan is het versterken en handhaven van het groene karakter van de gemeente Raalte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst aan bepaalde criteria, zoals cultuurhistorisch inpasbaarheid en ecologisch waardevol. Daarnaast is in het groenbeleidsplan een groenhoofdstructuur aangegeven. Het beleid is gericht op het handhaven, het versterken, het beter ontsluiten en onderling verbinden van de onderdelen van de groenhoofdstructuur. Van belang is dat de groenhoofdstructuur een netwerk of structuur blijft vormen en niet wordt versnipperd. De groenhoofdstructuur is weergegeven op een kaart. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen de bomenstructuur en de schaalbepalende groenelementen.

De bomenstructuur bestaat uit een bomenhoofdstructuur, een bomensubstructuur en puntelementen. De puntelementen betreft de in de groenstructuurvisie opgenomen monumentale bomen. Monumentale bomen zijn speciaal door hun hoge leeftijd, schoonheid of zeldzaamheid. Sinds 1990 bestaat het landelijk register van monumentale bomen. Hierin zijn de belangrijkste bomen en boomgroepen van ons land opgenomen. Er is echter geen landelijke wetgeving en zelfs geen nationaal beleid voor de bescherming van bomen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst aan de criteria die zijn opgenomen in het groenbeleid van de gemeente. Hierbij is het van belang dat deze ontwikkeling aansluit op bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Doelstelling van het groenbeleid is dat er een duurzame ontwikkeling wordt voorgestaan, waarbij de veiligheid en de criteria ten aanzien van het beheer en de ecologische waarden worden meegewogen. Tevens is aandacht voor voldoende speelruimte een belangrijk aandachtspunt.

In de Nota Groenhoofdstructuur 2010 is de Grote Hagenweg vanaf de brug tot aan het perceel Grote Hagenweg 9/9a aangewezen als bomenhoofdstructuur.

De aanwijzing van de Grote Hagenweg als bomenhoofdstructuur heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan aangezien deze strook grotendeels buiten het plangebied ligt. In zijn algemeenheid is in het ontwerp van de voorgenomen uitbreiding van Laag Zuthem op meerdere manieren ruimte gereserveerd voor een groene 'aankleding' van het gebied. Aansluiting op bestaande landschappelijke waarden is hierbij van groot belang geweest. Het bestemmingsplan sluit aan bij de uitgangspunten uit het Groenbeleidsplan 2004, kernen in het groen en de Nota Groenhoofdstructuur 2010.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

In het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Raalte aangegeven met als planhorizon 2010. De hoofddoelstelling van het gemeentelijk verkeersbeleid luidt:

'Het bevorderen van een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor het verrichten van de wenselijke maatschappelijke activiteiten, waarbij alle vormen van verkeershinder zo veel mogelijk beperkt worden.'

Deze hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen:

  • bevordering van de verkeersveiligheid;
  • terugdringen hinder door verkeerslawaai; trillingen door het gemotoriseerde verkeer en barrièrewerking;
  • terugdringen hinder door doorgaand verkeer;
  • verbetering van het verkeersklimaat voor de voetganger;
  • verdere stimulering van het gebruik van de fiets;
  • terugdringen van het vermijdbaar autogebruik;
  • garanderen van de (vracht)autobereikbaarheid voor (economisch) belangrijke bestemmingen;
  • het op elkaar afstemmen van functie (conform categorisering), vorm en gebruik van de wegen;
  • het gebruik van het openbaar vervoer dan wel het collectief personenvervoer verbeteren;
  • bevorderen van een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod van parkeerplaatsen en zorgdragen voor een goed parkeersysteem in de centra;
  • zorgdragen voor een goede bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
  • herinrichtingsplannen, reconstructies, onderhoudswerkzaamheden en dergelijke dienen te worden getoetst aan het categoriseringsplan;
  • controle op naleving van de verkeersregels dient een speerpunt te blijven;
  • samenwerken met en ondersteunen van instanties die zich inzetten ten aanzien van educatie en voorlichting;
  • monitoring van doelstellingen en effecten van het GVVP.

De infrastructuur voor het gebied De Kleine Hagen bestaat in hoofdzaak uit een ontsluitingsweg rondom de woningen. De ontsluitingsweg wordt via een brug aangesloten op de bestaande wegenstructuur in Laag Zuthem. De ontsluitingsweg is zowel toegankelijk voor gemotoriseerd als langzaamverkeer. Ten behoeve van de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten wordt een calamiteitenroute aangelegd.

Met betrekking tot de aanleg van voldoende parkeervoorzieningen worden bij de ontwikkeling van het gebied parkeernormen gehanteerd.

3.3.5 Evenementennota 2008

In 2008 is de Evenementennota vastgesteld. De doelstelling van de nota valt uiteen in vier doelen:

  • openstaan voor initiatieven vanuit de bevolking;
  • de gemeente leefbaar houden door (overmatige) overlast te beperken;
  • duidelijke en eenduidige kaders stellen waarbinnen een evenement kan plaatsvinden zodat aan alle evenementen dezelfde voorschriften worden gesteld;
  • vereenvoudigen van procedures tot vergunningverlening (deregulering).

In de APV staat aangegeven wat onder een evenement wordt verstaan en dat het verboden is zonder vergunning een evenement te organiseren. Binnen de openbare groenbestemming in het plangebied zijn evenementen echter mogelijk. Gekoppeld aan het toestaan van evenementen binnen de groenbestemming is ook in de planregels een omschrijving van het begrip 'evenement' opgenomen. In alle gevallen is echter een vergunning op basis van de APV vereist.

3.3.6 Externe Veiligheid

De gemeente wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om de verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Raalte het externe veiligheidsbeleid geformuleerd in het rapport 'Externe Veiligheid, Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn?' (2007).

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het externe veiligheidsbeleid in acht, zoals dat in de rapportage is beschreven.

De beoordeling van het aspect externe veiligheid staat beschreven in paragraaf 5.4.

3.3.7 Beleidsnota archeologie

Door de wetswijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 september 2007 met de Wet voor de archeologische monumentenzorg (Wamz) zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het archeologische erfgoed binnen hun gemeente grenzen. Gemeenten dienen rekening te houden met mogelijke archeologische waarden bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. De gemeente heeft de mogelijkheid om bij het afgeven van een omgevingsvergunning archeologisch onderzoek te eisen.

De gemeente Raalte heeft haar verantwoordelijkheid vastgelegd in de beleidsnota archeologie die in maart 2010 is vastgesteld. In het kader van de Beleidsnota Archeologie is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd voor het hele grondgebied van de gemeente Raalte. Op basis van het onderzoek is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Per verwachting en ligging van een gebied geldt een onderzoeksplicht.

Onder andere op basis van het gemeentelijke archeologische beleid is in paragraaf 5.2  het aspect archeologie beoordeeld. De consequenties vanuit archeologie voor dit bestemmingsplan staan in deze paragraaf beschreven.

3.3.8 Kadernota Duurzaam Raalte 2012

Tijdens de raadsvergadering van 18 juni 2009 zijn het huidige klimaatbeleid en het uitvoeringsprogramma 2009-2013 vastgesteld. De toen geformuleerde doelstelling kwam overeen met de in het Klimaatakkoord geformuleerde doelstelling:

De gemeente Raalte als samenleving stoot per jaar in 2013 niet meer dan 150 Kton en in 2020 per jaar niet meer dan 96 Kton CO2 uit. Dit bereiken we door grondige energiebesparing en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren.

In het bestuursakkoord 2010-2014 'kiezen in de kern' staat in het onderdeel 'Raalte werkt duurzaam en onderneemt maatschappelijk verantwoord' het streven opgenomen om samen met inwoners en het bedrijfsleven in 2025 te komen tot een klimaatneutrale gemeente. De doelstelling uit dit bestuursakkoord is ambitieuzer dan de oorspronkelijke doelstelling.

