direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Heino, Canadastraat 31
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20110017-0002

5.1 Milieu

5.1.1 Milieuzonering

Het plan ligt in de buurt van de bestemmingen Centrum en Gemengd alsmede binnen 100 meter van een bedrijfsbestemming categorie 3.1 en een bedrijfsbestemming categorie 2 (nutsvoorziening KPN, 30 meter). De bedrijfsbestemming 3.1 levert geen belemmering op echter in de bestemming Centrum is horeca categorie 1 en 2 mogelijk, voor zover aanwezig. Aan de Canadastraat 19 is op 45 meter afstand van het complex een horeca gelegenheid aanwezig. Tevens kunnen in het centrumgebied diverse bedrijven zich vestigen: detailhandel, maatschappelijke voorziening, dienstverlening, kantoren en evenementen. In de gemengde bestemming kunnen zich verschillende bedrijven vestigen: dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en evenementen.

Toetsing aan de hand van de bedrijvenlijst uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” en gelet op het feit dat onderhavig plangebied te karakteriseren is als een centrumgebied, levert op dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

5.1.2 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieverandering of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie.

Voor het wijzigen van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van het voorgenomen plan is door Sigma Bouw & Milieu in januari 2008 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (projectnr. 08M4070, zie bijlage 1).

Tijdens het onderzoek zijn in de bovengrond verontreinigende stoffen aangetroffen welke de tussenwaarde niet overschrijden. In de ondergrond is in beperkte mate lood aangetroffen. De aangetroffen waarden geven directe aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.

In het grondwater is ter plaatse van peilbuis 1 een verhoogde gehalte lood (zware metalen) ten opzichte van de interventiewaarde aangetroffen, evenals een verhoogde gehalte koper (zware metalen) ten opzichte van de tussenwaarde en een verhoogd gehalte arseen, chroom, kwik, nikkel en zink (zware metalen) ten opzichte van de streefwaarde. Deze resultaten geven aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek naar lood en koper.

Direct aansluitend is door Sigma Bouw & Milieu een nader onderzoek (fase 1) uitgevoerd (projectnr 08-M4134, datum 11 maart 2008), zie bijlage 2. Daarbij is in eerste instantie het samengestelde bovengrondmengmonster MM1 uitgesplitst. De individuele grondmonsters zijn afzonderlijk geanalyseerd op het gehalte lood (zware metalen). Na het lokaliseren van de verontreiniging is door middel van bodemverkenning en bemonstering van de grond getracht de omvang en/of de verspreiding van de geconstateerde verontreiniging vast te stellen.

Op grond van het uitgevoerde nader onderzoek kan de omvang van de sterke verontreiniging (gehalten boven de interventiewaarde) voldoende worden geschat. De interventiewaardecontour (sterke verontreiniging) voor lood (zware metalen) beslaat naar verwachting circa 1m 2 . Uitgaande van een gemiddelde laagdikte van circa 0,5 m is naar schatting circa 5 m 3 grond sterk verontreinigd met lood (zware metalen).

Aangezien de verontreiniging met lood (zware metalen) in horizontale en plaatselijk in verticale richting niet volledig is afgeperkt kan op basis van de huidige onderzoeksresultaten geen eenduidige uitspraak worden gedaan omtrent de gehele omvang van de verontreiniging. In het onderhavige geval is geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

De oorzaak van de verontreiniging is niet eenduidig vastgesteld. Gezien de recente activiteiten op de onderzoekslocatie is het in onderhavig geval aannemelijke dat de bodemverontreiniging is veroorzaakt voor 1987. Op de locatie stond tot juli 2010 een leegstaand partycentrum. Begin juli 2010 is het pand afgebrand.

Na de brand is het pand tot de fundering afgebroken. De restanten zijn grotendeels verwijderd. In het afgebrande pand was asbest verwerkt. Tijdens de sloop is asbesthoudend materiaal verwijderd. Na de sloopwerkzaamheden is op 10 augustus 2010 door Emtec Services een vrijgavemeting asbest uitgevoerd. Na sanering van het aanwezige asbest is het geïnspecteerde gebied als niet asbestverdacht aangemerkt.

