direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 20e wijziging, waterberging Veldhoekerweg (Kolkwetering)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat voor een aantal grote beleidsopgaven, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeleid 21e eeuw (WB21). In het programma 'Ruimte om te Leven met Water' (van het voormalige Waterschap Groot Salland) worden deze opgaven gezamenlijk opgepakt voor de 36 waterlichamen die vanuit de KRW zijn onderscheiden. Het doel van beide opgaven is om wateroverlast te voorkomen (WB21) en het verkrijgen van een goede ecologische toestand en een goede waterkwaliteit van de waterlichamen. De Kolkwetering is één van de waterlichamen die inmiddels grotendeels heringericht is. Hierbij zijn onder andere het waterlichaam en de zijwatergangen waar mogelijk verontdiept en verbreed, er zijn stuwen vispasseerbaar gemaakt en er is waar mogelijk beschroeing verwijderd. Daarnaast was het plan om twee waterbergingen te realiseren. De maatregelen die zijn/worden genomen zijn beschreven in het projectplan Kolkwetering, welke is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 1). Dit projectplan is op 30 oktober 2014 ongewijzigd vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap. Voor de realisatie van de laatste waterberging is het wijzigingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 17e wijziging, waterbergingen Kolkwetering' opgesteld. In dit wijzigingsplan is ook nog een andere waterberging opgenomen, gelegen aan de Veldhoekerweg. Het wijzigingsplan is op 8 september 2015 vastgesteld.

Nadat het wijzigingsplan was vastgesteld, heeft de bij de waterberging Veldhoekerweg aanliggende biologische varkensboer aangegeven hier in plaats van een deel van de waterberging graag een stuk grond (5000 m2) voor de uitloop van zijn varkens te willen gebruiken. Gelet op de grootte van het perceel in combinatie met zijn aantal varkens, heeft hij dit perceel van 5000 m2 nodig. Het waterschap is bereid om dit deel van de geplande waterberging te verplaatsen naar de overzijde van de Delmterweg. Het totale waterbergend vermogen zal daarbij niet veranderen. In figuur 1 is dit verbeeld. In Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan is het projectplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0001.png"

Figuur 1: Aan de zuidkant is de waterberging weergegeven welke in het vastgestelde wijzigingsplan de bestemming 'Water' heeft gekregen (zowel het blauwe als het groen gearceerde deel). Het groen gearceerde deel blijft echter agrarisch in gebruik, en dit deel van de waterberging wordt verplaatst naar de noordwestkant (aan de overzijde van de Delmterweg)

Het voorliggende wijzigingsplan betreft alleen de realisatie van de te verplaatsen waterberging, naar de overzijde van de Delmterweg. Op het deel waar de waterberging eerst gepland was (het groen gearceerde deel op figuur 1) wordt het agrarische gebruik voortgezet. Dit wordt planologisch op een andere wijze geborgd (middels een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreffende het wijzigingsplan bevatte twee waterbergingslocaties aan de Kolkwetering (in eigendom van het waterschap), met een totale omvang van 1,58 hectare, binnen de gemeente Raalte. De bergingen zijn gelegen aan de noordkant van de kern Heino, aan de Veldhoekerweg (zie figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0002.png"

Figuur 2: Ligging plangebied met de waterbergingslocaties uit het wijzigingsplan (bron: ondergrond van Google Earth)

Een deel van de meest zuidelijke waterberging, wordt nu verplaatst naar de andere zijde van de Delmterweg (zie figuren 1 en 3 voor die locatie en figuur 1 voor de begrenzing).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0003.png"

Figuur 3: Ligging plangebied met het te verplaatsen deel van de waterberging Veldhoekerweg (met rode pijl aangegeven) en de locatie van de nieuwe waterberging (met groene pijl aangegeven) (bron: ondergrond van Google Earth)

1.3 Geldend bestemmingsplan

De eerst voorziene waterberging aan de Veldhoekerweg maakt onderdeel uit van het wijzigingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 17e wijziging, waterbergingen Kolkwetering' (zie figuur 4 voor een uitsnede van de verbeelding). Dit wijzigingsplan is op 8 september 2015 vastgesteld. De gronden waarop deze waterberging was voorzien hebben de bestemming 'Water'. In het voorgenomen plan wordt een deel van dit gebied weer agrarisch in gebruik genomen. Dit wordt op een andere wijze planologisch geborgd (middels een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0004.png"