Uitgangspunt bij de ontwikkeling van De Kleine Hagen is om aan te sluiten bij de vertrekpunten van de gemeentelijke kadernota. Bij de uitwerking van bouwplannen dient hier nader invulling aan gegeven te worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Proces

In het voortraject van het stedenbouwkundige ontwerp zijn Plaatselijk Belang Laag Zuthem en inwoners direct betrokken. Doelstelling van de ontwikkeling van het gebied is dat dit gefaseerd wordt ontwikkeld waardoor de samenhang met de bestaande kern gewaarborgd kan worden.

4.2 Planbeschrijving

In nauw overleg met de klankbordgroep is een stedenbouwkundig plan ontstaan wat op duurzame wijze in het landschap wordt ingepast.

Het woningbouwprogramma is in het zuidelijke deel van de uitbreidingslocatie gesitueerd, zodat de afstand tot het hart van het dorp beperkt is. Ook wordt daarmee voorkomen dat de verkeersdrukte in het buitengebied toeneemt. Doordat gekozen is voor een fasering vanuit de zuidkant van het plangebied (in combinatie met de aanleg van een nieuwe brug) ontstaat al in een vroegtijdig stadium een directe samenhang met de bestaande kern.

Deze eerste fase is als een compacte terp ontworpen. De achtergrond daarvan is dat het doorzicht vanuit bestaand Laag Zuthem richting het buitengebied zo goed mogelijk in stand blijft, in tegenstelling tot een lijnbebouwing langs de Nieuwe Wetering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0004.jpg"

afbeelding - stedenbouwkundig plan met verkavelingssuggestie

Hoewel de buurt in een laag tempo gebouwd zal worden, zal bij de realisatie van de eerste woningen al een start gemaakt worden met de ontwikkeling van een aantrekkelijke leefomgeving met bosschages, houtwallen en wadi's.

Een nieuwe brug maakt de directe relatie met de voorzieningen mogelijk en biedt ook de kans voor een mooi wandelrondje langs het water. De open ruimte aan de noordzijde zal een agrarische functie krijgen maar kan ook dienen als buurtweide. In de toekomst kan hier verdere uitbreiding van de buurt plaatsvinden (bouwfase 2).

De bestaande brug over de Nieuwe Wetering (ter hoogte van De Grote Hagenweg) wordt benut voor een calamiteitenroute. Ten behoeve van die route wordt een halfverharde weg voor noodverkeer aangelegd. Deze weg zal alleen worden gebruikt als wandelpad en voor calamiteiten. Het reguliere verkeer van en naar De Kleine Hagen wordt over de nieuwe brug bij 't Solen geleid.

4.3 Programma en fasering

In de Structuurvisie is het gebied De Kleine Hagen aangewezen als uitbreidingslocatie voor Laag Zuthem. De ontwikkelingslocatie De Kleine Hagen voorziet in een gezamenlijke plancapaciteit van circa 40 woningen. De verwachting is dat dit aantal te ruim is ten opzichte van de autonome groei.
Vooral voor starters die opgegroeid zijn in het dorp is ruimte nodig om bijvoorbeeld in collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO-verband) te bouwen. De invulling van de verkaveling gebeurt op basis van de marktvraag. Op deze wijze zal er naar verwachting een spontane mix ontstaan van goedkopere en duurdere woningen.

Een belangrijk aspect in de ontwikkeling is de fasering. Een bestemmingsplan heeft wettelijke planhorizon van 10 jaar. Dit houdt in dat in de planperiode van het voorliggende bestemmingsplan maximaal 15 woningen mogen worden gebouwd. Dit aantal woningen wordt voor de komende periode voor Laag Zuthem als haalbaar geacht.
Voor de tweede fase van de ontwikkelingslocatie wordt op termijn een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

4.4 Beeldkwaliteit

Om aan de inpassing van de bebouwing invulling te geven is het Beeldkwaliteitplan De Kleine Hagen opgesteld (zie bijlage 4).
In dit beeldkwaliteitplan wordt het beoogde ambitieniveau voor zowel de bebouwing als voor de openbare ruimte beschreven.
Het beeldkwaliteitplan dient als toetsingskader voor de gemeente bij (particuliere) bouwinitiatieven. Tevens is zij een inspiratiebron en houvast voor burgers.
Het beeldkwaliteitplan zal tezamen met het bestemmingsplan worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan zal deel gaan uitmaken van de welstandsnota.

4.4.1 Landelijk wonen

Gezien de ligging van het plangebied op de overgang van dorp naar het landelijke gebied is een landschappelijke inpassing van de bebouwing van belang. Als referentie wordt de aanwezige karakteristieke bebouwing in het landelijk gebied aangehouden.

Hoofdvorm
De woningen moeten op grond van het Beeldkwaliteitplan De Kleine Hagen worden voorzien van een kap. Platte, afgeknotte en ronde daken zijn niet toegestaan. In het beeldkwaliteitplan worden randvoorwaarden geformuleerd ten aanzien van de bouwmaten en situering van de woningen die relevant zijn voor regeling in het bestemmingsplan:

  • de goothoogte ligt op maximaal 3 meter. Bij gebruik van een schildkap is een goothoogte van maximaal 5 meter toegestaan mits twee zijden een maximale goothoogte hebben van 3 meter (zie ook paragraaf 6.2.4);
  • het dakvlak heeft een helling tussen de 30° en 85°;
  • de rooilijn van de voorgevels mag ten opzichte van elkaar verspringen;
  • de minimale voortuindiepte is 4 meter;
  • de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens is 3 meter; tot de achterste perceelsgrens 8 meter.

Materiaal- en kleurgebruik
De gevels worden uitgevoerd in duurzame materialen zoals baksteen en/of in een materiaal met een houtachtige uitstraling. In het Beeldkwaliteitplan De Kleine Hagen worden randvoorwaarden voor welstand geformuleerd.

Erfafscheidingen
De overgang van het privéterrein naar het openbaar gebied is sterk bepalend voor het straatbeeld, en dus voor de sfeer van het woongebied. Om een landelijk beeld te creëren wordt in het beeldkwaliteitplan een hoog ambitieniveau beschreven.
Muurtjes en houten schuttingen of schermen als erfafscheiding met het openbaar gebied zijn niet toegestaan. Dit wordt afgedwongen door middel van het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten met de toekomstige gebruikers van het gebied.

Parkeren
Alle woningen dienen minimaal 1 parkeerplek op eigen terrein te realiseren. Dit is ook het uitgangspunt voor de rijwoningen. Daarnaast mag er geparkeerd worden op de grasstroken aan de voorzijde van de woningen (zie verder verkeersparagraaf 5.10).

4.4.2 Openbare ruimte

Groen- en waterstructuur
Langs de Nieuwe Wetering komt een natuurvriendelijke oever voor de verbetering van de ecologische kwaliteit van de watergang. Op de oever komt een struinpad. Deze zal alleen toegankelijk zijn voor voetgangers. Het gaat om een onverhard pad dat het beeld oproept alsof ze in de loop der tijd is ontstaan.

Aan de oostzijde wordt het plangebied landschappelijk ingepast met bosschages. De opgaande beplanting bestaat uit inheemse boomsoorten (zoals de zomer- en wintereik) en struiken. De stroken worden half open gehouden om doorzichten naar het buitengebied mogelijk te maken.
De wadi te midden van de bosschages is ingericht met gras en bomen.

De nieuwe brug
De brug wordt licht gebogen vormgegeven en zal zodanig lang zijn dat de natuurlijke oever eronder door kan lopen. Het ontbreken van een steunpunt in het midden en de transparante uitvoering van de leuning geven het bouwwerk een zwevend karakter.

