direct naar inhoud van Artikel 4 Natuur
Plan: Landgoed Den Alerdinck II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20100003-0005

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  • b. bos en bosbouw;
  • c. het bergen van water ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. waterpartijen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

    met daaraan ondergeschikt:
  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • h. paden en wegen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten ten dienste van de bestemming worden gebouwd met uitzondering van overkappingen;
  • b. de bouwhoogte van een hoogzit ten behoeve van het observeren van het wild bedraagt ten hoogste 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
  • d. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het beheer en het onderhoud van het landgoed, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor beheer en onderhoud;
  • b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

4.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de ontwikkelingsvisie voor het landgoed;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • c. normaal onderhoud en beheer en/of de uitvoering van een bosbeheerplan ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.5.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De in lid 4.5.1 vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden en/of de waterhuishoudkundige functie van de gronden.