Figuur 4: Uitsnede verbeelding wijzigingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 17e wijziging, waterbergingen Kolkwetering' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De nieuwe locatie voor het te verplaatsen deel van de waterberging maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' (vastgesteld op 8 juni 2012) en de correctieve herzieningen 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, correctieve herziening' (vastgesteld op 30 mei 2013) en 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening' (vastgesteld op 19 februari 2015). In figuur 5 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' opgenomen. De gronden waarop de nieuwe (te verplaatsen) waterberging is voorzien, hebben de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Het realiseren van een waterberging past niet binnen deze bestemming. Overigens is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' van toepassing en de gebiedsaanduiding 'other: geen reconstructiezone'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0005.png"

Figuur 5: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte', waarbij de groene pijl de locatie van de nieuwe waterberging aangeeft (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Om toch planologische medewerking aan het plan te kunnen verlenen, is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit kan met toepassing van artikel 4.8.8 van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het 'Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 20e wijziging, waterberging Veldhoekerweg (Kolkwetering)' bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01) en een renvooi;
  • Regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de planregels zijn regels en bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

1.5 Leeswijzer

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied gegeven. Hier wordt ingegaan op de huidige en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van het huidige europese, nationale, provinciale, waterschaps- en (inter)gemeentelijke beleid waaraan het plan is getoetst. De uitkomsten van de onderzoeken die voor dit plan zijn uitgevoerd, worden in hoofdstuk 4 beschreven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de regels van dit wijzigingsplan. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Huidige situatie

Het plangebied voor de waterberging aan de Delmterweg is agrarisch in gebruik. Het betreft een weiland, zonder houtopstanden. Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Kolkwetering, zie figuur 1. Deze watergang is in beheer van het waterschap.

2.2 Toekomstige situatie

Aanleg waterberging

Het plan betreft de realisatie van een waterberging van 5000 m2 aan de Delmterweg. Deze waterberging was eerst aan de andere zijde van de Delmterweg gepland (zie hoofdstuk 1).

In het nieuwe plangebied worden de agrarische gronden omgevormd tot waterberging met de bestemming 'Water'. Tijdens piekafvoeren in het stroomgebied van de Kolkwetering worden zodoende ongewenste peilverhogingen in de watergangen zoveel mogelijk afgevlakt door een deel van het overtollige water tijdelijk op te vangen in deze (en andere) waterberging(en). Als het peil in de watergangen zakt, stromen de waterbergingen weer langzaam leeg. Naar verwachting zal er een aantal dagen per jaar water in de berging staat. De berging staat dus grotendeels droog. De ontgravingshoogte ligt rond de 2.50+. Het zomerpeil ligt rond de 2.40+ ter plekke (zie Bijlage 2).

Het creëren van meer ruimte voor water door aanleg van waterberging heeft als effect dat meer water kan worden vastgehouden en wateroverlast benedenstrooms wordt voorkomen en beperkt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beleidsopgaven vanuit WB21 en Waternood. De oppervlaktewaterpeilen blijven daarbij afgestemd op de huidige landbouwkundige en landgoederenfunctie van het gebied. Het creëren van ruimte voor waterberging levert tevens ruimte op voor de ontwikkeling van water en oeverbegroeiing. In combinatie met het vergroten van vismigratie door het vispasseerbaar maken van stuwen, is de verwachting dat met deze maatregelen de doelen voor de KRW gerealiseerd worden.

De waterberging krijgt het onderhoudsbeeld 'kruidenrijk grasland' (zie figuur 6) Om dit streefbeeld te realiseren wordt de berging eenmaal per jaar gemaaid (tussen 15 juli en 15 september). Het maaisel blijft enkele dagen liggen en wordt vervolgens afgevoerd. De berging wordt zo aangelegd dat deze in de zomer over het algemeen droog ligt. De voedselrijke bovenlaag wordt afgegraven. In combinatie met een maaifrequentie van eenmaal per jaar is de verwachting dat overlast door ongedierte en ruigtekruiden tot het minimum beperkt blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0006.png"

Figuur 6: Weergave van het te realiseren onderhoudsbeeld

Hoofdstuk 3 Planologisch kader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is het planologische kader beschreven dat voor dit plan van toepassing is. Het gaat hierbij om Europees beleid, Rijksbeleid, provinciaal beleid, waterschapsbeleid en het gemeentelijke beleid.

