direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heeten, De Veldegge
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan "Heeten, De Veldegge" voorziet in een nieuwe planologische regeling voor de nieuwe woonwijk Veldegge in de kern Heeten. Het plan is opgesteld in het kader van de actualisatie en digitalisering van bestemmingsplannen binnen de gemeente Raalte.

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Dat wil zeggen dat het de bestaande planologische situatie opnieuw regelt. In juli 2016 is een omgevingsvergunning verleend voor een aanleg van een zonnepanelenpark in het noorden van het plangebied. De aanleg van dit park is afgerond (zie ook afbeelding 1). Dit park wordt positief bestemd in dit bestemmingsplan. Het agrarisch bouwvlak met agrarische bedrijfswoning (Johannalaan 39) is niet meer als zodanig in gebruik. Dit bestemmingsplan zet de agrarische bestemming om in een woonbestemming.

Voor het overige zijn er enkele kleine aanpassingen doorgevoerd in de bebouwingsmogelijkheden in het deel van de nieuwe woonwijk, dat nog in ontwikkeling is. Er komt een langzaamverkeersverbinding tussen de Meilerstraat en de Veldeggerweg (in het verlengde van de Gieterijstraat). Een woning die hier in eerste instantie was geprojecteerd kan nu worden gebouwd aan het (noordelijke) einde van de rij woningen aan de Meilerstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01_0001.png"  
Afbeelding 1. Luchtfoto plangebied met nieuwe woonwijk Veldwegge en zonnepanelenpark.  


Met diverse bestemmingen wordt aangegeven waarvoor de gronden gebruikt en ingericht mogen worden. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verder is aangesloten bij het gemeentelijk handboek. Het bestemmingsplan is voorzien van IMRO-codering, zodat onderlinge digitale uitwisseling van gegevens toegepast kan worden.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Heeten, De Veldegge" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, 1 blad (schaal 1:1.000 (tek.nr. NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01);
  • planregels.


Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn regels opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de diverse onderzoeksaspecten en de beschrijving van de planopzet zijn weergegeven. Tevens worden de juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Situering van het plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noordoostelijk deel van de kern Heeten, globaal gelegen tussen de Holterweg, de Veldeggerweg, de rondweg Heeten en (de achterzijde van de woonpercelen aan) de Johannalaan. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding van het plan.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in 1 bestemmingsplan. Onderhavig plan vervangt het hieronder vermelde vigerende bestemmingsplan.

Naam bestemmingsplan   Datum Raad  
De Veldegge, fase 1 De Enk   24 september 2009  

1.5 Opbouw toelichting

De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor het plangebied relevante ruimtelijk beleid. Hoofdstuk 4 behandelt diverse onderzoeksaspecten, zoals archeologie, ecologie en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt nadere aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komen tot slot aan de orde in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de wijze waarop de gemeente met inspraak en vooroverleg is omgegaan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de historische ontwikkeling en de huidige ruimtelijke en functionele structuur van Heten en de woonwijk de Veldegge.

2.1 Historische ontwikkeling

Heeten is na Raalte en Heino de grootste kern van de gemeente. Het dorp is gesitueerd op een knooppunt van wegen en men neemt aan dat dit een belangrijke rol voor de stichting van het dorp heeft gespeeld. Na de bouw van een roomskatholieke kerk in 1791 groeide het dorpje tot een volwaardige kern. In de eerste decennia van de 20e eeuw groeide de bebouwing rondom het dorpsplein. Hoewel landbouw lange tijd de voornaamste bron van inkomsten was speelde de vestiging van een zuivelfabriek en knopen- en confectiefabriek een belangrijke rol voor de groei van de kern in de vooroorlogse periode. Na de Tweede Wereldoorlog groeide het dorp gestaag.

De belangrijkste verkeersader nabij het dorp is de N332, die aan het begin van deze eeuw om het centrum van het dorp is heen gelegd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de ruimtelijke structuur van het dorp veranderd is, waardoor het mogelijk is om het autoluwe centrum te versterken. Tevens kon de kern zich nu, door de veranderde structuur, in noordoostelijke richting uitbreiden met de nieuwe woonwijk Veldegge.

