direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen - 2
Plan: Raalte Kern
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20080002-0003

Artikel 22 Wonen - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - 2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. "vrijstaand", voor vrijstaande woningen;
    • 2. "specifieke bouwaanduiding - geschakeld vrijstaand" voor geschakeld-vrijstaande woningen;
    • 3. "twee-aaneen", voor twee-aaneengebouwde woningen;
    • 4. "aaneengebouwd", voor aaneengebouwde woningen;
    • 5. "gestapeld", voor gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "horeca", voor horeca in categorie 1 zoals vermeld in bijlage 1 lijst van horecabedrijven ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 1" voor bedrijven in categorie 1 zoals vermeld in Bijlage 2: Staat van Bedrijfsactiviteiten tot een maximale bruto-vloeroppervlakte van 150 m2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "kantoor", voor een kantoor;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning" voor wonen in combinatie met zorgverlening aan hulpbehoevenden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" voor een basisschool en/of een kinderopvangcentrum;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" voor detailhandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf aan huis" voor een bedrijf aan huis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "beroep aan huis" voor een beroep aan huis;

met de daarbijbehorende:

  • k. aanbouwen en bijgebouwen;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. paden;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. (infiltratie)groenvoorzieningen;
  • r. water.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet minder dan 3,5 m bedragen en niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 25º bedragen en niet meer dan 600 bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "plat dak" een platte dakafdekking is toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient aan de niet aangebouwde zijde ten minste 3 m te bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geschakeld vrijstaand" is aangegeven;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder b, c, d en e geldt dat indien op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een afwijkende goot- dan wel bouwhoogte en/of kleinere afstand en/of grotere dan wel kleinere dakhelling, deze goothoogte/bouwhoogte/afstand/dakhelling mag worden gehandhaafd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dakopbouw" geldt dat de goothoogte met 3 m mag worden verhoogd ten behoeve van een dakopbouw;
22.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. aanbouwen en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen en overkappingen waaronder mede begrepen overkappingen binnen de bestemming Tuin als bedoeld in 16.2.2 onder d. bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, en bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van de aanbouwen en bijgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Goothoogte in meters.   Bouwhoogte in meters.   Dakhelling in graden.  
Min.   Max.   Min.   Max.   Min.   Max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3 m achter de achterste bouwgrens maximaal 6,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van het hoofdgebouw;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder d geldt dat bij toepassing van een lessenaarsdak, het dakvlak naar de dichtsbijzijnde perceelsgrens dient te worden gericht;
  • h. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen blijven buiten beschouwing: (gedeelten van) gebouwen gelegen binnen het bouwvlak meer dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw;
  • i. in aanvulling op het bepaalde onder b tot en met g geldt dat indien op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte en/of een andere dakhelling deze afstand/oppervlakte/percentage/goothoogte/bouwhoogte/dakhelling mag worden gehandhaafd.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,7 m bedragen.
22.2.4 Overkappingen

Voor overkappingen geldt in aanvulling op het bepaalde in 22.2.2 respectievelijk 22.2.3 de volgende regel:

  • a. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een overkapping tot niet minder dan 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 22.2.2 onder d genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • d. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte en het percentage als bedoeld in 22.2.2 onder c.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Ontheffing van de bouwregels
22.4.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.2.1 onder d en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind tot niet minder dan 00.

22.4.2 Toetsingscriteria

De in 21.4.1 vermelde ontheffing wordt slechts verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is:

  • a. een gebruik van 35 % of 50 m2 van de woning voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • b. een gebruik van 70 m2 van de woning en/of bijgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "beroep aan huis";
  • c. een gebruik van een grotere oppervlakte van de woning en/of bijgebouw zoals deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan wordt gebruikt voor een beroep aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "beroep aan huis" op de percelen Markeweg 29 en Melisse 3;
  • d. een gebruik van een grotere oppervlakte van de woning en/of bijgebouw zoals deze op het moment van de ter visielegging van het ontwerpplan wordt gebruikt voor een bedrijf aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf aan huis".

met in achtneming van de volgende regels:

    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
    • 2. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
      • geen sprake mag zijn van bedrijvigheid, die valt onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
      • het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
    • 3. geen sprake mag zijn van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 4. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
    • 5. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.

22.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in relatie tot de bestemming ' Wonen - 2 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan detailhandel zoals bedoeld in 22.5.1 onder e;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
22.6 Ontheffing van de gebruiksregels
22.6.1 Ontheffingsbevoegdheid:

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.5.2 onder b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning).

22.6.2 Toetsingscriteria:

De in 22.6.1 vermelde ontheffing wordt slechts verleend, indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning niet meer dan één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is.