3.2 Europees beleid

3.2.1 Europese Kaderrichtlijn water

Vanaf 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft als doel te komen tot schone, ecologisch gezonde stroomgebieden, waarin op een duurzame manier met het gebruik van water wordt omgegaan. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlands oppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. De kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering waarin het opstellen van beheersplannen per stroomgebied of deelstroomgebied centraal staat. Per stroomgebied moeten ook de ecologische doelstellingen worden bepaald en wateren moeten onderscheiden worden in één van de drie typen wateren: natuurlijke wateren, sterk veranderde wateren of kunstmatige wateren. De onderscheiden wateren worden ook wel waterlichamen genoemd. Aan alle waterlichamen worden haalbare (ecologische) doelen gesteld. De maatregelen die hiervoor nodig zijn, moeten in 2015 uitgevoerd zijn (met uitstelmogelijkheden tot uiterlijk 2027).

3.2.2 Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn - Natura 2000

De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verplichten iedere lidstaat tot een zorgvuldige afweging van de natuurbelangen bij iedere ruimtelijke ingreep. Daarom zijn in Nederland 162 zogenaamde 'Natura 2000-gebieden' aangewezen. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'. Natura 2000 en de KRW zijn nauw met elkaar verbonden. Alle Natura 2000-gebieden liggen in een stroomgebied van de Kaderrichtlijn Water. De afspraken die in KRW-kader worden gemaakt, moeten overeenstemmen met de Natura 2000-doelen. Wanneer een project, plan of activiteit in of nabij een Natura-2000 gebied valt en mogelijk een negatief effect heeft op de beschermde natuur in zo'n gebied, moet een vergunning aan worden gevraagd.

3.2.3 Conclusie

De Kolkwetering is één van deze waterlichamen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Door de aanleg van de waterberging is het mogelijk om meer water vast te houden. Dit is één van de maatregelen om de Kolkwetering op orde te krijgen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Europese Kaderrichtlijn Water. De aan te leggen waterberging in het stroomgebied van de Kolkwetering ligt niet binnen een Natura 2000-gebied of daar dichtbij in de buurt. Het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op meer dan een kilometer afstand. Er is daarom geen negatief effect te verwachten op een Natura 2000-gebied. Geconcludeerd wordt dat het voorliggende plan binnen het Europese beleid past.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Wat betreft het Rijksbeleid ten aanzien van water heeft het Rijk de ambitie dat in 2040 Nederland een veilige en gezonde leefomgeving heeft met een goede milieukwaliteit en dat Nederland blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoetwater in droge perioden. Het Rijk heeft deze ambitie verder uitgewerkt in een nationaal belang, namelijk: “Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling”. Het Rijk richt zich op een beheer van het (hoofd)watersysteem dat is gericht op het mee bewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet. Vanuit de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening heeft het Rijk belang bij het afremmen van bodemdaling in veenweidegebieden en een goede bufferwerking in het regionale watersysteem om afwenteling op nationale opgaven te voorkomen. Provincies en gemeente maken in samenwerking met de waterschappen afspraken over de ruimtelijke keuzes om dit belang te behartigen. Het Rijk vindt het daarbij belangrijk dat in ruimtelijke plannen rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Wat betreft het nationale Deltaprogramma heeft het Rijk op advies van de Deltacommissie in 2014 een aantal Deltabeslissingen verwerkt in de actualisatie van het Nationale Waterplan (2014). Het voorgenomen plan, waarbij extra waterberging wordt gerealiseerd langs de Kolkwetering, past binnen het beleid zoals opgenomen in de SVIR.

3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Het Barro heeft geen rechtstreekse doorwerking op het voorgenomen plan.

3.3.3 Waterbeheer 21e eeuw

Om te voorkomen dat de klimaatsverandering meer wateroverlast geeft, hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het beleid 'Waterbeheer 21e Eeuw' ontwikkeld. In het beleidsdocument 'Waterbeheer van de 21e eeuw', kortweg WB21, worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' is ook hier leidend. Water moet (weer) de ruimte krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Dit betekent dat er nu al maatregelen worden genomen om overlast in de toekomst te voorkomen. In het landschap en in de stad moet meer ruimte gemaakt worden om water vast te houden of op te slaan. WB21 richt zich op het jaar 2015 om het watersysteem (kwantitatief gezien) op orde te brengen.

