Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw of nieuw te plaatsen woonunit als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- gebruik wordt gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
- indien er op het perceel geen geschikt bijgebouw aanwezig is, is op grond van doelmatigheidsmotieven het plaatsen van een tijdelijke woonunit toegestaan;
- tijdelijke woonunits mogen op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
- de tijdelijke woonunit dient landschappelijk ingepast te worden;
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
- in aanvulling op de ontheffing wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten waarbij de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
- een verzoek om ontheffing wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.