Wegdek en grasstroken
Het straatprofiel wordt informeel ingericht. Er is geen scheiding tussen voetpad en rijweg.
Het gebied tussen de privé ruimte en de weg wordt ingericht met 3 m brede grasstroken waarin bomen worden geplant. In de grasstroken aangrenzend aan het wegdek komt een smalle strook grastegels, waarop geparkeerd kan worden.
Deze geleidelijke overgang tussen privé en openbaar gebied zorgt ervoor dat het straatbeeld een landelijke uitstraling krijgt.

Hoofdstuk 5 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

5.1 Algemeen

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een toelichting vergezeld te gaan van de uitkomsten van diverse onderzoeken, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook dient er een beschrijving te zijn van in welke mate er in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan deze verschillende aspecten.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van toepassing. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

De gemeente Raalte heeft in verband met de verplichting tot het inzichtelijk maken van de archeologische waarden binnen de gemeente een archeologische beleidsadvieskaart laten opstellen. Het plangebied ligt op basis van deze gemeentelijke beleidskaart in een zone met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachting hangt samen met de gunstige ligging op een dekzandrug.

Archeologisch onderzoek
Voor de bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek 'Plangebied Grote Hagenweg te Laag Zuthem, gemeente Raalte; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) en cultuurhistorisch bureauonderzoek, 13 maart 2013' is als bijlage 5 aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek een hoge archeologische verwachting. Dit houdt verband met het feit dat dit soort hooggelegen plekken zich goed leenden voor een tijdelijk verblijf of langdurige bewoning.

Tijdens het veldonderzoek zijn in het oosten van het onderzoeksgebied (zone direct ten westen van het vroegere, verharde erf), resten van podzolering aangetroffen met mogelijk een oude akkerlaag. In deze laag, waarin de A- en B-horizont met elkaar vermengd zijn, kunnen mogelijk archeologische vondsten aanwezig zijn, hoewel deze niet zijn aangetroffen tijdens het booronderzoek. Archeologische resten worden verwacht vanaf 50 cm -Mv. Voor het oostelijke deel van het plangebied wordt door RAAP een archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd.

Gemeentelijk besluit
De gemeente Raalte heeft, in overleg met Het Oversticht, besloten het advies van RAAP niet over te nemen. Redenen om van het advies van RAAP af te zien zijn onder andere de geringe omvang van de geplande werkzaamheden voor het oostelijke gebied. De werkzaamheden voor dit deel van het plangebied omvatten niet meer dan de aanplant van enkele bomen. Er is dan ook geen sprake van grootscheepse bodemverstorende activiteiten. Daarnaast wordt in het onderzoek aangegeven dat de mogelijk oude akkerlaag is opgenomen in het verrommelde bovenliggend verstoorde pakket. De kans op aanwezigheid van onaangetaste archeologische resten is daardoor klein. Het gebied is daarom vrijgegeven voor ontwikkeling en vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Een doorwerking van het aspect archeologie in dit bestemmingsplan is derhalve niet nodig.

5.2.2 Cultuurhistorie

Door de wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6) per 1 januari 2012 dienen cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Om over de cultuurhistorische waarden in het gebied te kunnen oordelen is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 5 aan het plan toegevoegd.

Voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van het plangebied en de omgeving wordt ingezet op het behoud van de drie belangrijkste structuurdragers. Het gaat hier om de Nieuwe Wetering, het agrarisch nederzettingslint de Grote Hagenweg en de verkaveling. Bij de uitvoering van de plannen dient rekening te worden gehouden met de drie genoemde structuurdragers. Het onderscheid van de drie structuurdragers kan worden behouden of versterkt door onderscheid in beplantingsvorm. Concrete aanbevelingen staan in het onderzoek beschreven.

5.3 Bodem

In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd op het nieuw te ontwikkelen plangebied 'De Kleine Hagen'. In voorgaande jaren (2000-2007) zijn er een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met de geplande aankoop van het perceel. Er zijn op basis van de onderzoeken een aantal olie-verontreinigingen op de locatie aangetoond, die in 2007 zijn gesaneerd. Tevens zijn de gebouwen op het perceel gesloopt en is er nadien een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waarbij er geen verontreinigingen meer zijn aangetoond.

Omdat de eerdere onderzoeken gedateerd zijn is er opnieuw een verkennend bodem- en asbestonderzoek op de locatie uitgevoerd door Aveco de Bondt. Het onderzoek is in mei 2013 uitgevoerd en de rapportage is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd (kenmerk: R-PTW/1289).

Grond
Het terrein is te verdelen in verschillende deellocaties. Deze zijn separaat onderzocht:

  • 1. De gedempte sloot is onderzocht op het standaard analysepakket. Er zijn geen verhoogde gehalten aangetoond van de onderzochte parameters. Tevens is er onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van asbest. Hiervoor zijn sleuven gegraven in de gedempte sloot. Er is 0,2 mg/kg d.s aan asbest aangetroffen in het monster. Dit gehalte is te herleiden aan 1 stukje asbestboard wat is aangetoond in het aangeleverde materiaal. Het gehalte is hiermee te verklaren. Verder zijn er zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetoond. Op basis van de onderzoeksgegevens hoeft er geen extra onderzoek meer te worden uitgevoerd bij de gedempte sloot.
  • 2. De oeverzijde van de wetering zal worden ontwikkeld tot een natuurlijke oever. Hiervoor wordt de oeverzijde, direct gelegen naast de wetering, ontgraven. Om de grond her te gebruiken is deze separaat onderzocht. Er is alleen een licht verhoogd gehalten aan arseen aangetoond in de grond langs de wetering. Licht verhoogde gehalten aan arseen langs watergangen worden vaker waargenomen. Het gehalte, wat nu is aangetoond, is niet zodanig verhoogd dat dit nader onderzoek behoeft. Daarnaast zijn in voorgaande onderzoeken ook licht verhoogde gehalten aan arseen aangetoond op de overige locatie. De grond die vrijkomt bij de aanleg van de natuurlijke oever kan in het plangebied worden hergebruikt. Als de grond van de locatie wordt afgevoerd dient deze in het kader van het bouwstoffenbesluit te worden onderzocht. Aan de hand van de bodemkwaliteit kan de bestemming worden bepaald.
  • 3. Overige terrein: er zijn in de boven- en ondergrond van het overige onderzochte terrein geen verhoogde gehalten aangetoond van de onderzochte parameters. Er is op basis van de grondkwaliteit geen belemmering voor het beoogde gebruik.
  • 4. Het voormalige erf en de nieuwe ontsluitingsweg is ook onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Er zijn hiervoor ook sleuven gegraven die analytisch zijn onderzocht op asbest . In de 4 monsters zijn geen verhoogde asbestgehalten aanwezig. Ook is er zintuiglijk geen asbest aangetroffen.

Grondwater
Er zijn op het perceel drie peilbuizen geplaatst. Het grondwater is geanalyseerd op het standaard analysepakket aangevuld met arseen.
Uit de analyseresultaten volgt dat in alle peilbuizen een licht verhoogd gehalte aan barium aanwezig is. Daarnaast zijn er plaatselijk licht verhoogde gehalten aan arseen en zink aanwezig. De zuurgraad van het grondwater ligt rond een pH-waarde van 6,7.
Licht verhoogde gehalten aan metalen in het grondwater worden vaker waargenomen in het grondwater. Dit kan onder andere voortkomen uit bemesting. Tevens zijn de aangetoonde gehalten niet zodanig verhoogd dat dit nader onderzoek behoeft of belemmering oplevert voor het gebruik van het terrein.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat het onderzochte terrein op basis van de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde woonbestemming.

De grond die vrijkomt bij de aanleg van de natuurlijk oever kan binnen het plangebied worden hergebruikt. Als er grond van de locatie wordt afgevoerd kan het zijn dat er aanvullende onderzoeksgegevens worden gevraagd in het kader van het bouwstoffenbesluit.

