direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 2
Plan: Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 3, omgeving Holterweg 57/Holteveensweg ong.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20120010-0002

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" een vrijstaande woning;

met de daarbij behorende:

  • a. gebouwen;
  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een berg(bezink)voorziening;
  • e. water;
  • f. (infiltratie) groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 7,5 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen.
5.2.2 Aan- en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. aan- en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • e. de goothoogte van een aan- en bijgebouw mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- en bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • g. bij toepassing van een hellend dak, mag de dakhelling van een bijgebouw niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen;
  • h. in aanvulling op het bepaalde onder e geldt dat bij toepassing van een lessenaarsdak, het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelsgrens dient te worden gericht;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3 m achter de achtergevel van de woning maximaal 6,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1,5 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder g is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van het hoofdgebouw;
  • k. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen blijven buiten beschouwing: (gedeelten van) gebouwen gelegen binnen het bouwvlak meer dan 3 m van de zuidelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,7 m bedragen.
5.2.4 Overkappingen

Voor overkappingen geldt in aanvulling op het bepaalde in 5.2.2 respectievelijk 5.2.3 de volgende regels:

  • a. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag een overkapping tot niet minder dan 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 5.2.2 onder e en f genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • d. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in 5.2.2 onder d.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder d en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind tot niet minder dan 0°, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toegestaan gebruik

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35 % of 50 m² van de woning voor beroep en/of bedrijf aan huis met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen sprake mag zijn van bedrijvigheid, die valt onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
    • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. geen sprake mag zijn van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. gebruik overeenkomstig aan de bestemming 'Wonen - 2' is uitsluitend toelaatbaar indien het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 wat betreft de (bestaande) haag, de eiken en het gazon, wordt uitgevoerd en in stand gehouden.

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Gebruik overeenkomstig aan de bestemming 'Wonen - 2' is uitsluitend toelaatbaar indien het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 wordt uitgevoerd en in stand gehouden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 5.5.1 en 5.5.2, indien realisering van de aldaar bedoelde voorziening binnen een periode van 1 jaar, in voldoende mate is zekergesteld, voordat met de bouw een aanvang wordt genomen.