direct naar inhoud van 5.3 Bodem
Plan: Beaphar te Raalte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20100012-0003

5.3 Bodem

In 1998 is in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst tussen Beaphar en de gemeente Raalte een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit volgde dat in de bodem is een verhoogde concentratie aan PAK-totaal en vermoedelijk natuurlijk arseen gevonden.

Daarnaast zijn er nog twee bodemonderzoeken bekend. Het gaat om:

  • Hunneman Milieu Advies Raalte BV, augustus 2003, Inventariserend bodemonderzoek op het terrein van Beaphar BV aan de Oude Linderteseweg 9 te Raalte, kenmerk 2003326.12/jr/sh
  • Hunneman Milieu Advies Raalte BV, september 2004, BSB/nulsituatie bodemonderzoek op het terrein van Beaphar BV aan de Oude Linderteseweg 9 te Raalte, kenmerk 2003962/rdw/sh

Tijdens het bodemonderzoek door Hunneman Milieu Advies uit 2004 zijn in de grond geen verhoogde gehalten gemeten. In het grondwater zijn destijds licht verhoogde concentraties aan cadmium, 1,2-dichlooretheen en PER gemeten.

Het gedeelte van de planlocatie waar geen uitbreiding van het bedrijf plaatsvindt (oostelijke terreindeel) heeft al een bedrijfsbestemming. Er treden hier geen wijzigingen op van activiteiten/uitbreidingen waardoor er geen bodemonderzoek noodzakelijk is voor dit deel. Het westelijke terreindeel zal uitgebreid worden met bedrijfsactiviteiten en er zal ook uitbreiding van bedrijfsgebouwen gaan plaatsvinden.

Hierdoor is in 2008 in een verkennend en nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in de bijlagen (kenmerk: R001-4591052SIR-evp-V01-NL, juniĀ 2008). Op basis van de verkregen informatie uit het vooronderzoek is de onderzoeksintensiteit voor een onverdachte locatie (onv) gehanteerd.

Bij dit onderzoek zijn in de bovengrond plaatselijk in lichte tot zeer lichte mate kool- en puindeeltjes aangetroffen. Verder zijn tijdens de veldwerkzaamheden zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een eventuele verontreiniging van de bodem. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen asbest waargenomen.

In de bovengrond ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling (productiehal, opslag gevaarlijke stoffen) zijn licht verhoogde gehalten aan EOX, PAK(10), zink en arseen aangetoond. In de bovengrond ter plaatse van de toekomstige productiehal is arseen in een matig verhoogd gehalte gemeten.

In de bovengrond van het overige terrein is een sterk tot matig verhoogd gehalte aan arseen aangetoond. Verder zijn er licht verhoogde gehalten aan zink, PAK(10) en minerale olie gemeten. In de ondergrond is een matig verhoogd gehalte aan arseen gemeten. Op verzoek van de gemeente Raalte zijn de mengmonsters met een interventiewaarde overschrijding aan arseen uitgesplitst. Uit de uitsplitsing van de mengmonsters blijkt dat arseen op een enkel monster na, in alle separate monsters in een sterk verhoogd gehalte voorkomt.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de locatie niet geheel vrij is van verontreinigingen. Er zijn sterk verhoogde gehalten aan arseen in de grond gemeten. Gezien het oppervlak dat met arseen verontreinigd is en de historische activiteiten die op de locatie hebben plaatsgevonden, kan worden geconcludeerd dat arseen vermoedelijk van nature op de locatie voorkomt. Er is dan ook geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging met arseen. Indien arseen van nature in een sterk verhoogd gehalte voorkomt zijn er geen belemmeringen voor een bestemmingsplan wijziging. De ontwikkeling is op het gebied van bodem inpasbaar.

Er is geen aanleiding om te vermoeden dat er tussen de eerste onderzoeken in 2003 en 2004, het verkennend onderzoek uit 2008 en de huidige situatie in 2011 verontreiniging heeft plaatsgevonden.