Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf, uitgezonderd een intensieve veehouderij, glastuinbouw, pot en containerteelt en bollenteelt;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensieve veehouderij;
- bed & breakfast;
- recreatief medegebruik;
- de in de onderstaande tabel vermelde nevenfuncties:
Nevenfuncities | Maximale oppervlakte in m2 |
| Gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie |
verkoop aan huis van streekeigen producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 200 |
ambachteljike be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 500 |
kano-, boot-, en fietsverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis | - | 50 |
- voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo’s, mestvoorzieningen,teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waar ook onder begrepen voorzieningen ten behoeve van de waterberging;
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen (niet zijnde omheiningen rond paardenbakken), veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 meter vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 hectare en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden;
voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- per op de verbeelding aangewezen bouwvlak mag maximaal een bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
- de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, niet meer dan 750 m3 bedragen;
- de goothoogte voor bedrijfswoningen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
- de bouwhoogte voor bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- de minimale dakhelling voor bedrijfswoningen bedraagt 20o;
- de maximale dakhelling voor bedrijfswoningen bedraagt 55o.
- de oppervlakte aan hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 500 m2 bedragen;
voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- de goothoogte voor bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 5,5 meter bedragen;
- de bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 12 meter bedragen;
- de minimale dakhelling voor bedrijfsgebouwen, tunnelstallen hierbij uitgezonderd, bedraagt 12o;
- de maximale dakhelling voor bedrijfsgebouwen, tunnelstallen hierbij uitgezonderd, bedraagt 55o.
- de bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer dan 2 meter bedragen;
- de bouwhoogte van voedersilo’s mag niet meer dan 15 meter bedragen;
- de bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer dan 6 meter bedragen;
- de bouwhoogte van mestopslagplaten mag niet meer dan 2 meter bedragen;
- de hoogte van windturbines mag niet meer dan 25 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn en/of buiten het bouwvlak gebouwd worden, welke maximaal tot 1 meter hoog gebouwd mogen worden;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- indien en voor zover meer dan 1.000 m2 aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
Artikel 3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels zoals gesteld in artikel 3.2 voor het toestaan van:
Artikel 3.4.1
Het overschrijden van het bouwvlak
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ten behoeve van agrarische bedrijven ontheffing te verlenen van de op de verbeelding aangegeven grenzen van een bouwvlak en het bepaalde in artikel 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:
- overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
- het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 meter;
- door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Artikel 3.4.2
Het oprichten van een biomassavergistingsinstallatie
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ten behoeve van agrarische bedrijven ontheffing te verlenen van de bouwregels zoals gesteld in artikel 3.2 ten behoeve van het oprichten van een biomassavergistingsinstallatie, met inachtneming van het volgende:
- aan het verzoek om ontheffing wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
- realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
- de inhoud van de biomassavergistingsilo’s mag niet meer dan 3.000 m3 bedragen;
- de verwerkingscapaciteit mag niet meer dan 80 ton per dag bedragen;
- de biomassavergisting dient milieuhygienisch aanvaardbaar te zijn.
Artikel 3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
- bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 850 m2 en mag er niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
- bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m2;
- in het kader van de onder f bedoelde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
Artikel 3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.5 ten behoeve van:
Artikel 3.6.1
Het toestaan van nevenfuncties
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve het toestaan van een of meer, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
- de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- in afwijking van het bepaalde in onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m2 is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
- in afwijking van het bepaalde in onder a geldt dat nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens is toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
- nevenfuncties dienen milieuhygienisch inpasbaar te zijn;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
- buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
- de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
- parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk worden versterkt;
- detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit in directe relatie staat met de hoofdactiviteit;
- bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 850 m2 en mag er niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
- de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
- het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
- uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
- de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 meter;
- de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 meter;
- er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijkeinpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld. Dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf.
ten behoeve van de nevenfunctie boerderijkamers geldt tevens het volgende:
- het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
- de oppervlakte per kamer mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
- de totale gezamenlijke oppervlakte aan boerderijkamers mag niet meer dan 200 m2 bedragen.
Artikel 3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
Artikel 3.7.1
Nieuwe natuur
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
- een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed;
- er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.
Artikel 3.7.2
Waterberging
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in de bestemming “Water”, met inachtneming van het volgende:
- een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
- er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.