2.2 Ruimtelijke structuur

De uitbreidingswijk de Veldegge ligt aan de noordoostkant van Heeten. De Heetense karakteristieken vormden het uitgangspunt voor het nieuwe stedenbouwkundige plan:

  • a. wisselende goothoogtes, veelal lage goot;
  • b. wisselende rooilijnen en voortuindiepte;
  • c. relatief korte blokken of verspringende rooilijnen;
  • d. wisselende kaprichtingen;
  • e. variatie in architectuurstijlen, materialen en kleuren.

Het plan kent twee hoofdontsluitingen die vanaf de Holterweg het plangebied ontsluiten. Uiteindelijk komen deze wegen in de noordrand samen (lusstructuur). De woonstraten binnen de wijk takken aan op deze lus en hebben een standaard wegbreedte. Door het gebied als woonerf in te richten wordt het dorpse en ontspannen karakter ondersteund. Belangrijk element is de wadi die door het plangebied loopt. De wadi loopt als een soort groene ader vanuit de Holterweg naar het 'buitengebied'.

De Veldegge heeft een van binnen naar buiten afbouwende intensiteit. Dat betekent dat aan de binnenzijde, aan weerszijde van de wadi (de centrale groenzone) de meest intensieve bebouwing is gelegen (rijenwoningen). Verder naar de randen van het plangebied liggen de vrijstaande en twee-onder-één kap woningen.

Inmiddels is een deel van woningen en de groenvoorzieningen gerealiseerd (ze ook afbeelding 1).

2.3 Functionele structuur

Het plangebied bestaat uit een nieuwe woonwijk met agrarisch gebied. In het noorden van het plangebied is inmiddels een zonnepanelenpark opgericht (zie ook afbeelding 1).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid dat relevant is voor het bestemmingsplan "Heeten, De Veldegge". Allereerst wordt ingegaan op het Europees- en rijksbeleid, vervolgens komen relevante aspecten uit het provinciale en regionale beleid aan de orde. Het gemeentelijke beleid wordt in de laatste paragraaf behandeld.

3.2 Europees- en rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van de ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en daarnaast ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.


Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Oost-Nederland (bestaande uit de provincies Overijssel en Gelderland) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:

  • verbeteren van de internationale achterlandverbindingen;
  • versterking van de primaire waterkeringen;
  • deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en herstructurering van het Deltaprogramma;
  • EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
  • hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.


Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid uit de SVIR.

Naast het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn er vanuit sectoraal (inter)nationaal beleid wettelijke verplichtingen die van invloed kunnen zijn op onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft bijvoorbeeld wetgeving op het gebied van ecologie, archeologie en water. Deze onderwerpen worden beschreven in Hoofdstuk 4 Onderzoek.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid uit het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 een lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Er is met dit bestemmingsplan dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Daardoor is artikel 3.1.6 Bro lid 2 niet van toepassing en hoeft in dit bestemmingsplan geen verantwoording plaats te vinden. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel
De geactualiseerde Omgevingsvisie Overijssel is op 26 september 2018 door Provinciale Staten vastgesteld. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het Streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieus; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes van duurzaamheid.


Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met de provinciale Omgevingsvisie Overijssel.

Omgevingsverordening Overijssel
De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel (vastgesteld 26 september 2018). De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. Elk inhoudelijk thema waar de provincie juridische instrumenten op in wil kunnen zetten, moet in de Omgevingsverordening geregeld zijn.

In de Omgevingsverordening wordt nogmaals het belang van de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking aangehaald. Met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik geeft Overijssel hier een nadere invulling aan.

Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.

Naast het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn er vanuit sectoraal provinciaal beleid wettelijke verplichtingen die van invloed kunnen zijn op onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft bijvoorbeeld wetgeving op het gebied van ecologie, archeologie en water. Deze onderwerpen worden beschreven in Hoofdstuk 4 Onderzoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Raalte 2025+
In de op 27 september 2012 vastgestelde Structuurvisie Raalte 2025+ legt de gemeente Raalte het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2025 vast. Waar nodig wordt verder gekeken dan 2025, vandaar de titel Structuurvisie Raalte 2025+.