Na de brand begin juli 2010 is door SIGMA bouw en milieu op 10 oktober 2011 en 18 januari 2012 het milieukundig onderzoek aangevuld en geactualiseerd. Naar aanleiding van de resultaten van deze actualisatie en aanvulling worden de volgende conclusies en aanbevelingen gedaan:

Actualisatie bodemonderzoek van de bovengrond

Bovengrondmengmonster MM1 (boring 10 t/m 14+16+18) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Aanvullend bodemonderzoek grond

De individuele ondergrondmonsters van de boringen 1, 2 en 8 uit het voorgaande bodemonderzoek bevatten met uitzondering van boring 2 (traject 0.5-1.0 m-mv) geen verhoogd gehalte lood (zware metalen) ten opzichte van de achtergrondwaarde. Ondergrondmonster 5 (boring 2, traject 0.5-1.0 m-mv) bevat een verhoogd gehalte lood (zware metalen) ten opzichte van de achtergrondwaarde, aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden bestaat er in dit geval geen aanleiding tot het instellen van nader onderzoek.

Op basis van het voorgaande nader onderzoek is geconstateerd dat de bovengrond ter plaatse van boring 7 een verhoogd gehalte lood ten opzichte van de interventiewaarde bevat en dat de bovengrond ter plaatse van boring 8 een verhoogd gehalte lood t.o.v. de tussenwaarde bevat.

Uit het nader onderzoek blijkt dat de verontreiniging met lood (zware metalen) in de grond in het horizontale vlak niet volledig tot onder de achtergrondwaarde is afgeperkt. De bovengrond ter plaatse van de buitenste afperkende boringen (15, 102, 103, 104, 105, 108, 109, 110, 112 en 113) bevat nog verhoogde gehalten lood (zware metalen) ten opzichte van de achtergrondwaarde. Op basis van de bekende onderzoeksresultaten kan niet worden uitgesloten dat de verontreiniging grensoverschrijdend is met aangrenzende percelen. De sterke verontreiniging met lood (zware metalen), gehalten boven de interventiewaarde, is ter plaatse van boring 7 voldoende afgeperkt.

In het verticale vlak is de verontreiniging ter plaatse van boring 7 en 8 tot achtergrondwaarde-niveau afgeperkt. Ter plaatse van boring 7 is de verontreiniging in eerder onderzoek afgeperkt op ca. 0.5 m-mv. Ter plaatse van boring 8 is de verontreiniging afgeperkt op ca. 1.0 m-mv.

Op basis van de nu bekende gegevens kan de omvang van de sterke verontreiniging (gehalten boven de interventiewaarde) voldoende worden geschat. De interventiewaardecontour (sterke verontreiniging) voor lood (zware metalen) beslaat naar verwachting ca. 10 m2. Uitgaande van een gemiddelde laagdikte van circa 0.5 m is naar schatting ca. 5 m3 grond sterk verontreinigd met lood (zware metalen).

Aangezien de verontreiniging met lood (zware metalen) in horizontale verticale richting niet volledig is afgeperkt tot de achtergrondwaarde kan op basis van de huidige onderzoeksresultaten geen eenduidige uitspraak worden gedaan omtrent de gehele omvang van de verontreiniging (gehalten boven de achtergrondwaarde) met lood (zware metalen).

Op basis van de heemkunde Heino blijkt dat op de locatie, circa 100 jaar geleden, een smederij was gevestigd. De verhoogde gehalten lood (zware metalen) in de grond kunnen samenhangen met deze voormalige activiteiten. Ook de aanwezigheid van puinresten kan een mogelijke oorzaak zijn, echter de relatie tussen de aanwezigheid van puin en het verhoogd voor komen van lood (zware metalen) geldt niet in alle gevallen.