3.3.4 Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en actualisatie 2008)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) wordt gestreefd naar het op orde krijgen van het watersysteem in 2015 en daarna het op orde houden van het watersysteem. Daarbij wordt geanticipeerd op veranderende omstandigheden zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van totale watersysteem moet ertoe leiden dat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen. Een gemeenschappelijke aanpak van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen is hierbij noodzakelijk. Voor het uitvoeren van WB21 en de KRW zijn de volgende afspraken gemaakt in het NBW:

  • Voor de regionale watersystemen geldt dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater moet zijn aangepakt door de waterschappen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe eerst vasthouden, dan bergen en als laatste afvoeren van overtollig water en het aanvoeren van water ingeval van watertekort.
  • In het kader van het bestaand stedelijk gebied is afgesproken dat in wijken waar onacceptabele wateroverlast optreedt de wateroverlast voor 2015 moet zijn aangepakt, waarbij tevens de waterkwaliteitsopgave wordt meegenomen. In wijken waar geen sprake is van een urgente opgave moet de stedelijke wateropgave uiterlijk eind 2027 zijn uitgevoerd.
  • Het minimaal voorkomen van de verergering van watertekort als opgave bij de herinrichting van watersystemen in het kader van de KRW en WB21. Daarnaast dient het watersysteem minder kwetsbaar gemaakt te worden voor watertekortsituaties. Voor de aanpak van waterkwaliteit is de volgorde: schoonhouden, scheiden en tenslotte zuiveren van waterstromen het uitgangspunt.
  • Er is op het gebied van waterkwaliteit afgesproken om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde krijgen en houden. In de stroomgebiedbeheersplannen zal inzichtelijk worden gemaakt wanneer de opgave wordt aangepakt (uiterlijk in 2027).
  • In gebieden waarvoor een inrichtingsopgave geldt in verband met wateroverlast, dient ook zoveel mogelijk de inrichtingsopgave voor de KRW uiterlijk in 2015 te worden uitgevoerd.
  • De maatregelen die in het kader van WB21 en de KRW worden gekozen dienen in 2015 te zijn gerealiseerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de watervereisten vanuit de Natura-2000 en de verdroging (TOP-gebieden).

3.3.5 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de nieuwe planvorm op Rijksniveau van de Waterwet en de opvolger van de vierde Nota Waterhuishouding (NW4). Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid, waarbij wordt ingezet op "Een veilige leefbare delta, nu en in de toekomst". Het huidige beleid op het gebied van waterveiligheid wordt in het Nationaal Waterplan voortgezet en geactualiseerd, waarbij wordt ingezet op een 'meerlaagsveiligheid':

  • 1. Preventie;
  • 2. Het realiseren van een duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland;
  • 3. Een betere organisatorische voorbereiding op een mogelijke overstroming (rampenbeheersing).

In het Nationale Waterplan wordt het waterbeleid van het Nationaal Bestuursakkoord Water overgenomen. De trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' is ook in dit Rijksbeleid uitgangspunt. Het realiseren van waterbergingen sluit aan op deze trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

3.3.6 Conclusie

Door de aanleg van de waterberging wordt uitvoering gegeven aan het Waterbeleid 21e eeuw. In de toekomstige situatie wordt in extreme neerslagsituaties het overtallig hemelwater geborgen, zodat elders de kans op overstroming afneemt. Hierbij wordt aangesloten bij de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'. Het aanleggen van de waterberging(en) past daarmee binnen het nationale waterbeleid.

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

De provincie heeft een hoofdambitie: zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Herstructurering: Er wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's, dorpen en steden worden gestimuleerd om hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Hoofdinfrastructuur: Investeren in wegverkeer: trein, fiets, waar veiligheid en doorstroming centraal staan.
  • SER-ladder: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik toepassen bij bebouwing door hantering van de 'SER-ladder'. Deze methode maakt eerst het gebruik van de ruimte, die wordt geoptimaliseerd, daarna de wordt toepassing van meervoudig ruimtegebruik onderzocht, vervolgens de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden. Hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma?s en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Plannen: Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Het waterbeleid in de Omgevingsvisie is gericht op 'watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn' en 'Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen'. In het kader van de waterveiligheid is het provinciaal beleid onder andere gericht op het behouden en vergroten van de veerkracht van watersystemen door voldoende bergings- en afvoermogelijkheden te realiseren. Hierdoor zal overstroming of ongewenste inundatie niet optreden.

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie figuur 7). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde (zie figuur 7):

  • 1. Generieke beleidskeuzes;
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0007.png"

Figuur 7: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Op diverse terreinen verlangt de provincie van gemeenten dat ze goede afspraken maken over plannen met buurgemeenten. Zo blijft het evenwicht bewaard tussen ruimte voor gemeenten en anderzijds het voorkomen van inefficiënte concurrentie. Op deze manier bereikt de provincie een goed afgestemd en zuinig ruimtegebruik en wordt er overcapaciteit voorkomen. Daarnaast zorgt de provincie voor reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden en begrenzing van nationale landschappen. Deze beleidskeuzes zijn vaak normstellend.

Het voorgenomen plan draagt bij aan de waterveiligheid en maakt geen inbreuk op de ecologische en chemische kwaliteit van de Kolkwetering. Daarnaast gelden er ter hoogte van de te realiseren waterberging geen belemmeringen op basis van het generieke beleid.

2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vorm gegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0009.png"

Figuur 8: Weergave kaart ontwikkelingsperspectieven, bron: Omgevingsvisie

Het plangebied heeft in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, Mixlandschap' (zie figuur 8). Dit is een gebied voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (zoals recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in dit gebied versterkt. Er is in dit gebied ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het voorliggende plan past daarmee in dit geldende ontwikkelingsperspectief.

3. Gebiedskenmerken

Vanuit de Omgevingsvisie Overijssel 2009 is gekeken welke gebiedskenmerken het plangebied heeft. De gebiedskenmerken zijn in vier lagen te onderscheiden, namelijk de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag, en de lust- en leisurelaag.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische processen – zoals ijs- wind- en waterstromen, erosie en sedimentatie – en biotische processen – zoals vestiging van plant- en diersoorten – inwerken op de ondergrond en geologie. De waterbergingslocaties bevindt zich in 'dekzandvlakten en ruggen-gebied' (figuur 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0010.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0011.png"

Figuur 9: Weergave kaart gebiedkenmerken, natuurlijke laag, bron: Omgevingsvisie

Dekzandvlakten en ruggen bestaan uit hoge opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen. De hoogteverschillen en de verschillen tussen laag en nat zijn kenmerkend voor dit type landschap. De ambitie is om deze natuurlijke verschillen functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Ontwikkelingen in deze gebieden moeten hier ook aan bijdragen. Ook is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, uitgangspunt bij ontwikkelingen in dit type landschap. Het voorgenomen plan past binnen deze gebiedskenmerken.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Het agrarisch cultuurlandschap is daarmee een echt gebruikslandschap. Het plangebied ligt in agrarisch cultuurlandschap dat behoord tot het oude hoevenlandschap (figuur 10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0013.png"

Figuur 10: Weergave kaart gebiedkenmerken, natuurlijke laag, bron: Omgevingsvisie

Het oude hoevenlandschap is een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen ‘bezet’ waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine zandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Als ontwikkelingen plaatsvinden in het oude hoevenlandschap moeten deze (indien mogelijk) bijdragen aan het behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen, zoals de erven met erfbeplanting, open essen, beekdalen, voormalige heidevelden en de mate van openheid en kleinschaligheid. Ook dienen ontwikkelingen, indien mogelijk, de toegankelijkheid van erven en erfroutes te vergroten. Het voorgenomen, relatief kleinschalige, plan behoud de karakteristieke verschillen in het plangebied.

Stedelijke laag en Lust- en leisurelaag

Het voorgenomen plan is niet van invloed op de kenmerken van de Stedelijke laag en de Lust- en leisurelaag ter plekke.

3.4.2 Conclusie

Het inrichten van de waterberging past binnen de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de bijbehorende verordening. Waterberging draagt namelijk bij aan een klimaatbestendige en veilige omgeving waar de Omgevingsvisie naar streeft. De karakteristieken van het landschap blijven met het voorliggende plan behouden.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Waterplan

Het 'Waterplan Raalte, een helder verhaal!' is door de gemeente Raalte opgesteld in samenwerking met het waterschap. Het waterplan is een beleidsdocument waarin al het water binnen de gemeentegrenzen van Raalte integraal benaderd wordt. Het waterplan biedt een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. In het waterplan is een visie opgesteld. In deze visie staat de gewenste situatie beschreven voor het water binnen de gemeente Raalte tot 2015. Eén van de vier thema's van de visie is “Te veel en te weinig water (wateroverlast)”. Er wordt binnen dit thema gestreefd naar voldoende berging verspreid over het gehele gebied om het water vast te houden en te bergen als dat nodig is. Voorliggend plan voorziet in deze behoefte.

3.5.2 Landschapsontwikkelingsplan Salland

Voor de gemeenten Deventer, Raalte en Olst-Wijhe is een landschapsontwikkelingsplan (LOP) ontwikkeld, het Landschapsontwikkelingsplan Salland: 'Een plus voor het landschap van Salland'. Dit beleidsplan geeft de visie op de gewenste landschappelijke ontwikkeling voor het buitengebied van Deventer, Olst-Wijhe en Raalte weer. De visie (de landschapsontwikkelingsvisie) geeft aan op welke wijze de ontwikkelingen passen in het landschap en hoe het karakter van het landschap daarbij versterkt kan worden. Zo kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Salland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0014.png"

Figuur 11: Uitsnede visiekaart Landschapsontwikkelingsplan Salland

De te realiseren waterberging ligt grotendeels in het 'Weteringen-landschap' en voor een klein deel in 'Dekzandruggen-landschap' (zie figuur 11). In het 'Weteringen-landschap' is het doel om beekdalbreed de open en natte zone langs weteringen te versterken. Het voorliggende plan past binnen deze doelstelling.