De opgaven waar Raalte voor staat zijn zowel ruimtelijk als programmatisch van aard. De ruimtelijke opgaven concentreren zich met name in de kern Raalte. De programmatische opgaven zijn - geheel in de geest van deze tijd - gericht op het afwegen van de (vele) mogelijkheden voor (nieuw)bouw tegen een teruglopend programma. Tegelijkertijd wordt het op het gebied van woningbouw steeds belangrijker de bouwstroom te koppelen aan de wensen van een verouderende bevolking. Kwaliteit is daarom in alle gevallen het uitgangspunt. Dat geldt ook voor de lastige opgave waar Raalte voor staat, namelijk het zo goed mogelijk in stand houden van de voorzieningen in de kleine kernen.

Heeten
Qua woningbouwprogrammering is sprake van balans in de kern Heeten In de planperiode tot 2029. In de planperiode tot 2029 wordt als volgt in de woningbehoefte voorzien (harde plancapaciteit):

  • in het plan De Veldegge zijn nog 33 kavels beschikbaar voor zowel rijenbouw, 2- onder 1 kap en vrijstaande woningen
  • op de locatie IJsselgouwe worden nog 41 woningen gerealiseerd (30 appartementen en 11 vrijstaande woningen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01_0002.png"  
Afbeelding 2: Uitsnede visiekaart Heeten  

Voor Heeten is de kwaliteitsopgave gericht op een kwaliteitsverbetering van de randen van de kern, het uitplaatsen van hinder-veroorzakende bedrijvigheid en het versterken van de laanstructuur dorp-buitengebied.

In onderhavig conserverend bestemmingsplan zijn de bestaande bouwmogelijkheden uit fase 1 opnieuw opgenomen. Op delen van de gronden van fase 2 is recent een zonnepanelenpark gerealiseerd. Of de overige gronden na 2015 nog een woonbestemming krijgen zal te zijner tijd besloten worden door de gemeenteraad.

Binnen de marges van een conserverend bestemmingsplan zijn wel kleine verruimingen meegenomen om het plangebied ondanks haar conserverende karakter niet voor de komende 10 jaar op slot te zetten en enige flexibiliteit te bieden om toekomstige vragen te kunnen beantwoorden. Deze verruimingen zijn conform de gemeentelijke standaard. Het gaat dan bijvoorbeeld om een maximale goothoogte van 3,5 meter naar 4 meter binnen de woonbestemmingen. Ook is bed&breakfast rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Verder is een regeling opgenomen voor inwoning in verband met de maatschappelijke behoefte mantelzorg te kunnen bieden.

Woonvisie Raalte 2016 - 2020
De gemeenteraad heeft in juni 2016 de Woonvisie 2016-2020, “kwaliteit van de kernen: van bouwen naar wonen”, vastgesteld. Hierin is de ambitie verwoord dat het wonen in de gemeente Raalte aantrekkelijk, duurzaam, levensloopbestendig en voor een ieder beschikbaar is. Om dit te realiseren zien we een toenemend belang van de bestaande woningvoorraad: daar ligt de focus voor de komende jaren. De bestaande woningen vormen immers samen het overgrote deel van de woningvoorraad in de toekomst.
Ten opzichte van de vorige woonvisie verschuift in deze woonvisie duidelijk het accent van het (nieuw) 'bouwen' van woningen naar 'wonen' in brede zin. De onderdelen duurzaamheid/energetische kwaliteit van woningen, de levensloopbestendigheid van het wonen en de kwaliteit met de openbare ruimte hebben een belangrijke plaats in deze woonvisie.

Dit wordt in de visie uitgewerkt in de volgende 4 thema's

  • 1. Kwaliteit van bestaande woningen en leefomgeving;
  • 2. Levensloopbestendige gemeente: verbinden wonen, welzijn en zorg en een levensloopbestendige openbare ruimte;
  • 3. Goed wonen voor elke portemonnee: betaalbaarheid en beschikbaarheid;
  • 4. Optimale woningvoorraad: passende woningbouw.


De mogelijkheden voor woningbouw benutten we voor het behouden en versterken van de woonkwaliteit van de kernen in onze gemeente. Uitgangspunt is dat nieuwe woningen voldoen aan de vraag van de toekomst: woningen moeten raak zijn. Dit betekent: levensloopbestendig, toekomstbestendig en duurzaam.

