direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Angeli Custodes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20120007-0003

3.2 Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste (beleids)kaders als het gaat om ontwikkelingen.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel 2009

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel tot het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en regionaal waterplan onder de nieuwe Waterwet.

Eén van de doelen uit de Omgevingsvisie is het realiseren of behouden van aantrekkelijke, gevarieerde en voldoende woonmilieus voor iedereen die in Overijssel wil wonen. Hierbij gaat het om een voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag. De visie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.

Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de sturingsfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Dit bestemmingsplan past bij de ambitie om ruimte zuinig en zorgvuldig te benutten. Het betreft namelijk het benutten van ruimte binnen de bebouwde kom (inbreiding).

  • 2. Ontwikkelingsperspectieven

Op de kaart met ontwikkelingsperspectieven is het plangebied aangeduid als "Bebouwing - woonwijk" (zie figuur 7). Hiervoor geldt dat een diversiteit aan woonmilieus moet worden nagestreefd. Deze doelstelling is in het bestemmingsplan gewaarborgd, omdat het een niet veel voorkomend type woonmilieu en maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt en hiermee bijdraagt aan de diversiteit aan woonmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20120007-0003_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20120007-0003_0009.jpg"

Figuur 7: Uitsnede kaart Beleidsperspectieven uit de Omgevingsvisie.

  • 3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerkencatalogus de volgende gebiedskenmerken:

  • I. natuurlijke laag: het plangebied ligt in de laag 'dekzandvlakte en ruggen'. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. De nieuwe ontwikkeling aan en rond Angeli Custodes draagt niet expliciet bij aan deze ambitie, maar belemmert deze ambitie ook niet. De nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande omliggende bebouwing;
  • II. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied valt zowel binnen het 'oude hoevenlandschap' als binnen het 'essenlandschap'. De nieuwbouw ligt binnen het 'essenlandschap'. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven en soms een ontwikkeling wanneer dat mogelijk is. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied wordt niet direct versterkt door de ontwikkeling, maar wordt ook niet belemmerd;
  • III. stedelijke laag: het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Woonwijken 1955 - nu'. De herstructurering van naoorlogse wijken is hier een belangrijke opgave. De wijken behouden hierbij hun eigen karakter. Bij ontwikkelingen voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel, maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De ontwikkeling voorzien in dit plan past binnen deze ambitie. De nieuwe bebouwing past stedenbouwkundig binnen de omgeving;
  • IV. lust- en leisurelaag: het plangebied is niet aangeduid in deze laag.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikkeling in het plangebied past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke plannen is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009. Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening, dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt, bijvoorbeeld door het rijk, wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsverordening. Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, Nationaal Landschap, grondwaterbeschermingsgebied of dijkring.

Het plangebied maakt deel uit van de aanduiding 'boringsvrije zone diepe pakket van Salland'. Deze zone heeft met name betrekking op de diepe grondwaterlagen die gebruikt worden bij bijvoorbeeld Warmte-Koude-Opslag. In deze ontwikkeling is hier geen sprake van en treden dan ook geen tegenstrijdige belangen op.

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsverordening.