3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen mogen niet eerder worden gebouwd dan nadat een houtwal is aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', met dien verstande dat de aard van de beplanting van de houtwal zodanig is dat:
-
1. de hoogte van de houtwal binnen 5 jaar na aanplant minimaal 6 m zal bedragen;
-
2. de breedte van de kruin van de houtopstanden binnen 5 jaar na aanplant minimaal 1,5 m zal bedragen;
-
b. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
c. minimaal 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw (met inbegrip van de bij het bedrijf behorende kantoren) dient te worden gebouwd in de lijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', met dien verstande dat daar waar deze gevellijn niet is aangegeven een afstand van niet minder dan 10,00 meter moet worden aangehouden tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de bouwperceelsgrens;
-
d. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelgrens, niet zijnde een op de verbeelding aangegeven 'gevellijn', mag niet minder dan 4 m bedragen;
-
e. bouwpercelen, waarop hoofdgebouwen voorkomen die met de voorgevel zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere bouwvoorschriften van toepassing' mogen maximaal 65,00 meter breed zijn;
-
f. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 65;
-
g. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Goothoogte in meters.
|
Bouwhoogte in meters.
|
Min.
|
Max.
|
Min.
|
Max.
|
-
|
10
|
-
|
10
|
3.2.2 Overstekende bouwdelen, overschrijding bouwgrenzen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b mogen gebouwen buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overstekende bouwdelen', worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
a. deze gebouwen niet mogen worden gebouwd op de begane grond;
-
b. de bouwgrenzen met maximaal 3 m mogen worden overschreden.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak de bouwhoogte van de hoofdbebouwing niet overschrijden, met uitzondering van (reclame-)masten en verlichtingsarmaturen, waarvan de maximale bouwhoogte 10,00 meter bedragen en met uitzondering van windmolens, waarvan de maximale bouwhoogte 18,00 meter mag bedragen;
-
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag voor (reclame-)masten en verlichtingsarmaturen, maximaal 10,00 meter bedragen;
-
d. de afstand van bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van overkappingen en luifels tot de zijdelingse en achterste perceelgrens, niet zijnde een lijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', mag niet minder dan 4 m bedragen.
3.7 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning houtgewassen behorende tot de houtwal zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder a, onder 1 te rooien en/of kappen.
3.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.
3.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 3.7.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke inpassing van het terrein daardoor niet onevenredig wordt geschaad.