De nu al geldende woonbestemmingen in de Veldegge, fase 1 zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Te zijner tijd zal voor een mogelijke uitbreiding van de woonwijk een aparte procedure doorlopen worden, waarbij rekening zal worden gehouden met het dan vigerende woonbeleid. Binnen de bestaande (en nog nieuw te bouwen) bebouwing wordt ruimte geboden om bij te dragen aan enkele belangrijke beleidsuitgangspunten. Zo bieden de uitbreidingsmogelijkheden de mogelijkheid om woonwensen te realiseren binnen de huidige woningvoorraad. Daarnaast is er ook een regeling opgenomen voor inwoning om zo in te spelen op de vraag naar mantelzorg.

Welstandsnota
De gemeenteraad van Raalte heeft in juli 2014 besloten om het welstandstoezicht in de gemeente Raalte per 1 januari 2016 af te schaffen. Met de Welstandsnota gemeente Raalte 2016 is uitvoering gegeven aan dit besluit. De Welstandsnota treedt op 1 januari 2016 in werking. Uitgangspunt is dat er geen welstandstoezicht meer is. Het welstandsvrij bouwen past binnen de landelijke ontwikkeling van wet- en regelgeving binnen de bouwsector, zoals het verruimen van vergunningsvrij bouwen en het privatiseren van de bouwtoets.

Belangrijke stappen in een ontwikkeling waarbij de verantwoordelijkheid veel meer komt te liggen bij de bouwers en de overheid zich er minder mee bemoeid.

Dit sluit ook aan bij de ontwikkeling om minder te regelen en te regisseren en meer in te zetten op faciliteren en los te laten op basis van vertrouwen en verbinden.

Externe Veiligheid
De gemeente wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om de verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Raalte het externe veiligheidsbeleid geformuleerd in het rapport "Externe Veiligheid, Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn?" (2007).

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het externe veiligheidsbeleid in acht, zoals dat in de rapportage is beschreven.

Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn geen inrichtingen, buisleidingen en transportroutes gesitueerd. In paragraaf 4.10 Externe veiligheid zal nader worden ingegaan op de aanwezigheid van inrichtingen, buisleidingen en transportroutes in de omgeving van het plangebied en de eventuele consequenties daarvan voor het bestemmingsplan.

Kadernota Duurzaam Raalte 2012
Tijdens de raadsvergadering van 18 juni 2009 zijn het huidige klimaatbeleid en het uitvoeringsprogramma 2009-2013 vastgesteld. De toen geformuleerde doelstelling kwam overeen met de in het Klimaatakkoord geformuleerde doelstelling:

De gemeente Raalte als samenleving stoot per jaar in 2013 niet meer dan 150 Kton en in 2020 per jaar niet meer dan 96 Kton CO2 uit. Dit wordt bereikt door grondige energiebesparing en door een aandeel van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren.

In het bestuursakkoord 2010-2014 “kiezen in de kern” staat in het onderdeel “Raalte werkt duurzaam en onderneemt maatschappelijk verantwoord” het streven opgenomen om samen met inwoners en het bedrijfsleven in 2025 te komen tot een klimaatneutrale gemeente. De doelstelling uit dit bestuursakkoord is ambitieuzer dan de oorspronkelijke doelstelling.

Hoewel het bestemmingsplan alleen de huidige situatie regelt en conserverend van aard is, biedt het voldoende mogelijkheden bij te dragen aan een duurzamere toekomst.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies (zoals woningen).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor de aanwezige functies binnen het plangebied. Bij de vervaardiging van het voorliggende plan is er in principe van uit gegaan dat de situatie, zoals die zich tot op heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Dit betekent dat een uitgebreid onderzoek achterwege kan blijven. Niettemin wordt het wenselijk geacht om aan een aantal aspecten nader aandacht te schenken. Voor de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden geldt dat bij gebruikmaking van de bevoegdheid onderzoek plaats moet vinden naar de diverse aspecten.

4.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden en op basis daarvan moet bij alle activiteiten van de D-lijst onder de drempelwaarde, ongeacht de omvang, de vormvrije m.e.r.-beoordeling toegepast worden. Voor elke aanvraag moet:

  • a. door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld.
  • b. het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft men niet in de Staatscourant te zetten.
  • c. de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag (Artikel 7.28 Wet milieubeheer) of OBM aanvraag (artikel 2.2a, lid 1, van het Bor) toevoegen.

Als de gemeente (het bevoegd gezag) ook de initiatiefnemer is het bovenstaande niet van toepassing maar moet de verantwoording in haar besluit opgenomen worden.