3.5.3 Bestemmingsplan

Het betreffende plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte', welke is vastgesteld op 8 juni 2012) en de correctieve herzieningen 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, correctieve herziening' (vastgesteld op 30 mei 2013) en 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening' (vastgesteld op 19 februari 2015). In figuur 12 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' opgenomen. De gronden waarop de nieuwe (te verplaatsen) waterberging is voorzien, hebben de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Het realiseren van een waterberging past niet binnen deze bestemming. Overigens is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' van toepassing en de gebiedsaanduiding 'other: geen reconstructiezone'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0015.png"

Figuur 12: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Raalte

Het voorgenomen plan past niet binnen de enkelbestemming, waardoor een wijziging (op basis van artikel 4.8.8) van dit bestemmingsplan noodzakelijk is. Hieronder is dit artikel opgenomen (cursief weergegeven).

Artikel 4.8.8: Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast.

Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Het voorgenomen plan brengt geen onevenredige beperkingen met zich mee voor omringende bestaande bestemmingen (zie hiertoe de onderzoeksresultaten in hoofdstuk 4 van het voorliggende plan en de opgestelde projectplan (zie bijlagen 1 en 2)). Ook worden landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (zoals opgenomen in lid 4.1 van het geldende bestemmingsplan), niet aangetast.

Conclusie

Het aanleggen van de waterberging binnen het plangebied is strijdig met het vigerende bestemmingsplan. Deze strijdigheid kan worden opgeheven door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid binnen het geldende bestemmingsplan. De enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water'.

Overigens is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' van toepassing. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting. Voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig. Hiervoor gelden uitzonderingen. Dit geldt bijvoorbeeld niet indien het een werk betreft met een omvang van ten hoogste 5000 m2, zoals in het voorliggende plan. Een omgevingsvergunning, en een bijbehorend archeologisch onderzoek, is hier dan ook niet van toepassing

3.6 Beleid waterschap

Het beleid van het Waterschap Groot Salland (inmiddels het Waterschap Drents Overijsselse Delta) staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het waterschap een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

In het projectenprogramma 'Ruimte om te Leven met Water' combineert het waterschap verschillende beleidsopgaven, te weten de Europese Kaderrichtlijn Water, Waterbeheer 21e eeuw (WB21), Nationaal Bestuursakkoord Water (actueel), Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), Watersystemen gericht normeren en ontwerpen (Waternood) en Beheer- en onderhoudsvisie watergangen 2050 van het waterschap. Eén van de maatregelen die voortkomen uit het projectenprogramma 'Ruimte om te Leven met Water” met betrekking tot de herinrichting van de Kolkwetering, is het aanleggen van waterbergingen binnen het plangebied. Het watersysteem van de Kolkwetering wordt hiermee ingericht volgens de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'. Op deze manier wordt uitvoering gegeven aan de opgave vanuit WB21 en Waternood.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven van de verplichte onderzoeken waar het plan aan is getoetst in het kader van de vigerende wet- en regelgeving.

4.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.

In het voorliggende plan wordt één waterberging gerealiseerd. De bestemming van het plangebied zal door dit wijzigingsplan wijzigen van een agrarische bestemming naar de bestemming ‘Water’. Ten behoeve van deze wijziging heeft Waterschap Drents Overijsselse Delta een beperkt vooronderzoek landbodem o.b.v. de NEN 5725 uitgevoerd, met een tweeledig doel:

  • Aanduiden of de betrokken percelen milieuhygiënisch gezien al dan niet onverdacht zijn;
  • Toetsen of de nieuwe bodem (ná ontgraven) aan de nieuwe functie als waterbodem voldoet.