5.4 Externe veiligheid

In de externe veiligheidsvisie van de gemeente Raalte (d.d. 26 april 2007) is aangegeven dat nieuwe woongebieden (kwetsbare objecten) niet binnen de contouren van een plaatsgebonden risico mogen vallen. Voor het groepsrisico is bepaald dat binnen bepaalde begrenzingen het groepsrisico mag toenemen.

In het kader van de externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/ explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld. In of nabij het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig, en van blootstelling aan risico's vanwege inrichtingen is dan ook geen sprake.

Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Er is daarmee geen sprake van een plaatsgebonden risico of groepsrisico.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, vaarweg of spoorweg
De gemeente heeft routes voor transport van gevaarlijke stoffen aangewezen. Deze liggen niet in of nabij het plangebied. Er is daarmee geen sprake van een plaatsgebonden of groepsrisico.

De ontwikkeling van dit plan wordt niet belemmerd door het aspect externe veiligheid.

5.5 Ecologie

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling van De Kleine Hagen worden beide aspecten op basis van een ecologische quickscan toegelicht. De quickscan 'Grote Hagenweg, Laag Zuthem, gemeente Raalte, 30 mei 2013' is als bijlage 7 aan het bestemmingsplan toegevoegd.

5.5.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op een ruimtelijk plan:

  • Natura 2000;
  • beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische Hoofdstructuur.

In de quickscan wordt geconstateerd dat de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden op een afstand van meer dan drie kilometer van het plangebied liggen. Negatieve effecten door geluidsverstoring of visuele verstoring als gevolg van de ingreep op deze Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten vanwege menselijke invloeden in het tussenliggende gebied (veroorzaakt door bijvoorbeeld stedelijk gebied en grote wegen). De ingreep draagt niet bij aan verreikende effecten, zoals stikstofdepositie of verdroging. In de omgeving van het plangebied zijn geen Beschermde Natuurmonumenten aanwezig. Vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn voor dit project dan ook niet nodig.
Tot slot wordt geconstateerd dat de ingreep niet plaatsvindt binnen de EHS. Hierdoor is het afwegingskader Ecologische Hoofdstructuur niet van toepassing.

5.5.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt bepaalde handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Ecologische quickscan
Vanwege de voorgenomen ontwikkeling van De Kleine Hagen zijn de mogelijke effecten op de flora en fauna in beeld gebracht. In de ecologische quickscan, die als bijlage 7 aan het bestemmingsplan is toegevoegd, wordt hier nader bij stilgestaan.

Uit de quickscan blijkt dat de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis binnen het plangebied kunnen voorkomen. Het negatieve effect op vleermuissoorten als gevolg van de ingreep wordt vooral veroorzaakt door verlichting en verlies aan foerageerruimte. Gesteld wordt dat de zowel de gewone als de ruige dwergvleermuis ook in de nieuwe situatie kunnen foerageren. Soorten als laatvlieger en rosse vleermuis jagen graag boven vochtige weilanden, terwijl woonwijken daarvoor veel minder geschikt zijn. Het bebouwen van de weilanden heeft dan ook een negatief effect op beide soorten. Omdat het plangebied relatief klein is, is de kans dat het voor beide soorten een essentieel foerageergebied betreft klein. Het verwijderen van foerageergebied betreft in dit geval dan ook geen overtreding van de Flora- en faunawet.
De watervleermuis kan een vliegroute en foerageergebied hebben boven de Nieuwe Wetering. De soort is erg gevoelig voor verlichting. Blijft in de nieuwe situatie de Nieuwe Wetering onverlicht dan zijn er geen negatieve effecten op deze soort te verwachten. Wordt er voorzien in verlichting die uitstraalt naar de Nieuwe Wetering, dan kan sprake zijn van een overtreding van de Flora- en faunawet.
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het mogelijk is om de ingreep dusdanig uit te voeren dat op voorhand geen schade te verwachten is. Hiervoor dient dan wel een ecologisch werkprotocol met mitigerende maatregelen op te worden gesteld. Op advies van rapport is een aanvullend onderzoek uitgevoerd volgens het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur.

Uit de quickscan blijkt dat het plangebied mogelijk onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van steenuil en kerkuil. Door het lage bouwtempo is de kerkuil mobiel genoeg om het verlies aan foerageergebied elders te compenseren. Met betrekking tot de steenuil wordt in de quickscan niet verwacht dat er een significant negatief effect op zal treden. De uitbreiding van de wijk is erg beperkt en zal gefaseerd worden in zowel ruimte als tijd. De verbindingsweg zal uitsluitend gebruikt worden door nooddiensten, vanwege het verwachtte weinige gebruik worden er geen slachtoffers van steenuil verwacht.
Voor de overige broedvogels geldt dat werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring. Alle vogels zijn tijdens het broeden beschermd. Werkzaamheden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot een overtreding van de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient het gebied door een deskundige op het gebied van beschermde soorten onderzocht worden op de aanwezigheid van broedgevallen. Aangeraden wordt om het aanwezige snoeiafval en de vegetatie binnen het werkterrein (ruim) voor het broedseizoen te verwijderen, om de kans op broedgevallen binnen het plangebied te beperken. Het is niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor het verstoren van broedende vogels.

Uit de quickscan blijkt dat het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen vaatplanten, reptielen, vlinders, libellen en overige ongewervelden redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Geconcludeerd wordt dat een negatief effect op deze soorten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De bouwplannen voor het gebied leiden niet tot een overtreding van de Flora- en faunawet voor deze soorten.

Aanvullend vleermuisonderzoek
Als vervolg op de ecologische quickscan is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar vliegroutes van vleermuizen. Het rapport 'Vleermuizenonderzoek Grote Hagenweg, Laag Zuthem in het kader van de Flora- en Faunawet' (d.d. 15 augustus 2013) is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd.

Uit het rapport blijkt dat het plangebied fungeert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. Op grond van de geringe omvang van het plangebied en het beperkte aantal foeragerende dieren wordt in het rapport gesteld dat het plangebied geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen is.
Tijdens het onderzoek werden geen vliegroutes waargenomen. Het is niet waarschijnlijk dat in het plangebied essentiële vliegroutes aanwezig zijn.
In de directe omgeving van het plangebied is mogelijk een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig. Met het uitvoeren van de werkzaamheden wordt deze paarverblijfplaats niet verstoord.
Geconcludeerd wordt dat met het uitvoeren van de werkzaamheden de Flora- en faunawet niet wordt overtreden.

5.6 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Industrie- en railverkeerslawaai
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen geluidzones vanwege industrielawaai aanwezig. De dichtstbijgelegen spoorlijn, Zwolle-Almelo, bevindt zich op een afstand van bijna 250 meter van het plangebied en vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van De Kleine Hagen.

Wegverkeerslawaai
De wegen in de omgeving van het plangebied die in het kader van het wegverkeerslawaai maatgevend zijn, zijn de Grote Hagenweg en de Kolkweg.
Op de Kolkweg geldt binnen de bebouwde kom van Laag Zuthem een maximum snelheid van 30 km/uur. Conform de Wet geluidhinder hebben wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur geen geluidzone. Voor deze weg komt de onderzoeksplicht dan ook formeel te vervallen. Daarnaast is de verwachting dat de Kolkweg, gelet op de afstand tot de woningbouwlocatie (circa 150 meter) en de geringe verkeersbelasting, geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Op de Grote Hagenweg geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Conform de Wet geluidhinder heeft deze weg een geluidzone. De afstand van de weg tot de geplande locatie voor woningbouw bedraagt circa 120 meter. Bovendien is de verkeersbelasting van de Grote Hagenweg dusdanig gering dat de weg naar verwachting niet leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de geplande locatie van de woningen.

De overige wegen in de nabijheid van het plangebied zoals 't Solen en 't Weegel zijn ondergeschikt aan de Kolkweg en de Grote Hagenweg en vormen naar verwachting dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van De Kleine Hagen.

