Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hordelman, omgeving Dorpsstraat 72
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0177.BP20100009-0003

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:   
  1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijfswoningen;
  3. aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. wegen, straten en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. (infiltratie)groenvoorzieningen;
  5. water;

3.2 Bouwregels

 
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
 
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag tot ten hoogste 60% worden bebouwd;
  3. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 4,00 m bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, in welk geval deze afstand geldt als minimale afstand;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. 
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
  1. de bedrijfswoning mag alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
  3. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelgrens mag niet minder dan 4,00 m bedragen;
  4. de goothoogte mag niet dan 6 m meer bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde in d mogen hoogteaccenten de goothoogte met maximaal 1 m overschrijden;
  6. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  7. de woning moet worden voorzien van een hellend dak, waarvan de helling niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedraagt.
3.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aanbouwen- en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. aanbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  2. aanbouwen en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  4. de goothoogte, bouwhoogte, en bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling, van de aanbouwen en bijgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: 
    Goothoogte in meters
    Bouwhoogte in meters
    Dakhelling in graden
    Min
    Max
    Min
    Max
    Min
    Max
    -
    4
    -
    5.50
    25
    60
       
  5. in afwijking van het bepaalde in d mogen hoogteaccenten de bouwhoogte met maximaal 1 m overschrijden;
  6. in afwijking van het bepaalde onder d is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van de bedrijfswoning;
  7. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met f geldt dat indien op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage, een andere dakhelling en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte dat deze afstand/dakhelling/oppervlakte/percentage/ goothoogte/bouwhoogte mag worden gehandhaafd. 
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak mag de hoogte van de hoofdbebouwing niet overschrijden, met uitzondering van (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, waarvan de maximale hoogte 8 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mag voor (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, maximaal 10 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen. 

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken verlenen van:
  1. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 9 m wordt, indien dit uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  2. het bepaalde in artikel 3.2.4 onder b, teneinde een bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte maximaal 10 m wordt. 
3.4.2 Toetsingscriteria
De in artikel 3.4.1 vermelde afwijkingen kunnen slechts worden toegelaten, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in relatie tot de bestemming 'Bedrijf' wordt in ieder geval gerekend:
  • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.6.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf of een gedeelte ervan en het gebruik van grond en de opstallen hiervoor in een hogere categorie, dan wel voor een bedrijf dat niet in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt.
 
3.6.2 Toetsingscriteria
De in 3.6.1 vermelde afwijking wordt slechts toegelaten mits het bedrijf aantoont dat de activiteiten, wat hinder, aard en omvang betreft, toelaatbaar zijn op de gewenste locatie en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.