Ondanks dat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan zal deze beoordeling moeten worden uitgevoerd. Bijlage III van de Europese richtlijn is daarbij een leidraad. De beoordeling is opgenomen in Bijlage 1. De conclusie is, dat dit plan geen significantie negatieve effecten met zich mee brengt op beschermde gebieden en daarom niet onder de m.e.r.-plicht valt.

4.3 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling kan worden genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Dit betekent, dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.

Indien er voorts sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de orde komen.

4.4 Water

Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid. Er wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.

Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Het behalen/behouden van de goede ecologische toestand betekent het bereiken van een evenwichtige samenstelling van planten- en diersoorten en een chemische samenstelling die geen belemmering vormt voor een gezond ecosysteem.

Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. De meest directe beleidsplannen zijn het Nationaal Waterplan (NWP) en het Bestuursakkoord Water (NBW) en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het NWP beschrijft in hoofdlijnen het nationale waterbeleid voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het NBW heeft tot "doel" om in de periode tot 2015 het watersysteem te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering (o.a. wateroverlast voorkomen). In de SVIR wordt aangegeven dat het belangrijk is dat bij ruimtelijke plannen, waaronder plannen voor stedelijke (her)ontwikkeling, rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Hiervoor is een samenhangende inzet van afwegingsinstrumenten zoals de watertoets nodig.

Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie Overijssel bevat het provinciale waterbeleid en daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de Waterwet. De uitvoering van het waterbeheer is een taak van de waterschappen.

Beleid Waterschap
In West-Overijssel beheert het Waterschap Drents Overijsselse Delta zowel de kwaliteit als het peil (kwantiteit) van het oppervlaktewater. Daarnaast beheert het waterschap de waterkeringen. Afstemming van waterbeleid op Europees, rijks-, provinciaal en regionaal niveau en een goede samenwerking met de waterpartners is een must om dit mogelijk te maken. In het "Waterbeheersplan 2016 - 2021", zet het waterschap het beleid voor de komende jaren op een rij om de nagestreefde doelstellingen voor de korte en lange termijn te realiseren.

Gemeentelijk beleid - Waterplan Raalte
Het Waterplan Raalte "Een helder verhaal" is een gezamenlijk plan van de gemeente en het Waterschap. Hierin wordt een kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd moeten worden. Het is een beleidsdocument waarin al het water binnen de gemeentegrenzen van Raalte integraal benaderd wordt. Daarmee vormt het een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht watersysteem en daarnaast biedt het een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. In het rapport is een visie op de toekomst van het watersysteem uiteengezet. Deze visie heeft een vertaling gekregen in een concrete set van maatregelen voor de thema's:

  • te veel en te weinig water (wateroverlast);
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • waterbeleving;
  • communiceren.

Gemeentelijk beleid - Gemeentelijk Rioleringsplan (2014-2020)
De gemeente heeft (in samenwerking met andere overheden) tot taak om de volksgezondheid te beschermen, droge voeten te houden en een goede waterkwaliteit te bereiken. Op grond van de uitgebreide zorgplichtbepaling uit de wet Gemeentelijke Watertaken draagt de gemeente zorg voor:

  • de doelmatige inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen;
  • de doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  • het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van doelmatige maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken.


De drie zorgplichten worden ingevuld door te voldoen aan de volgende doelen:

  • voorzien in de doelmatige inzameling en het effectieve transport van stedelijk afvalwater;
  • voorzien in de doelmatige inzameling en in de verwerking van hemelwater;
  • voorzien in de beheersing van de grondwaterstand in relatie tot de bestemming.

Oppervlaktewater
Het aandeel water in het plangebied is beperkt. Er zijn geen watergangen van een dusdanige omvang dat ze bestemd zijn tot 'Water'. Er zijn dan ook geen watergangen van het Waterschap Drents Overijsselse Delta binnen het plangebied aanwezig. Binnen het plangebied liggen ook geen beschermingszones van (hoofd)watergangen van het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De grondwaterstand ligt in het algemeen diep genoeg voor stedelijk bebouwing.

Riolering
Het plangebied kent verbeterd gescheiden stelsel.