Binnenwaarde
In het kader van het Bouwbesluit dient bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen nagegaan te worden of wordt voldaan aan de wettelijke binnenwaarde van 33 dB.

5.7 Luchtkwaliteit

In het kader van de Wet luchtkwaliteit is het van belang om bij een ruimtelijk plan te kijken welke invloed het plan heeft op de luchtkwaliteit. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Aangezien het voorgenomen plan de realisatie van maximaal 15 woningen betreft, voldoet het plan aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.8 Milieuhinder bedrijvigheid

In verband met de voorgenomen woningbouw is het van belang om inzichtelijk te maken of het woon- en leefklimaat niet worden gehinderd door bedrijvigheid in de omgeving. Anderzijds is het ook van belang dat de woningbouw niet leidt tot beperkingen op de bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijven.

5.8.1 VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Om inzichtelijk te maken of in de omgeving van het plangebied bedrijvigheid aanwezig is, dat van invloed is op de voorgenomen ontwikkeling, wordt uitgegaan van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG), AmvB's en verleende vergunningen.

Op circa 170 meter afstand ligt op het perceel Kolkweg 17 een landbouwmechanisatiebedrijf. In het geldende bestemmingsplan voor Laag Zuthem heeft dit perceel een passende bedrijfsbestemming gekregen. Conform de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” behoort een landbouwmechanisatiebedrijf tot milieucategorie 3.1. Voor een bedrijf uit categorie 3.1 wordt een richtafstand van 50 meter aangehouden. Gelet op de afstand van dit bedrijf tot het plangebied vormt dit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Naast het landbouwmechanisatiebedrijf liggen in de directe omgeving van het plangebied geen industriële bedrijven die op grond van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” een richtafstand vereisen waar het plangebied binnen valt.
Tevens blijkt dat de veehouderijen in de omgeving van het plangebied, op basis van de richtafstanden uit de VNG-publicatie voor veehouderijen (30 meter vanwege stof en geluid), geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van De Kleine Hagen.

5.8.2 Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. Woningen zijn geurgevoelige objecten waarvoor onderzoek naar geurhinder moet worden verricht. Voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij veehouderijen moet aan twee voorwaarden worden voldaan;

  • een goed woon- en leefklimaat moet worden gegarandeerd voor de nieuwe geurgevoelige objecten;
  • geen van de bestaande veehouderijen wordt onevenredig in zijn belangen geschaad.

Toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij
Nieuwe geurgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd op een grotere afstand dan 100 meter van een emissiepunt van een dierverblijf waarin dieren worden gehuisvest zonder een vastgestelde emissiefactor. Tevens hebben alle geurgevoelige objecten een grotere afstand dan 50 meter tot de dierverblijven. Voor de ligging van het emissiepunt wordt uitgegaan van de randen van het bouwblok en niet het vergunde emissiepunt.

Uitgaan van de randen van het bouwblok is in lijn met bestaande jurisprudentie waaruit volgt dat de veehouder het recht heeft om overal op zijn bouwblok te bouwen. Bij ruimtelijke ordening dien je rekening te houden met gevestigde belangen, je kunt een bouwblok dus niet zomaar verkleinen. Er is geen reden om aan te nemen dat de Wgv hieraan iets verandert.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen dierverblijven gesitueerd waar dieren worden gehuisvest met een vastgestelde emissiefactor. Ook op een grotere afstand zijn geen grote veehouderijen gelegen. Een berekening van de achtergrondbelasting is om deze reden niet uitgevoerd.

Op basis van de Wgv kan worden gesteld dat bij de nieuwe geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.

Rechten van bestaande veehouderijen  
Ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming moet worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. In de nabijheid van het plangebied zijn een tweetal melkrundveebedrijven gelegen Grote Hagenweg 2a en Langeslag 43. De bedrijven zijn op voldoende afstand van het plangebied gelegen. De realisering van onderhavig plan heeft geen gevolgen voor de huidige bedrijfsvoering van deze bedrijven. Daarnaast is er sprake van opslag van mest aan de Grote Hagenweg 7 en een mestbassin aan de Langeslag 37. De opslag van mest voldoet aan de afstandseisen zoals genoemd in het Activiteitenbesluit.

De aanwezigheid van de veehouderijen vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van De Kleine Hagen.

5.9 Waterparagraaf

Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid. Er wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.

5.9.1 Beleidskader

Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Het behalen/behouden van de goede ecologische toestand betekent het bereiken van een evenwichtige samenstelling van planten- en diersoorten en een chemische samenstelling die geen belemmering vormt voor een gezond ecosysteem.

Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. De meest directe beleidsplannen zijn het Nationaal Waterplan (NWP) en het vernieuwde Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008) en de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het NWP beschrijft in hoofdlijnen het nationale waterbeleid voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het NBW heeft tot 'doel' om in de periode tot 2015 het watersysteem te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering (o.a. wateroverlast voorkomen). In de SVIR wordt aangegeven dat het belangrijk is dat bij ruimtelijke plannen, waaronder plannen voor stedelijke (her)ontwikkeling, rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Hiervoor is een samenhangende inzet van afwegingsinstrumenten zoals de watertoets nodig.

Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie Overijssel bevat het provinciale waterbeleid en daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de Waterwet. De uitvoering van het waterbeheer is een taak van de waterschappen.

Beleid Waterschap
In West-Overijssel beheert het Waterschap Groot Salland zowel de kwaliteit als het peil (kwantiteit) van het oppervlaktewater. Daarnaast beheert het waterschap de waterkeringen. Afstemming van waterbeleid op Europees, rijks-, provinciaal en regionaal niveau en een goede samenwerking met de waterpartners is een must om dit mogelijk te maken. In het 'Waterbeheersplan 2010 - 2015', zet het waterschap het beleid voor de komende jaren op een rij om de nagestreefde doelstellingen voor de korte en lange termijn te realiseren. Aanvullend beleid staat beschreven in de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik.

Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Gemeentelijk beleid - Waterplan Raalte
Het Waterplan Raalte 'Een helder verhaal' is een gezamenlijk plan van de gemeente en het Waterschap. Hierin wordt een kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd moeten worden. Het is een beleidsdocument waarin al het water binnen de gemeentegrenzen van Raalte integraal benaderd wordt. Daarmee vormt het een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht watersysteem en daarnaast biedt het een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. In het rapport is een visie op de toekomst van het watersysteem uiteengezet. Deze visie heeft een vertaling gekregen in een concrete set van maatregelen voor de thema's:

  • te veel en te weinig water (wateroverlast);
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • waterbeleving;
  • communiceren.

Gemeentelijk beleid - Gemeentelijk Rioleringsplan (2008-2012)
De gemeente heeft (in samenwerking met andere overheden) tot taak om de volksgezondheid te beschermen, droge voeten te houden en een goede waterkwaliteit te bereiken. Op grond van de uitgebreide zorgplichtbepaling uit de wet Gemeentelijke Watertaken draagt de gemeente zorg voor:

  • de doelmatige inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen;
  • de doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  • het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van doelmatige maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken.

De drie zorgplichten worden ingevuld door te voldoen aan de volgende doelen:

  • voorzien in de doelmatige inzameling en het effectieve transport van stedelijk afvalwater;
  • voorzien in de doelmatige inzameling en in de verwerking van hemelwater;
  • voorzien in de beheersing van de grondwaterstand in relatie tot de bestemming.

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Raalte kent een formele looptijd van 2008 t/m 2012. Het eerste deel van de planperiode is vooral benut om de basisinspanning in 2010 te behalen. Om in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in het waterbeleid is er tevens een doorkijk gegeven voor de periode na 2010.

