direct naar inhoud van Regels
Plan: Tam-Omgevingsplan Horstweg 15 Broekland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.TAM20250014-0001

Regels

Preambule

Dit plan beoogt een gebruikswijziging naar wonen, met nevenfunctie 'dagbesteding' mogelijk te maken op de locatie Horstweg 15 te Broekland. Voor de locatie Horstweg 15 te Broekland wordt enkel een gebruikswijziging naar wonen met nevenfunctie 'Dagbesteding' mogelijk gemaakt.

Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Raalte.

De in dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22v van het omgevingsplan van de gemeente Raalte.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22v'' gelezen worden.

In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22v' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 toepassing omgevingsplan

artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken;

1.2 plan

het omgevingsplan van de gemeente Raalte;

1.3 TAM-omgevingsplan

het Tam-Omgevingsplan Horstweg 15 Broekland met identificatienummer NL.IMRO.0177.TAM20250014-0001 van de gemeente Raalte;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwd

twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn;

1.7 afhankelijke woonruimte

een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw;

1.8 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio;

1.9 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf

een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het TAM-omgevingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen op grond van een verleende omgevingsvergunning;

1.13 bestaande bouwwerken

bouwwerken die aanwezig en toegestaan waren voor het tijdstip dat dit TAM-omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.14 bijbehorend bouwwerk

een vrijstaand of aangebouwd gebouw of overkapping dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan een (bedrijfs)woning waarbij het volgende geldt:

  • a. functioneel ondergeschikt betekent dat bewoning van bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan (met uitzondering van bewoningsfuncties zoals bijkeukens, bergingen en natte groepen);
  • b. bouwkundig ondergeschikt betekent dat het bijbehorend bouwwerk moet voldoen aan de voor bijbehorende bouwwerken geldende bouwregels;
1.15 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.16 dagbesteding
  • een georganiseerde dagstructuur met begeleide activiteiten voor mensen die behoefte hebben aan ondersteuning, structuur en sociale contacten, en om hun mantelzorgers te ontlasten, waardoor langer thuis wonen mogelijk blijft;
  • vindt plaats op werkdagen gedurende de dagperiode waarbij geen sprake is van avond- en nachtverblijf;
1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.19 hooiberg

een al dan niet met wanden omsloten vrijstaand bouwwerk met roed(en) en een (beweegbare) kap;.

1.20 inrichtingsplan

een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven;

1.21 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken zoals tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes, caravans (niet zijnde stacaravans) of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.22 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.23 karakteristiek

panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:

  • a. relatie met het landschap;
  • b. erfstructuur en erfinrichting;
  • c. streekeigen verschijningsvorm;
  • d. herkenbaarheid en mate van gaafheid;
  • e. architectuur en cultuurhistorische waarde;
  • f. de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen, tenzij anders is aangegeven;.
1.24 landschapsontwikkelingsplan

het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 23 september 2008;.

1.25 landschappelijke inpassing

de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting;

1.26 locatie

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde activiteiten, al dan niet onder voorwaarden, zijn toegelaten;

1.27 locatiegrens

de grens van een locatie;

1.28 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt;.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.31 paardenbak

een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining;

1.32 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.33 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is;

1.34 stacaravan

een stacaravan is een recreatief onderkomen, met kenmerken van een caravan, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel kan worden aangevoerd en bestemd is voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.35 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;

1.36 steltenberg

een steltenberg is een hooiberg met een onderbouw die minimaal 0,5 meter onder de kap is aangekapt aan één of meerdere zijden;

1.37 verblijfsrecreatief terrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.38 verkoop agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten;

1.39 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.40 voormalige bedrijfsbebouwing

bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf;

1.41 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.42 wooneenheid

een woning;

Artikel 2 Toepassingsbereik

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.

De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 van het plan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.

De regels in dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie 'Tam-Omgevingsplan Horstweg 15 Broekland', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.TAM20250014-0001.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op of in afwijking van artikel 22.24 van het plan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

4.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

4.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.

4.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van locatiegrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Artikel 5 Algemeen gebruiks- en bouwverbod

Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 6 Karakteristiek bouwwerk

De gebouwen ter plaatse van de locatie 'Karakteristiek bouwwerk' zijn aangewezen als karakteristiek bouwwerk.

Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten

Artikel 7 Wonen - woonactiviteiten - toegestaan

7.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op woonactiviteiten ter plaatse van de locatie 'Wonen - woonactiviteiten - toegestaan'.
  • b. Onder woonactiviteiten wordt verstaan het huisvesten van één huishouden in één wooneenheid:
    • 1. met daarbij verband houdend het aanleggen, in gebruik hebben en in stand houden van:
      • groenvoorzieningen;
      • water;
      • parkeervoorzieningen;
      • paardenbakken;
      • tuinen en erven;
      • verhardingen; en
      • nutsvoorzieningen.
  • c. Onder woonactiviteiten wordt niet verstaan:
    • 1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte.
7.2 Woonactiviteiten
  • 1. Woonactiviteiten zijn toegestaan.
  • 2. Het aantal wooneenheden wat mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan één wooneenheid.

Artikel 8 Gebiedstype - Waterstaat intrekgebied

8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het gebiedstype waterstaat intrekgebied

8.2 Aanwijzing gebiedstype Waterstaat intrekgebied

Er is een gebiedstype Waterstaat intrekgebied

8.3 Gebruiksdoel gebiedstype Waterstaat intrekgebied

Het gebiedstype waterstaat intrekgebied heeft als doel om mede te dienen voor de drinkwatervoorziening.