Hemelwater
De gemeente streeft er naar waar mogelijk de duurzaamheidprincipes voor waterbeheer in Raalte toe te passen. De nadruk ligt daarbij op nieuw te ontwikkelen bebouwing, maar dit wordt tevens beoordeeld voor delen van de kern waar geen structurele ingrepen zijn voorzien. De aandacht is hierbij voornamelijk gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering. Dit is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voldoende open water wordt gerealiseerd ten behoeve van waterberging.
Samenvatting
Het betreft bestaand stedelijk gebied. De actualisatie is niet gericht op verandering de waterhuishoudkundige situatie. Bij nieuwe bouwplannen in het plangebied moet worden aangesloten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden;
  • regenwater binnen het plangebied waar mogelijk afgekoppeld moet worden van de riolering;
  • bij nieuwe bouwplannen moet het regenwater te allen tijde worden afgekoppeld van de riolering en moet er minimaal 20 milimeter water op eigen terrein worden geborgen;
  • voldoende waterberging aanwezig is;
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • het gebruik van uitlogbare materialen niet is toegestaan.

Advies Waterschap
Het bestemmingsplan is als concept ter beoordeling aan het waterschap Drents Overijsselse Delta voorgelegd. Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over het bestemmingsplan, met uitzondering van de aanvulling dat bij nieuwe bouwplannen het regenwater altijd moet worden afgekoppeld van de riolering en dat minimaal 20 milimeter water op eigen terrein moet worden geborgd. De aanvulling van het waterschap is in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

4.5 Ecologie

In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn zijn in deze wet geïmplementeerd. Bevoegdheden inzake ontheffingen en vrijstellingen komen met deze wet te liggen bij de provincie. In sommige situaties is het Rijk bevoegd gezag.

Bij de bescherming van natuurwaarden gaat het enerzijds om soortenbescherming en anderzijds om gebiedsbescherming. Beschermde planten diersoorten ontlenen hun bescherming aan opname in de Wet natuurbescherming. Deze bescherming moet er toe leiden dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Bij soorten onderscheidt de Wet drie verschillende beschermingsregimes, met elk hun eigen verbodsbepalingen. Verder geldt altijd voor alle soorten de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat men bij werkzaamheden met mogelijk negatief effect op planten en dieren, maatregelen dient te nemen (binnen wat redelijkerwijs van men verwacht kan worden) om onnodige schade aan planten of dieren te voorkomen.

De gebiedsbescherming is ook verankerd in de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming richt zich met de bescherming van natuurgebieden uitsluitend op Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000-gebieden worden bepaalde dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Invloeden (ook van buitenaf) mogen deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek plaats te vinden naar de aanwezige beschermde plant- en diersoorten. De verplichting bestaat echter om bij elke wijziging van activiteiten (bouw of anderszins) een natuurtoets uit te voeren conform de vereisten van de Wet natuurbescherming.

Het onderzoeksgebied ligt buiten de invloedssfeer van door de Wet natuubescherming beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde gebied, het Natura-2000-gebied Boetelerveld, ligt op ruim 4 kilometer afstand. Ook ligt het plangebied buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS).

4.6 Cultuurhistorie en archeologie

De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen. Dit geldt, onder andere, voor verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Met betrekking tot de cultuurhistorische en archeologische waarden wordt in deze paragraaf beschreven welke waarden in het plangebied aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Een onderzoek is gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen (rijks)monumenten aanwezig. Wel bevinden zich er drie oude erven. Twee daarvan liggen aan de Veldeggerweg en één ligt aan de Johannalaan. Met dit coserverend plan wijzigt zich niets ter plaatse van de erven aan de Veldeggerweg.


Archeologie
Bij het opstellen van het nu nog geldende bestemmingsplan zijn meerdere archeologische onderzoeken uitgevoerd, waaronder een proefsleuvenonderzoek. In enkele delen van het plan zijn sporen van bewoning en landgebruik uit de Midden-Ijzertijd en uit de Volle en Late Middeleeuwen aangetroffen. De sporen zijn goed bewaard gebleven. Op basis van de fysieke en inhoudelijke kwaliteit is er sprake van een behoudenswaardige vindplaats.

De gemeente Raalte heeft naar aanleiding van deze bevindingen gekozen om in eerste instantie uit te gaan van behoud in situ. Dit houdt in dat de archeologische waarden in de bodem bewaard blijven. Als behoud in situ geen optie is moeten de archeologische resten ex situ door middel van een vlakdekkende opgraving worden veiliggesteld.