5.9.2 Waterhuishoudingsplan

In het kader van het bestemmingsplan is voor het plangebied een waterhuishoudkundige verkenning uitgevoerd en vervolgens uitgewerkt tot een waterhuishoudingsplan. Het rapport 'Uitbreiding De Kleine Hagen te Laag Zuthem, Waterhuishoudingsplan' van april 2013 is als bijlage 9 in de toelichting opgenomen.

Huidige situatie
De huidige (geo)hydrologische situatie ter plekke van het plangebied is als volgt:

  • op de meeste plekken bestaat de toplaag uit circa 0,4 meter zandige klei, daaronder bevindt zich matig fijn zand en nog dieper matig grof zand;
  • in één van de vier sonderingen is op ruim 10 meter beneden het maaiveld een leemlaag aangetroffen;
  • de doorlatendheid van het zandpakket is goed;
  • de maaiveldhoogte varieert van 0,7 m tot 1,0 m+NAP, behalve in het noordwesten daar is de hoogte 1,2 tot 1,3 m +NAP;
  • de Nieuwe Wetering stroomt in noordwestelijke richting en mondt uit in het Zwarte Water, het zomerpeil is 0,30 m +NAP en het winterpeil is 0,15 m +NAP;
  • in het seizoen 2011/2012 is de hoogste grondwaterstand in vier peilbuizen rondom het plangebied 0,45 m +NAP, dat is op de laagste plekken 0,3 m beneden maaiveld. Vooralsnog wordt dit als GHG aangehouden;
  • het ijzergehalte is een belangrijk aandachtspunt bij het ontwerp van ondergrondse infiltratie- en/of drainagevoorzieningen.

Ophogen plangebied ten behoeve van de ontwatering
De huidige ontwatering (verschil GHG en maaiveld) is 0,25 tot 0,55 meter, terwijl de ontwatering ter plekke van de toekomstige wegen minimaal 0,7 meter moet zijn. Naast voldoende ontwatering moet de drooglegging (verschil oppervlaktewaterpeil en maaiveld) ook voldoende zijn. Een drooglegging van minimaal 1,0 meter is wenselijk.

In overleg met gemeente en waterschap is ervoor gekozen om de wegen op een niveau van minimaal 1,3 m +NAP aan te leggen (1,0 meter boven het zomerpeil van de Nieuwe Wetering). De vloerpeilen van de woningen worden circa 0,3 meter hoger aangelegd dan de wegen. De wegen worden gemiddeld 0,5 meter boven het huidige maaiveldniveau aangelegd. Het plangebied moet dus opgehoogd worden. De toplaag van klei dient voor ophoging verwijderd te worden en is niet geschikt als ophoogmateriaal van het plangebied.
De ophoging van het plangebied is een goede maatregel waarmee tevens het risico bij een overstroming wordt beperkt.

Omgaan met hemelwater
Het hemelwater binnen plan De Kleine Hagen wordt bovengronds afgevoerd naar een wadi of naar oppervlaktewater. Langs de oostgrens van het plangebied wordt een wadi aangelegd. Hierna wordt per weg aangegeven hoe deze af gaat wateren:

  • ontsluitingsweg vanaf Grote Hagenweg: afwatering op de berm;
  • weg langs Nieuwe Wetering: afwatering op de berm en onderhoudsstrook, bij hevige neerslag komt dit water in de Nieuwe Wetering terecht;
  • weg langs oostgrens plangebied: afwatering naar langs liggende wadi;
  • oost-west gelegen wegen: bovengrondse afvoer via goot aan één zijde van de weg.

Binnen het plangebied moet 20 mm waterberging gecreëerd worden voor het nieuwe verharde oppervlak.

De waterberging voor particuliere verharding wordt geborgen op eigen terrein (20 mm). De voorzieningen op eigen terrein hebben een bovengrondse overloop naar de weg.
Binnen het oostelijk deel dat afwatert op de wadi komt 1.730 m2 verhard oppervlak, waarvan 1.050 m2 in fase 1. Hiervoor is 35 m3 waterberging nodig.
In de wadi is ruim voldoende waterberging beschikbaar, namelijk circa 58 m3. De wadi heeft een overloop op de Nieuwe Wetering via de sloot langs de wadi.
Binnen het westelijk deel dat afwatert op de bermzone van de Nieuwe Wetering komt 1.420 m2 verhard oppervlak, waarvan 840 in fase 1. Een groot deel van het water wat hiervan afstroomt op de bermzone zakt tijdens een bui weg in de bodem en komt dus niet rechtstreeks in de Nieuwe Wetering terecht.
Het water van de ontsluitingsweg kan wegzakken in de berm. Hier is geen aparte voorziening nodig.

Omgaan met afvalwater
Het afvalwater in De Kleine Hagen wordt met een vrijverval stelsel afgevoerd naar een nieuw rioolgemaal. Omdat de wijk gefaseerd wordt aangelegd waarbij begonnen wordt met het zuidelijk deel is het gemaal in de zuidelijke hoek van het plangebied gepland. Uitgaande van in totaal 50 woningen is de benodigde gemaalcapaciteit circa 1,8 m3/h.

Watervergunning
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone langs de Nieuwe Wetering, een hoofdwatergang van het Waterschap Groot Salland. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

5.9.3 Overstromingsrisico

Op grond van de provinciale omgevingsverordening wordt aandacht besteed aan het overstromingsrisico. Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van dijkring 53, Salland; een minder snel en ondiep onderlopend gebied. De dijk heeft een overschrijdingsnorm van eens per 1.250 jaar. De overstromingsdiepte ter hoogte van het plangebied wordt geschat op 0,8 tot 2,0 m, overeenkomstig de rest van Laag Zuthem.

Uit het waterhuishoudingsplan (zie paragraaf 5.9.2) blijkt dat het risico voor overstromen wordt beperkt door de wegen op een niveau van minimaal 1,3 m +NAP aan te leggen (1,0 meter boven het zomerpeil van de Nieuwe Wetering). De vloerpeilen van de woningen worden circa 0,3 meter hoger aangelegd dan de wegen. De wegen worden gemiddeld 0,5 meter boven het huidige maaiveldniveau aangelegd.
Tot slot worden de toekomstige bewoners bij verkoop van de bouwkavels geïnformeerd over het overstromingsrisico. Op de website van de risicokaart wordt aangegeven welke maatregelen de bewoners zelf kunnen treffen.

5.10 Verkeer en parkeren

5.10.1 Ontsluiting

Het plangebied wordt door middel van een nieuw te realiseren brug over de Nieuwe Wetering aangesloten op de bestaande wegenstructuur van Laag Zuthem. De brug krijgt een rijbaan met een breedte van circa 4 meter waardoor het niet mogelijk is dat gemotoriseerd verkeer in twee richtingen gelijktijdig over de brug kan. De brug is toegankelijk voor zowel hulpdiensten, gemotoriseerd verkeer, voetgangers als fietsers.

In het plangebied zelf wordt één weg aangelegd die als ontsluitingsweg rondom de woningen wordt gelegd. Op deze ontsluitingsweg voor de woningen zal vanwege het woonerf-achtige karakter een maximumsnelheid van 30 km/uur worden gehanteerd.

Naast de verkeersaansluiting op 't Solen wordt vanuit het plangebied ook nog een calamiteitenontsluiting door het groen aangelegd. De calamiteitenontsluiting krijgt een maximale breedte van circa 4 meter en wordt met half-verharding uitgevoerd. De calamiteitenroute wordt verbonden met de Grote Hagenweg.

5.10.2 Verkeersonderzoek

In het kader van het bestemmingsplan is in april 2013 een doorrekening gemaakt van de hoeveelheid verkeer als gevolg van de bestaande situatie en de nieuwe woonwijk (maximaal 15 woningen). Daarbij is uitgegaan van de CROW-publicatie 317. De memo is als bijlage 10 in de toelichting bijgevoegd.

