direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Raalte, parapluplan erfwindmolens
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20230010-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte, parapluplan erfwindmolens' met identificatienummer NL.IMRO.0177.BP20230010-ON01 van de gemeente Raalte;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.4 bouwvlak:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.5 erfwindmolen:

een bouwwerk ter opwekking van energie, hoofdzakelijk gericht op de eigen energiebehoefte, door benutting van windkracht, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.6 HAT-type windmolen:

een windmolen met twee, drie of meer wieken bevestigd aan een horizontale as. Bij Horizontale As Turbines (HAT-type) ligt de as evenwijdig aan de richting van de wind, terwijl de wieken loodrecht op de richting van de wind staan;

1.7 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.8 milieugevoelig object:

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt door mensen voor wonen of verblijf waarbij het gebruik daarvoor permanent is, dan wel een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik;

1.9 rotordiameter:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.10 VAT-type windmolen:

een windmolen waarbij de as loodrecht op de richting van de wind staat, terwijl de wieken/ bladen evenwijdig aan de as zijn bevestigd. Verticale As Turbines (VAT-type) vangen de wind die loodrecht op de wieken komt, ongeacht de richting.

1.11 werpafstand:

de maximale afstand die door een afbrekend rotorblad overbrugd kan worden;

1.12 windmolen:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, ook wel windturbine genaamd, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 tiphoogte of bouwhoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wiek dan wel bij een VAT-type het hoogste punt van de rotor van de molen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20230010-ON01_0002.png" Figuur 2.1: Wijze van meten windturbine

Artikel 3 Van toepassing verklaring

  • a. De in dit plan opgenomen regels gelden ter vervanging van de regels van de geldende bestemmingsplannen als bedoeld onder b, voor zover deze betrekking hebben op het met een afwijkingsbevoegdheid toestaan van windmolens;
  • b. Dit bestemmingsplan is van toepassing op het Buitengebied Raalte, vastgesteld 8 juni 2012, zoals aangepast / herzien / gewijzigd bij:
    • 1. het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, correctieve herziening,  vastgesteld 30 mei 2013;
    • 2. het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening, vastgesteld 19 februari 2015;
    • 3. het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, Verzamelplan 2020, vastgesteld 10 september 2020;
    • 4. alle geldende partiële herzieningen en wijzigingsplannen van in dit lid genoemde bestemmingsplannen, vastgesteld tot 1 juli 2023.

Hoofdstuk 2 Regels erfwindmolens

Artikel 4 Algemene bouwregels

4.1 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels van de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen in die zin dat per bouwvlak ten hoogste 1 windmolen binnen het bouwvlak dan wel binnen een afstand van ten hoogste 25 meter vanaf de bouwgrens wordt gebouwd, mits:
    • 1. de bouw- of tiphoogte ten hoogste 40 m bedraagt;
    • 2. het op te stellen vermogen hoofdzakelijk is gericht op de eigen energiebehoefte;
    • 3. een zorgvuldige situering van de erfwindmolen met een adequate inpassing van de molenvoet en de bijbehorende voorzieningen plaatsvindt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, milieusituatie, de externe veiligheid, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de afstand van een windmolen tot een bouwvlak van derden waar milieugevoelige objecten zijn toegestaan, bedraagt niet minder dan 240 m dan wel minimaal 12 maal de rotordiameter;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 mag de onder 5 bedoelde afstand minder bedragen, indien uit onderzoek naar geluid en slagschaduw blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de onder 5 genoemde aspecten, met dien verstande dat de onder 5 bedoelde afstand ten minste 100 m bedraagt;
    • 7. de afstand van een windmolen tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur niet minder bedraagt dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
    • 8. de afstand van een windmolen tot ondergrondse hoogspanningsinfrastructuur en ondergrondse buisleidingen voor gevaarlijke stoffen niet minder bedraagt dan de maximale werpafstand bij nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder schriftelijk instemt met een kortere afstand;
    • 9. de afstand van een windmolen tot railinfrastructuur en provinciale wegen niet minder dan 30 m bedraagt, tenzij de beheerder instemt met een kortere afstand;
    • 10. participatie plaatsvindt in die zin dat de aanvrager voorafgaand aan de omgevingsvergunning de omwonenden informeert, met omwonenden in gesprek gaat over noodzaak en alternatieven en de uitkomsten hiervan schriftelijk vastlegt en aan de aanvraag omgevingsvergunning toevoegt;
  • b. Indien op grond van de in de regels van de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen het gebruik voor kleinschalige duurzame energiewinning niet is toegestaan, dient tevens te worden afgeweken van het gebruik, zoals opgenomen in artikel 5 lid 5.1.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Afwijken van de gebruiksregels

Voor zover krachtens de regels in de bestemmingsplannen, zoals genoemd in artikel 3, het gebruik van gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning niet is toegestaan, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor het gebruik van de gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning in de vorm van windenergie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

De regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, parapluplan erfwindmolens .