Hoofdstuk 4 Ondergeschikte gebruiksactiviteiten

Artikel 9 Bed & breakfast aan huis - toegestaan

9.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van bed & breakfast aan huis.
  • b. Onder bed & breakfast aan huis wordt verstaan:
    • 1. een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning;
  • c. Onder bed & breakfast aan huis wordt niet verstaan:
    • 1. overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
9.2 Bed & breakfast aan huis - toegestaan

De uitoefening van een bed & breakfast is toegestaan, mits:

  • de bed & breakfast uitsluitend wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw;
  • het aantal slaapplaatsen ten behoeve van de bed & breakfast ten hoogste 10 bedraagt.

Artikel 10 Nevenfunctie dagbesteding - toegestaan

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie 'Nevenfunctie dagbesteding - toegestaan'.

Onder dagbesteding wordt verstaan:

  • een georganiseerde dagstructuur met begeleide activiteiten voor mensen die behoefte hebben aan ondersteuning, structuur en sociale contacten, en om hun mantelzorgers te ontlasten, waardoor langer thuis wonen mogelijk blijft;
  • vindt plaats op werkdagen gedurende de dagperiode waarbij geen sprake is van avond- en nachtverblijf.
10.2 Dagbesteding -toegestaan

Dagbesteding is toegestaan met een maximale gebruiksoppervlakte van 225 m2.

Hoofdstuk 5 Bouwactiviteiten

Artikel 11 Algemene regels voor bouwactiviteiten

11.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

11.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen, locatiegrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
11.3 Afstand bebouwing ten opzichte van de weg

Onverminderd hetgeen in Hoofdstuk 5 is bepaald, dient ten minste een afstand van 15 m in acht genomen te worden tussen gebouwen en de as van de openbare weg, tenzij deze op het moment van vaststelling van dit TAM-omgevingsplan minder bedraagt, in dat geval geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.

Artikel 12 Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht

12.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hoofdgebouwen ter plaatse van de locatie 'Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.

12.2 Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw te bouwen, in stand te houden en te gebruiken.

12.3 Hoofdgebouw bouwen - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 en 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de kwaliteit van de bodem waarop het hoofdgebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  • b. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen, uitsluitend als op of binnen de bestaande funderingen wordt gebouwd;
  • c. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen:
    • 1. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer de voorkeursgrenswaarde, zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijdt;
    • 4. de nieuwe (bedrijfs)woning milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • d. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
  • f. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  • g. de dakhelling niet meer bedraagt dan 55°;
  • h. de inhoud niet meer bedraagt dan 750 m3.
12.4 Hoofdgebouw bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 en 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 13 Bouwactiviteiten ter plaatse van een waterstaat intrekgebied - verbod

13.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwen ter plaatse van een waterstaat intrekgebied - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk, geen gebouw zijnde, te bouwen op de locatie 'bouwwerk, geen gebouw zijnde, ter plaatse van een waterstaat intrekgebied - vergunningplicht'.

13.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van een waterstaat intrekgebied - beoordelingsregel

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt alleen verleend als de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 14 Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan

14.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan'.

14.2 Aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 van het plan

Bij de toepassing van artikel 22.27 en 22.36 van het plan moet ook worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bodemgevoelig bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 50 m2 bedragen, tenzij nu al aanwezig, het bestaande.

Artikel 15 Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht

15.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
  • b. Bij de toepassing van de regels in dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 16 van dit TAM-omgevingsplan en artikel 22.27 en 22.36 van het plan.
15.2 bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bijbehorend bouwwerk te bouwen, in stand te houden en te gebruiken.

15.3 Bijbehorend bouwwerk bouwen - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de kwaliteit van de bodem waarop het gebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  • b. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de afstand tussen de bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw niet meer dan 20 m bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m2 per woning;
  • e. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  • f. de goothoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 5 m;
  • g. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 7 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • j. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  • k. de dakhelling niet meer bedraagt dan 55°.
15.4 Bijbehorend bouwwerk bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 16 Erf- of perceelafscheiding bouwen - toegestaan

16.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van erf- of perceelafscheidingen ter plaatse van de locatie 'Erf- of perceelafscheiding bouwen - toegestaan'.

16.2 Erf- of perceelafscheiding bouwen - toegestaan

Bij de toepassing van artikel 22.27 sub f van het plan en artikel 2.1b van de Vangnetregeling Omgevingswet moet ook worden voldaan aan de volgende regel:

  • a. een erf- of perceelafscheiding is uitsluitend toegestaan binnen de locatie 'Erf- of perceelafscheiding bouwen - toegestaan'.

Artikel 17 Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht

17.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
  • b. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 18 van dit TAM-omgevingsplan en artikel 22.27, 22.28 en 22.36 van het plan.
17.2 Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht

Een ander bouwwerk bouwen is verboden zonder omgevingsvergunning.

17.3 Ander bouwwerk bouwen - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde erf- of perceelafscheidingen, niet meer bedraagt dan 3 m.
17.4 Ander bouwwerk bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 6 Algemene regels

Artikel 18 Parkeren

  • a. Bij bouwplannen en gebruikswijzigingen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein, zoals vastgelegd in de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.
  • b. De onder a genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden.
  • c. Met een maatwerk- of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder a als wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 4.4 van de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.

Hoofdstuk 7 Overgangs - en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • 1. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 2. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • 4. Het overgangsrecht voor gebruik zoals bedoeld in artikel 19.1 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.
19.2 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • 3. Het overgangsrecht voor bouwwerken zoals bedoeld in artikel 19.2 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.