Het vooronderzoek is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 4). De conclusie van het vooronderzoek is:

  • Er zijn milieuhygiënisch gezien géén belemmeringen voor een eventuele bestemmingsplanwijziging. Er zijn géén voormalige vuilstorten en géén saneringslocaties aanwezig waarbij een verontreinigde laag als nieuwe bodem bloot komt te liggen.
  • Voor zover bekend hebben er ter plaatse van de voor berging beoogde percelen géén voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten plaatsgevonden.
  • De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Raalte kan gebruikt worden bij grondverzet.
  • De bodem die na afgraving ontstaat als nieuwe bodem van de waterbergingen, zal onder de bodemkwaliteitskaart als ondergrond geclassificeerd zijn als zone Landbouw/natuur en voldoet daarmee kwalitatief ruimschoots aan de functie van waterbodem.
  • De bodem van de waterberging wordt formeel een waterbodem, welke onder kwaliteitsbeheer van het waterschap komt te vallen.

Gezien deze conclusies gelden er betreffende het aspect bodem geen beperkingen t.a.v. dit wijzigingsplan. Bij Meldpunt Bodemkwaliteit moet uiteindelijk melding worden gedaan betreffende de vrijkomende grondstromen en de toe te passen hoeveelheden op de verschillende percelen.

4.3 Water

4.3.1 Waterparagraaf

Watertoets

Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlagen, Bijlage 5) Op basis van de ingevoerde gegevens (25 maart 2016) is gebleken dat er bij dit plan geen (negatieve) waterhuishoudkundige aspecten van belang zijn. Volstaan kan worden met de standaard waterparagraaf, voor zover van toepassing.

Invloed plan op de waterhuishouding

De waterberging grenst aan een bestaande watergang (de Kolkwetering). De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het waterschap beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het waterschap opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Door middel van een Watervergunning kan hiervan worden afgeweken. Aangezien met het voorliggende plan het waterschap zelf de initiatiefnemer van het plan is, heeft het waterschap voor dit project een projectplan vastgesteld (Bijlage 1 en Bijlage 2). Hierin is onderbouwd dat het plan juist de waterhuishoudkundige belangen dient.

4.4 Natuur

4.4.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciale natuurbeleid in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) regelen de gebiedsbescherming in Nederland. Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000-gebieden en het plan heeft ook geen negatief effect op natuurwaarden in de EHS of in de Natura 2000-gebieden.

4.4.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten, de soortenbescherming. Vanuit de Flora- en faunawet bestaat de eis dat een plan geen negatief effect mag hebben op beschermde dier- en plantensoorten. Hiertoe is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 3). De quickscan bestond uit een bureaustudie en een veldbezoek.

Er zijn geen door de Flora- en Faunawet beschermde soorten aangetroffen binnen het plangebied. Deze worden ook niet verwacht. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden hoeft geen ontheffing op de flora en faunawet te worden aangevraagd.

4.4.3 Conclusie

De inrichting van het agrarische perceel als waterberging heeft geen negatief effect op natuurwaarden binnen de EHS en Natura 2000-gebieden. Ook is er geen negatief effect te verwachten op beschermde dier- en plantensoorten vanuit de Flora- en Faunawet. Op grond van de bestaande gegevens en het veldbezoek mag namelijk worden aangenomen dat er geen beschermde planten of diersoorten voorkomen op het te vergraven perceel. Dit betekent dat er voor de betreffende werkzaamheden geen ontheffing voor de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. De voorgenomen werkzaamheden kunnen plaatsvinden met gebruikmaking van de gedragscode flora en fauna voor waterschappen.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt een belangrijk juridisch kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De wet biedt geluidsgevoelige gebouwen en terreinen (zoals woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, psychiatrische inrichtingen en de terreinen daarom heen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. Voor de geluidsgevoelige objecten moeten bepaalde grenswaarden in acht worden gehouden.

Een waterberging is geen geluidsgevoelig object of terrein dat beschermd moet worden. Ook worden in het voorgenomen plan geen geluidsbronnen gerealiseerd. Een akoestisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

4.6 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

De agrarische gronden die in dit plan worden omgevormd tot waterberging, zullen in de toekomst geen extra verkeer aantrekken. De luchtkwaliteit zal zodoende niet verslechteren. Er is daarom geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig voor het plan.

4.7 Externe veiligheid

Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0016.png"

Figuur 13: Uitsnede risicokaart Overijssel

Op de risicokaart Overijssel (zie figuur 13) is te zien dat in de directe nabijheid geen risicobronnen zijn gesitueerd. Anderzijds is een waterberging zelf geen risicobron/risicodragend object. Betreffende het aspect externe veiligheid gelden dan ook geen beperkingen.

