direct naar inhoud van 5.3 Bodemkwaliteit
Plan: De Flierefluiter, Raarhoeksweg 49
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20100007-0003

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Inleiding

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht. In november 2009 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Kruse Milieu B.V. uit Geesteren.

Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen van de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Op basis hiervan is bepaald of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor de gewenste ontwikkelingen.

5.3.2 Onderzoeksstrategie

In 1996 is door Oranjewoud een historisch onderzoek uitgevoerd, waarbij in de rapportage is vermeld dat er geen bodembedreigende activiteiten zijn geconstateerd. De onderzoeksstrategie is vooraf door de gemeente bestudeerd en akkoord bevonden. De onderzoeksstrategie is opgesteld om te bepalen of de locatie geschikt is voor de nieuwe bestemming. Gezien de voorgenomen activiteiten is daarbij een onderverdeling gemaakt in drie deelgebieden: het bouwblok, het kampeerterrein en overig terrein.

Het gehele plangebied dient onderzocht te worden volgens de norm NEN 5725. Dit is een historisch onderzoek waarbij mogelijk verdachte locaties naar voren komen. Er zijn geen verdachte locaties aangetroffen.

Voor het bouwblok is de onderzoeksstrategie volgens de NEN 5740 gevolgd. En voor het kampeerterrein is naast het historisch onderzoek aanvullend de bovengrond onderzocht. Het uitgevoerde onderzoek voldoet aan deze onderzoeksstrategie.

5.3.3 Onderzoeksresultaten

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er in de grond en het grondwater overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan Barium, Nikkel en Molybdeen aangetoond. De tussenwaarden worden echter niet overschreden, met uitzondering van een sterk verhoogde arseengehalte in het grondwater (peilbuis 1).

Naar aanleiding van het sterk verhoogde arseengehalte in het grondwater is besloten een herbemonstering van het grondwater uit peilbuis 1 uit te voeren. Ook de herbemonstering bevestigde dat het grondwater ter plekke van peilbuis 1 sterk verontreinigd is met arseen. Formeel gezien dient verder aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden om de omvang van de arseenverontreiniging in het grondwater te bepalen. Echter, vanwege de volgende redenen is besloten om af te zien van een nader onderzoek:

  • het onderzoek is uitgevoerd op een onverdachte locatie en er is geen aanwijsbare bron voor het sterk verhoogde arseengehalte;
  • door Kruse Milieu BV is een beknopte risico-analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van humane-, ecologische- of verspreidingsrisico's bij het huidig gebruik van de locatie. Er zijn mogelijk wel (humane) risico's aanwezig wanneer het freatische grondwater (bovenste watervoerende laag van het grondwater) wordt gebruikt als drinkwater voor vee of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico's worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten. Het diepere grondwater is mogelijk wel geschikt voor deze toepassingen. Wanneer grondwater van grotere diepten wordt opgepompt, wordt aanbevolen dit grondwater te analyseren op metalen om de kwaliteit van het diepere grondwater vast te stellen.

Op basis van deze overwegingen wordt gesteld dat de aangetoonde verhoogde arseenconcentratie in het grondwater wellicht toe te schrijven is aan een (natuurlijke) verhoogde achtergrondwaarde. Daarmee ligt er geen beperking op de toekomstige bestemming. Derhalve is het niet noodzakelijk om in het kader van de bestemmingsplanwijziging over te gaan tot een nader onderzoek. Bij toekomstige herontwikkeling van het terrein kan door de gemeente alsnog aanvullend onderzoek worden geëist. Het bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 3.

5.3.4 Slotconclusie

Uit milieukundig oogpunt is geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen (acute) risico's voor de volksgezondheid opleveren. Er zijn mogelijk wel (humane) risico’s aanwezig, wanneer het freatische grondwater uit peilbuis 1 gebruikt wordt als drinkwater voor vee of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico’s worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (recreatie).