Uit de berekening blijkt dat als gevolg van de extra woningen sprake is van een verwachte verkeerstoename tussen de 111 en 123 verkeersbewegingen verdeeld over een gemiddelde weekdag. Wanneer deze worden afgezet tegen de bestaande verkeersbewegingen kan worden geconcludeerd dat de uitbreidingslocatie slechts een geringe invloed zal hebben op het verkeer en derhalve aanvaardbaar is.

5.10.3 Parkeren

De nieuw te bouwen woningen in het gebied worden op basis van behoefte gerealiseerd. Afhankelijk van het uiteindelijke woningbouwprogramma kan de benodigde parkeerbehoefte in kaart worden gebracht. De gemeente Raalte hanteert de parkeernormen uit het CROW (publicatie 182). Voor de woningen die in het gebied gebouwd kunnen worden, worden de volgende normen gehanteerd:

  • parkeernorm voor woning duur: 2,2 parkeerplaatsen per woning inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers;
  • parkeernorm voor woning middel: 1,9 parkeerplaatsen per woning inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers;
  • parkeernorm voor woning goedkoop: 1,7 parkeerplaatsen per woning inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers;
  • parkeernorm voor woning seniorenwoningen: 0,6 parkeerplaatsen per woning inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers.

De bovenstaande parkeernormen mogen worden gecorrigeerd wanneer er geparkeerd wordt op eigen erf. In theorie kan bij een oprit geschikt voor het stallen van 1 voertuig de parkeernorm naar beneden worden bijgesteld met 1. Aangezien in de praktijk een groot deel van het theoretische aanbod niet wordt gebruikt is de correctie minder fors. Conform de richtlijnen van het CROW mag er als volgt gecorrigeerd worden op de parkeernorm:

  • 0,8 parkeerplaats bij een enkele oprit van minimaal 5,0 meter diep zonder garage;
  • 1,0 parkeerplaats bij een lange oprit zonder garage of carport;
  • 1,7 parkeerplaats bij een dubbele oprit van minimaal 4,5 meter breed zonder garage.

Uitgangspunt bij de ontwikkeling van De Kleine Hagen is dat alle woningen in het plangebied minimaal 1 parkeerplaats krijgen op eigen terrein. Naast het parkeren op eigen terrein kan er ook geparkeerd worden in het openbaar gebied op de grasstroken langs de ontsluitingsweg. De loopafstand van de woningen tot de parkeerplaatsen blijft hierdoor beperkt.

5.11 Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

De voorgenomen woningbouw ten oosten van de bestaande kern Laag Zuthem sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

  • 1. de voorgenomen uitbreiding van Laag Zuthem is het gevolg van de aanwezige woningbehoefte voor de kern Laag Zuthem. Vanwege de bescheiden behoefte wordt het plangebied verspreid over meerdere jaren gefaseerd ontwikkeld. Om op een optimale manier in te kunnen spelen op de actuele woningbehoefte wordt het voorgenomen plan voorzien van een flexibele regeling. Door deze flexibele regeling kunnen de woningen op een geleidelijk manier ontwikkeld worden en kan afstemming plaatsvinden op de actuele vraag.
  • 2. tijdens de 'zoektocht' naar een geschikte locatie voor woningbouw in Laag Zuthem zijn meerdere locaties afgewogen. Het betrof hier zowel inbreidings- als uitbreidingslocaties. Omdat ontwikkeling van de inbreidingslocaties op basis van onderzoek niet haalbaar bleek, is uiteindelijk besloten om de locatie ten oosten van de huidige kern Laag Zuthem te ontwikkelen.
  • 3. hoewel de te ontwikkelen locatie in het buitengebied ligt, wordt door middel van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid aangesloten bij de huidige kern.

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

5.12 Woningbouwonderzoek

Vooruitlopend op het bestemmingsplan heeft de gemeente in 2012 een klein woningbehoeftenonderzoek uitgevoerd onder de huishoudens van Laag Zuthem en omgeving evenals onder de huishoudens die voor een woning in Laag Zuthem staan ingeschreven. De resultaten zijn gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van de klankbordgroep. Uit de enquête blijkt dat er onder ruim 20% van de respondenten de behoefte bestaat aan een nieuwe bouwkavel; het merendeel (80%) binnen een periode tot 4 jaar. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 11 in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

Uit de enquête blijkt dat er binnen Laag Zuthem een woningbehoefte bestaat waaraan met de geplande woningen in Laag Zuthem kan worden voldaan.

5.13 Duurzaam bouwen

De gemeente Raalte heeft de ambitie uitgesproken om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met het klimaat en duurzaamheid. Bij nieuwbouw gaat het voornamelijk om informeren van bouwbedrijven en particuliere bouwers over de mogelijkheden van duurzame woningbouw. Om bij nieuwbouw ontwikkelingen in te spelen op het klimaat en duurzaamheid dient op uitvoeringsniveau aandacht besteed te worden aan onder andere materiaalgebruik.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemene juridische opzet

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels van dit bestemmingsplan geven inhoud aan de bestemmingen binnen het plangebied. De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn op basis van het beeldkwaliteitplan aan de gronden toegekend. Aan de in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn in de regels bepalingen gekoppeld waarmee het gebruik en de toegestane bebouwing zijn geregeld.

Het bestemmingsplan dient bij de aanvraag van de vergunning voor het bouwen als belangrijk toetsingskader. Een helder opzet van de regels draagt derhalve bij aan de inrichting van het plangebied en de toekomstige handhaafbaarheid in het gebied. Het feit dat voorliggend bestemmingsplan maatwerk betreft en bovendien ontwikkelingsgericht is, heeft er toe geleid dat zoveel mogelijk flexibiliteit is opgenomen. Met het opnemen van de flexibiliteitsbepalingen wordt voorkomen dat, bij de daadwerkelijk uitwerking van het plan, kleine wijzigingen niet direct tot een conflict met het bestemmingsplan hoeven te leiden. Ondanks de flexibiliteit in het bestemmingsplan biedt het bestemmingsplan ook voldoende zekerheid aan de omgeving over de toekomstige invulling van het gebied.

De regels en verbeelding van het bestemmingsplan vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die in het gebied voorkomen, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifiek in het gebied voorkomende elementen. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden;
  • in Hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in Hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

De inhoud van de regels is in belangrijke mate gebaseerd op de uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan De Kleine Hagen.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Groen

Om het uitbreidingsgebied een groene uitstraling te geven worden rondom de woningbouwlocatie meerdere groengebieden aangelegd. Het betreft hier dusdanig belangrijke groenstroken dat zij de bestemming 'Groen' hebben gekregen. Binnen de groenbestemming zijn ondergeschikte watergangen, bruggen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan.

Daarnaast is voor een parkeerstrook nabij de woningen een specifieke aanduiding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen de gronden primair worden gebruikt voor parkeren en wordt gewaarborgd dat deze strook een groene uitstraling behoudt. In het overige groen is uitsluitend parkeren als ondergeschikte functie toegestaan.

Om de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten te waarborgen is binnen de groenbestemming een calamiteitenroute opgenomen. De calamiteitenroute sluit aan op de Grote Hagenweg en is door middel van een aanduiding in de groenbestemming vastgelegd. Omdat de exacte ligging van deze route nog niet bekend is, is binnen de groenbestemming een globaal gebied aangeduid. Binnen dit gebied kan de aanleg van de calamatiteitenroute in een later stadium plaatsvinden. De maximale breedte van de route is 4 meter.

Binnen de bestemming groen zijn in beperkte mate evenementen toegestaan. Daarbij is aangesloten op de geldende regeling uit het aansluitende bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte'.

6.2.2 Tuin

De tuinbestemming ligt rondom het gebied waar de woningen in gerealiseerd mogen worden. De tuinbestemming vormt een groene overgang van het openbaar gebied naar de woonbestemming. In de bestemming 'Tuin' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, alsmede pergola's en vlaggenmasten/lichtarmaturen. Het bouwen van gebouwen of overkappingen is niet toegestaan. Uitzondering wordt gemaakt voor luifels, dakoverstekken en balkons, mits voldaan wordt aan enkele voorwaarden zoals opgenomen in de regels. Voor erf- en perceelsafscheidingen, zoals schuttingen wordt een maximale hoogte van 1 meter gehanteerd.