Grondwater

peilbuis 1 (1.3-2.3 m-mv)

Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat na herbemonstering een verhoogd gehalte koper (zware metalen) ten opzichte van de streefwaarde. Het gehalte lood (zware metalen) is in het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 na herbemonstering niet meer verhoogd ten opzichte van de streefwaarde gemeten. De tijdens het verkennend bodemonderzoek matig en sterk verhoogd gemeten gehalten koper en lood (zware metalen) in het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 zijn op basis van de herbemonstering en heranalyse niet opnieuw bevestigd.

De tijdens het verkennend bodemonderzoek matig en sterk verhoogde gehalten koper en lood (zware metalen) zijn vermoedelijk het gevolg van een onvoldoende hersteld evenwicht tussen grond en grondwater ten tijde van de eerste bemonstering. De na herbemonstering en heranalyse gemeten gehalten koper en lood (zware metalen) in het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 geven geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Toetsing geval van ernstige bodemverontreiniging en gevalsdefinitie

Er is sprake van ernstige verontreiniging van bodem of sediment als voor tenminste 1 verontreinigende stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m3 bodemvolume hoger is dan de interventiewaarde. Voor grondwaterverontreiniging geldt dat er sprake is van ernstige verontreiniging als voor tenminste 1 verontreinigende stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume hoger is dan de interventiewaarde.

Op basis van de bekende onderzoeksresultaten wordt de grens van 25 m3 sterk verontreinigde grond op de locatie naar verwachting niet overschreden. In het onderhavige geval is er geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Plan van Aanpak

In het kader van de geplande nieuwbouw op de locatie wordt de verontreiniging met lood (zware metalen) in de grond voorafgaand aan grondwerkzaamheden verwijderd. Alvorens wordt overgegaan tot een eventuele sanering van de verontreiniging is een plan van aanpak opgesteld door Sigma Bouw en Milieu op 8 februari 2012 nr. 12-m6006, waarin de voorgenomen saneringswerkzaamheden zijn beschreven. Het plan van aanpak wordt ter goedkeuring ingediend bij het bevoegd gezag (gemeente Raalte). Deze is als bijlage bijgevoegd.

5.1.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan of ruimtelijke ordening aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

De Canadastraat kent ter plaatse een snelheidsregime van 30 km/uur, waardoor de weg niet zoneplichtig is conform de Wgh en in dat geval geen akoestisch onderzoek nodig is. Uit de geluidniveaukaart blijkt voor het jaar 2020 dat de geluidbelasting aan de Canadastraat ter hoogte van het bouwplan ongeveer 55 dB zal bedragen dat meer is dan de 48 dB voorkeursgrenswaarde.

In het kader van de omgevingsvergunning zal worden getoetst aan het Bouwbesluit. Conform het Bouwbesluit dient voldaan te worden aan de binnenwaarde voor geluid van 33 dB. Maatregelen aan de woningen zullen worden getroffen om te kunnen voldoen aan de binnenwaarde. Hierdoor staat de geluidregelgeving de realisatie van het complex dus op geen enkele manier in de weg.

Figuur 5.1: uitsnede uit de kaart met maximum snelheden zoals die gelden in Heino en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20110017-0002_0014.png"

5.1.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan of projectbesluit worden vastgesteld indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of het projectbesluit biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 (van de Wet Milieubeheer, hfdst. 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen) opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of het projectbesluit biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of het projectbesluit biedt, niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in eerder genoemde bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 10.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het criterium "niet in betekende mate" kan pas worden toegepast als het NSL en de (nieuwe) regionale programma's zijn vastgesteld en dat is sedert 1 augustus 2009 het geval. Daarom kan nu van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt de 1%-grens. Voor woningbouw betekent dat bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit "niet in betekende mate" verslechtert zolang het aantal woningen niet boven de 1.500 uitkomt.

Het voorgenomen initiatief betreft slechts de nieuwbouw van elf woningen en daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling de luchtkwaliteit "niet in betekende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.