Plan: | Raalte Kern, omgeving Markeweg 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20100004-0003 |
Door Modderman Flora en Fauna is in september 2009 een quickscan uitgevoerd naar de aanwezige flora en fauna in het plangebied. Tevens is bekeken of de voorgenomen plannen effect hebben op beschermde natuurgebieden.
Gebiedsbescherming
Habitat- en vogelrichtlijngebieden
Het plangebied grenst niet aan beschermde natuurgebieden, die vallen onder de Natuurbeschermingwet 1998: habitat- en vogelrichtlijngebieden en overige Natuurbeschermingswetgebieden liggen op grote afstand. Het Boetelerveld, waarvan de aanwijzing als habitatrichtlijngebied in procedure is, ligt als dichtstbijzijnd beschermd gebied op ongeveer 4 km afstand.
Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied maakt ook geen deel uit van de provinciale Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS ligt op ongeveer 2 km afstand buiten de kern van Raalte ten noorden en ten zuiden van het plangebied. Op deze afstand zijn er geen effecten van de werkzaamheden en veranderingen in het plangebied merkbaar. Bovendien zijn de beschermde natuurgebieden daarvan afgeschermd door tussenliggend stedelijk gebied.
Flora en fauna
Op 25 september 2009 zijn twee veldbezoeken gebracht aan de locatie, in de middag en in de avond. Tijdens deze bezoeken is de locatie onderzocht op de aanwezigheid van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet.
Niet-beschermde soorten
In de soortgroepen vaatplanten, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden zijn er geen beschermde soorten in het plangebied aanwezig.
Beschermde soorten
Zoogdieren
De in het plangebied waarschijnlijk voorkomende kleine zoogdieren bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis zijn op erven niet beschermd. Voor de gewone bosspitsmuis geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het schoolgebouw is een paarverblijfplaats en waarschijnlijk ook winterverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Om te onderzoeken of deze soort nog steeds gebruikmaakt van het gebouw, moet er in het voorjaar van 2010 vanaf half april aanvullend onderzoek plaatsvinden zo kort mogelijk voor de sloop. Dan kan er ook onderzoek gedaan worden naar verblijfplaatsen van de steenmarter en eekhoorn.
Vogels
Alle vogelsoorten zijn beschermd. Broedende vogels mogen niet verstoord worden. Er zijn enkele soorten in en rond het plangebied aangetroffen, die in bomen of struikgewas broeden. Daarom mogen de werkzaamheden niet in het broedseizoen (maart tot en met juli) beginnen.
Amfibieƫn
De tuin kan als overwinteringsverblijfplaats functioneren voor kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker. Voor genoemde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Dus mocht het noodzakelijk zijn ze te verstoren, dan is dat geen belemmering.
Conclusie
Er zijn gezien de afstand tot de natuurgebieden in de omgeving van het plangebied geen negatieve effecten te verwachten.
Wel dient er voor de werkzaamheden beginnen een aanvullende vleermuis- en steenmarterinventarisatie te worden uitgevoerd.
Het Flora en faunaonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Naar aanleiding van de conclusies uit bovenstaand onderzoek is door Modderman Flora en Fauna een aanvullend onderzoek uitgevoerd op de ochtend van 2 juni en de avond van 17 juni 2010.
Uitkomsten
Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat het schoolgebouw een vaste verblijfplaats betreft van de gewone dwergvleermuis.
De vleermuizen maken jaarrond gebruik van het gebouw, maar maken ook gebruik van andere gebouwen in de omgeving, waaronder waarschijnlijk woonhuizen. Een echte kraamkolonie is niet geconstateerd, maar lijkt wel in de omgeving aanwezig. De geschiktheid als winterverblijfplaats in een strenge winter wordt betwijfeld.
Tijdens de bezoekrondes is geen eekhoorn of eekhoornnest in de bomen ten noorden van de school gezien. Ook werden er geen sporen van steenmarter in het gebouw gevonden.
Ontheffing
Voordat het gebouw wordt gesloopt, moet er een ontheffingsaanvraag op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet worden ingediend. Het vernietigen of verstoren van een vaste verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis is een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet.
Bij de toekenning van een ontheffing geldt de uitgebreide toetsing met de volgende drie criteria:
1. Er is een groot openbaar belang.
2. Er is geen redelijk alternatief voor de ingreep.
3. De staat van instandhouding van de soort in de omgeving wordt niet aangetast.
Op basis van criterium 1 zal een ontheffingsaanvraag waarschijnlijk worden afgewezen.
Uitgangspunt is daarom het toepassen van mitigerende maatregelen, waardoor de gunstige staat van instandhouding en de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis niet worden aangetast.
De sloop van het schoolgebouw zal moeten plaatsvinden op een moment dat er zich geen vleermuizen in het gebouw bevinden. Voor de sloop moeten er al mitigerende maatregelen in de directe omgeving getroffen zijn in de vorm van het ophangen van vleermuiskasten. De nieuwbouw moet vervolgens ook geschikt zijn voor vleermuizen door een toegankelijke spouw, toegankelijke ruimten onder het dak en het inmetselen van vleermuisstenen, die speciaal voor dat doel op de markt zijn.
Als deze mitigerende maatregelen voldoende zijn, kan de Minister van LNV besluiten dat de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de directe omgeving gewaarborgd blijft en er dus geen ontheffing nodig is.
Het Aanvullend vleermuisonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.