6.2.3 Verkeer - Verblijfsgebied

De toegangsweg naar de toekomstige woningen in het plangebied heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. De wegbestemming loopt tot de plangrens bij de Nieuwe Wetering. Voor een verbinding met 't Solen wordt een brug over de wetering aangelegd, waarmee ook de ontsluiting van het gebied is geregeld.

Binnen de verkeersbestemmingen zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen en diverse andere - mits ondergeschikte voorzieningen realiseerbaar.

6.2.4 Wonen

De gronden waarop de nieuwe woningen zijn gepland zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen de woonbestemming is geregeld dat maximaal 15 woningen in het gebied gerealiseerd kunnen worden. De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen is vastgelegd op 3 meter respectievelijk 10 meter. Indien de goothoogte van twee tegenover elkaar liggende gevelzijden van een woning of woonblok 3 meter bedraagt, mogen de andere twee gevelzijden van deze woning of dit woonblok met een maximale goothoogte van 5 meter worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0005.jpg"

afbeelding - kapvormen in relatie tot de maximale hoogtematen

De situering van de toekomstige woningen op de kavels is vastgelegd met enkele afstandsbepalingen in de regels. Voor de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens wordt een minimale afstand van 3 meter gehanteerd. De minimale afstand van de woning tot de achterperceelsgrens bedraagt 8 meter. De realisatie van bijbehorende bouwwerken is mogelijk op de perceelsgrens of 1 meter uit de perceelsgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20130001-0003_0006.jpg"

afbeelding - minimale afstanden voor situering van woning op kavel

De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van alle bebouwing op een perceel, niet meer dan 50% van de oppervlakte van het perceel mag bedragen.

Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis een algemeen aanvaarde activiteit. Het betreft hier beroepsuitoefeningen, die door hun aard aanvaardbaar moeten worden geacht binnen het woonmilieu en waarvan mag worden aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat. Daar het van belang is dat de woning de woonfunctie blijft behouden zijn er beperkingen gesteld aan de oppervlakte die mag worden ingenomen voor het aan huis verbonden beroep. Zo is het beroep aan huis toegestaan tot 35% van de woning met een maximum van 50 m2;

Voor mantelzorg is een aparte inwoningsregeling opgenomen. Zo kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van mantelzorg afwijken van het bepaalde voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning).

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom bij de gemeente Raalte. Ten behoeve van de planontwikkeling is door de gemeente een exploitatieopzet opgesteld. Deze is als bijlage 12 in de toelichting opgenomen.
Uit de exploitatie-opzet wordt duidelijk dat de voorgestane planontwikkeling niet kostendekkend is. Hiermee heeft de gemeenteraad expliciet ingestemd en de nodige financiële middelen beschikbaar gesteld.
De beoogde ontwikkeling wordt derhalve economische uitvoerbaar geacht.

Kostenverhaal
Er is sprake van een bouwplan volgens artikel 6.2.1. Bro, waar op basis van artikel 6.12 lid 1 Wro een exploitatieplan voor dient te worden vastgesteld. Lid 2 van dit artikel geeft echter aan dat het niet nodig is om een exploitatieplan vast te stellen wanneer het verhaal van kosten anderszins verzekerd is. In dit geval zijn de kosten anderszins verzekerd en is het dus niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'De Kleine Hagen' heeft, samen met de daarbij behorende bijlagen, met ingang van 2 mei tot en met 12 juni 2013 op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening ter inzage gelegen. Gedurende de terinzagetermijn kon het voorontwerp-bestemmingsplan worden ingezien in de informatiehoek van het gemeentehuis. Het voorontwerp-bestemmingsplan was digitaal raadpleegbaar op internet via www.ruimtelijkeplannen.nl met de plancode NL.IMRO.0177.BO20130001-0001.|
Van deze terinzagelegging is vooraf openbare kennisgeving gedaan. Gedurende de terinzagetermijn konden belanghebbenden en ingezetenen zijn of haar standpunt over het voorontwerp-bestemmingsplan kenbaar maken bij het college van Raalte.

Ten behoeve van de inspraak is op 8 mei 2013 een inspraakavond georganiseerd. Hier is een presentatie van het plan gegeven en is gelegenheid geboden om vragen te stellen en inspraakreacties tegen het voorontwerp-bestemmingsplan in te dienen. Van de inspraakavond is geen verslag gemaakt.

In deze periode zijn in totaal vier schriftelijke inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn in de Nota inspraak en vooroverleg weergegeven en van antwoord voorzien.
De Nota inspraak en vooroverleg is als bijlage 13 in de toelichting opgenomen.

8.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

Tegelijkertijd is het voorontwerp van het bestemmingsplan 'De Kleine Hagen' in het kader van het verplichte vooroverleg, ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening verzonden aan de volgende overlegpartners:

  • Provincie Overijssel, eenheid Ruimte en Bereikbaarheid;
  • Veiligheidsregio IJsselland;
  • Waterschap Groot Salland.

Van de provincie Overijssel en de Veiligheidsregio IJsselland is een reactie ontvangen. Beide reacties zijn zijn in de Nota inspraak en vooroverleg weergegeven en van antwoord voorzien. Voor wat betreft de overlegpartners waarvan geen reactie is ontvangen wordt aangenomen dat zij instemmen met de inhoud van het bestemmingsplan.
De Nota inspraak en vooroverleg is als bijlage 13 in de toelichting opgenomen.

8.3 Resultaten terinzagelegging

Het ontwerp van het bestemmingsplan 'De Kleine Hagen' heeft, samen met het beeldkwaliteitplan De Kleine Hagen, en de daarbij behorende bijlagen, met ingang van 5 september 2013 tot en met 16 oktober 2013 gedurende een periode van ten minste zes weken voor eenieder terinzage gelegen, conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening.
Gedurende de terinzagetermijn kon het ontwerp-bestemmingsplan tijdens kantooruren worden ingezien in de informatiehoek van het gemeentehuis, Zwolsestraat 16 in Raalte. Het ontwerpbestemmingsplan was tevens elektronisch raadpleegbaar via www.ruimtelijke plannen.nl.

Van deze terinzagelegging is openbare kennisgeving gedaan aan het begin van bovengenoemde termijn. Gedurende de terinzagetermijn kon iedereen mondeling of schriftelijk zijn of haar zienswijze over het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar maken aan de gemeenteraad.

Ontvangen zienswijzen en ontvankelijkheid
In totaal zijn er drie zienswijzen ingediend tegen de inhoud van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Naar aanleiding van de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan hebben de provincie Overijssel, het Waterschap Groot Salland en de Veiligheidsrisico gereageerd. Alle drie de instanties gaven aan kennis te hebben genomen van de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. De eerder gemaakte opmerkingen waren voldoende verwerkt en er was dus geen aanleiding om een zienswijze in te dienen.

De zienswijzen zijn tijdig en correct ingediend. In een tweetal gevallen betrof het in eerste instantie een pro forma zienswijze. In beide gevallen werd gevraagd om uitstel voor het indienen van een nadere onderbouwing. Bij brief van 17 oktober 2013 zijn beide reclamanten tot uiterlijk 1 november 2013 in de gelegenheid gesteld de zienswijze nader te motiveren. Deze aanvullingen zijn tijdig en correct ontvangen.
Deze zienswijzen zijn derhalve ontvankelijk.

Voor de inhoud van de zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording wordt verwezen naar de 'Nota Zienswijzen', zoals deze is opgenomen bij het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan 'De Kleine Hagen' is op 30 januari 2014 door de gemeenteraad van Raalte gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.