direct naar inhoud van 5.1 Flora & fauna
Plan: Kerkslagen 5/Gravenweg 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20110001-0002

5.1 Flora & fauna

5.1.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.1.2 Natuurbeschermingswet

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Het plangebied aan de Kerkslagen is gelegen binnen de bebouwde kom van Lierderholthuis, buiten de EHS op een afstand van circa 650 meter. Het perceel aan de Gravenweg is gelegen binnen de EHS, nieuw te realiseren natuur. Het uitgevoerde Flora- en faunaonderzoek toont aan dat de gewenste ontwikkeling binnen de EHS geen significant negatieve invloed heeft op de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20110001-0002_0011.png"

Figuur 5.1. Ligging t.o.v. Ecologische Hoofdstructuur (Bron: Provincie Overijssel)

5.1.3 Flora- en faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling is in het kader van de Flora- en faunawet een onderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is om aan de hand van aanwezige terreintypen en vegetaties te bepalen of en welke in de Flora- en faunawet beschermde soorten in het plangebied voor kunnen komen. Aan de hand van deze inschatting wordt bepaald of en zo ja welke vervolgstappen ondernomen moeten worden, zoals het uitvoeren van een nadere inventarisatie naar het voorkomen van beschermde soorten en het aanvragen van een ontheffing op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. In de rapportage zijn de onderzoeksresultaten voor de erven aan de Gravenweg en de Kerkslagen weergegeven. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. De resultaten zullen hieronder worden toegelicht

5.1.4 Flora

Op beide onderzoekslocaties is verharding aanwezig (locatie Gravenweg is overigens grotendeels onverhard) en daarmee ongeschikt als groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Begroeide delen rondom de opstallen bestaan voornamelijk uit soorten van voedselrijke omstandigheden of verstoorde grond. Het gaat hierbij om algemene soorten als gewone melkdistel, paardenbloem en grote brandnetel. Beschermde plantensoorten zijn op beide projectlocaties dan ook niet aangetroffen en worden hier tevens niet verwacht. Op het te bebouwen graslandperceel is een monocultuur van Engels raaigras aanwezig. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden tevens niet verwacht.

5.1.5 Fauna
5.1.5.1 Zoogdieren

Aan de Gravenweg zijn rond het terrein en op het te bebouwen graslandperceel sporen van mol waargenomen. Dit is een algemeen in Nederland voorkomende beschermde soort. Naast deze soort zijn nog enkele andere algemeen voorkomende (beschermde) soorten te verwachten zoals haas, egel, bosmuis en kleine marterachtigen als wezel of hermelijn. Van strikt beschermde soorten in de af te breken stal is hoogstwaarschijnlijk geen sprake. Steenmarter of sporen daarvan zijn niet aangetroffen. Verder bestaat het gebouw uit een enkelwandige, vrij lage schuur met een golfplaten dak. Als verblijfplaats voor vleermuizen is de stal ongeschikt, aangezien geen spouwmuren aanwezig zijn of anderszins een constante temperatuur en vochtigheidsgraad aanwezig kan zijn in bijvoorbeeld de dakconstructie. Aan de Kerkslagen zijn nog wel enkele spouwmuren aanwezig in de oude stallen. Echter zijn ook hier geen uitvliegende vleermuizen waargenomen.Wel vloog een foeragerende gewone dwergvleermuis tussen de schuren aan de oostzijde heen en weer. Mogelijk is de vleermuis afkomstig uit een nabijgelegen woonhuis of de kerk in het dorp. Verder is hoog boven het erf een aantal foeragerende rosse vleermuizen waargenomen. Dit zijn hoofdzakelijk boombewonende soorten, verblijfplaatsen van deze soort zijn dan ook niet aanwezig. Andere beschermde soorten zijn niet waargenomen op of rond de onderzoekslocatie. Naast enkele algemeen voorkomende soorten als huisspitsmuis, bosmuis en wezel zijn geen strikt beschermde soorten te verwachten. Steenmarter of sporen hiervan (mest, krabsporen) zijn niet waargenomen op het erf.

5.1.5.2 Vogels

Op beide erven zijn geen broedvogels aangetroffen. Wel zijn enkele sporen van oude nestlocaties aangetroffen in de varkensschuur aan de Kerkslagen. Het gaat hier mogelijk om nesten van spreeuw, merel en/of witte kwikstaart. Vogels met een vaste rust- en verblijfplaats of sporen hiervan (nesten of braakballen) zijn hier niet waargenomen. In de oude stal aan de Gravenweg zijn ook geen nesten van gebouwbewonende vogelsoorten of sporen van vogels met een vaste rust en verblijfplaats aangetroffen. Op het graslandperceel zijn eveneens geen broedvogels aangetroffen. Een enkele minder kritische weidevogel als kievit kan op dit graslandperceel worden verwacht. Meer kritische vogelsoorten of vogels met een vaste rust- en verblijfplaats komen, gezien de aanwezige terreintypen, niet voor.

5.1.5.3 Amfibieën

De erven en het graslandperceel vormen geen primair leefgebied voor amfibieën door de afwezigheid van waterelementen. Mogelijk dat de erven als overwinteringbiotoop worden gebruikt door algemeen voorkomende soorten als bruine kikker en gewone pad.

5.1.5.4 Overige soorten

Voor de locaties wordt niet verwacht dat andere beschermde soorten dan eerder vermeld voorkomen. De overige in de Flora- en faunawet opgenomen beschermde soorten zijn dusdanig zeldzaam en grotendeels gebonden aan specifieke biotopen zoals heide, hoogveen, laagveen en beken, dat het zeer onwaarschijnlijk is dat deze voorkomen op de onderzoekslocatie.

5.1.6 Conclusies en advies

Voor de aangetroffen en te verwachten algemeen voorkomende soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De zorgplicht blijft wel altijd van toepassing. Omdat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op aangetroffen strikt beschermde vleermuizen, marterachtigen en broedvogels met een vaste rust- en verblijfplaats, hoeft voor deze soortgroepen geen ontheffing te worden aangevraagd.

Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. De zorgplicht blijft, ongeacht de status van de soorten, wel van kracht.