4.8 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met de aanleg van de waterberging worden geen milieubelastende of milieugevoelige functies gerealiseerd. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van het woon -, werk,- en leefklimaat van omwonenden.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het 'Verdrag van Malta’ en de ‘ Wet op de archeologische monumentenzorg’ is het uitgangspunt om archeologische erfgoed zoveel mogelijk terplekke (in situ) te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaald de verstoorder het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn. De gemeente Raalte heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld in 2010. Er zijn drie verwachtingszones: laag, gemiddeld en hoog. Daarnaast zijn er AMK-terreinen waarvan op basis van (archeologisch) onderzoek is vastgesteld dat in deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn. Op basis van de verwachtingswaarde van het gebied, de oppervlakte van het verstoringsgebied en de verstoringsdiepte kan worden afgeleid of er een onderzoeksplicht is. Er geldt een onderzoeksplicht in het buitengebied in de volgende gevallen:

  • Hoge verwachting: Onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 2.500 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Middelhoge verwachting: Onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 5.000 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Lage verwachting: Onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 hectare én bij een verstoring dieper dan 50 cm.

Voor de waterbergingslocatie geldt dat deze in een gebied ligt met een middelhoge archeologische verwachting (zie figuur 14). Het plangebied is 5000 m2 groot. Daarmee overschrijdt het plangebied de drempelwaarde waarvoor een onderzoeksplicht geldt niet. Het plangebied valt verder niet binnen een AMKterrein/archeologisch monument. Dit wijzigingsplan past binnen de regels van het archeologiebeleid van de gemeente Raalte. Er geldt zodoende geen onderzoeksplicht c.q. omgevingsvergunning voor het aspect archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BPW20160002-VG01_0017.png"

Figuur 14: Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie, gemeente Raalte

Met het voorgenomen plan worden ook geen cultuurhistorische waarden aangetast. De aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn dan ook niet beperkend voor het voorliggende plan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

De gronden waarop de waterberging wordt gerealiseerd, hebben in het geldende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. De hierbij behorende regels bieden geen mogelijkheden voor de realisatie van een waterberging op de gronden die door de aanleg van de waterberging worden onttrokken aan het agrarisch gebruik. In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.8.8 van de planregels van het geldende bestemmingsplan (zie ook paragraaf 3.5.3). Het plangebied krijgt met dit wijzigingsplan de bestemming 'Water'.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de planregels

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Op welke wijze één en ander in de bestemmingsregeling concreet verwerkt is, wordt hierna beschreven. Conform de wettelijke verplichting in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) is voor de planregels en de verbeelding – voor zover van toepassing – gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI).

Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren naast het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' (vastgesteld op 8 juni 2012) en de correctieve herzieningen 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, correctieve herziening' (vastgesteld op 30 mei 2013) en 'bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening' (vastgesteld op 19 februari 2015).

Ten aanzien van het wijzigingsplan zijn een viertal regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels zijn overeenkomstig het geldende bestemmingsplan, voor zover relevant. Bij dit wijzigingsplan is een verbeelding opgesteld.

6.2 Opzet

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen en de Wijze van meten.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op de bestemming uit hoofdstuk 2.
  • Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.

6.3 Artikelsgewijze toelichting op de planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Water

De bestemming 'Water' is toegekend aan water en bijbehorende voorzieningen zoals water ten behoeve van waterberging.

Artikel 4 Waarde Archeologie 2

De dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' is toegekend aan de gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Antidubbeltelregeling

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Artikel 7 Overige regels

In dit artikel wordt ingegaan op de wettelijke regelingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 8 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 8.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt, is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

 

Overgangsrecht gebruik

Lid 8.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

 

Artikel 9 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de economische uitvoerbaarheid kan gemeld worden dat de kosten die zijn verbonden aan de realisering van het plan voor rekening zijn van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De gemeente Raalte zal financieel niet bijdragen aan de planontwikkeling. De gemeente Raalte zal een anterieure overeenkomst opstellen waarbij het Waterschap Drents Overijsselse Delta verklaart dat de vergoeding voor eventuele planschade voor rekening is van het waterschap. Belanghebbenden kunnen op basis van artikel 7.14 van de Waterwet bij het waterschap een verzoek indienen om schadevergoeding wanneer dit aan de orde is. Deze procedure staat beschreven in de procedureverordening nadeelcompensatie van het waterschap.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Vooroverleg

In artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het vooroverleg met de besturen van de betrokken wettelijke overlegpartners geregeld. Het wijzigingsplan is daartoe voor vooroverleg verzonden aan de provincie Overijssel. De provincie heeft geconcludeerd dat het voorgenomen plan niet in strijd is met het provinciale belang. Hiermee is het vooroverleg gevoerd.

7.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf donderdag 7 juli 2016 voor zes weken ter inzage gelegen. Hierbij is gelegenheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.