In dit plangebied is gekozen voor opgraving. Bij de opgraving zijn in totaal 10.827 vondsten opgegraven met een gezamenlijk gewicht van 142,51 kilo. Hiermee heeft de opgraving veel meer vondstmateriaal opgeleverd dan op basis van de proefsleuven werd verwacht. De grootste vondstcategorie wordt gevormd door dierlijk bot, na het bot is aardewerk het best vertegenwoordigd in het vondstmateriaal. De gedane archeologische onderzoeken zijn als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen verder archeologisch onderzoek meer plaats te vinden. Ter bescherming van verdere eventuele archeologische waarden is wel binnen het onderzoeksgebied een dubbelbestemming Archeologie opgenomen, met uitzondering van de gronden waar reeds werkzaamheden hebben plaatsgevonden en blijkens het archeologisch onderzoek geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

4.7 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.8 Bedrijven

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies.

Bedrijven en voorzieningen die in de nabijheid van woningen zijn gesitueerd kunnen voor overlast/hinder zorgen. Deze hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien, zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging.

In en nabij het plangebied komen geen (agrarische) bedrijven en voorzieningen voor. Het voorliggende plan is een consoliderend plan waarin er van wordt uitgegaan dat elk bedrijf en elke voorziening een milieuvergunning of melding Wet milieubeheer heeft die is afgestemd op de huidige situatie.

4.9 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (zie Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen);
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect;
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 (van de Wet milieubeheer) een grenswaarde is opgenomen;
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).


Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.


Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet passen binnen bovenstaande opsomming uit artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Geconcludeerd kan worden dat door de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.10 Externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen (Bevi/BRZO) gelegen.
In hoofdstuk 3 is reeds stilgestaan bij het door de gemeente opgestelde beleidsdocument over externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.


De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute.

Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-5 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • et cetera.

Inrichtingen
Binnen en in de nabijheid het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Buisleidingen
Kabels en leidingen zijn elementen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden. In en nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gesitueerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg
De gemeente Raalte heeft aangegeven welke wegen binnen de gemeente een route voor gevaarlijke stoffen betreft. Deze route is als volgt: N348 Deventer-Raalte tot aan de N35; vervolgens de N35 richting Zwolle en de N35 richting Nijverdal tot de afslag Ommen-Hoogeveen en de N348 richting Hoogeveen. Uitsluitend over deze aangewezen wegen mogen routeplichtige gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op overige wegen is dat alleen bij ontheffing toegestaan. Het invloedsgebied bedraagt 300 meter.
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van deze route van transport van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over water
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van de dichtstbijzijnde vaarweg die relevant is in het kader van externe veiligheid.

Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van de spoorverbinding Zwolle-Raalte.

Overstromingsrisico
Er is geen sprake van overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet binnen een overstromingsrisicogebied, zoals aangegeven in de provinciale verordening.

4.11 Niet gesprongen explosieven

Conform de verwachtingenkaart explosieven zijn er in het plangebied geen plekken waar mogelijke 'niet gesprongen explosieven' (NGE) te verwachten zijn.

Hoofdstuk 5 Het plan

5.1 Algemeen

5.1.1 Inleiding

In het algemeen wordt met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen, dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen. In het algemeen kan dan ook worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor dit onderdeel van het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de ruimtelijke situatie en biedt kaders voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.2 Heroverweging langzaamverkeersverbinding

Er heeft een heroverweging plaatsgevonden over de ligging van de langzaamverkeersroute die op afbeelding 2 in het grijs is weergegeven binnen het plangebied. Het tracé achterlangs de uit te geven kavels en langs de woningen Veldeggerweg 1 en 1a wordt achteraf gezien als ‘niet-veilig’ beschouwd. Ten eerste zou er geen sociale controle op het pad zijn en ten tweede zou ongewenste betreding van de percelen mogelijk gemaakt worden (inbraakgevoelig). Daarom is de langzaamverkeersroute verplaatst in het verlengde van de Gietijzerstraat (rode streep afbeelding 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01_0003.png"  
Afbeelding 2. Oorsponkelijke langzaamverkeerverbinding (grijze lijn) en nieuwe langzaamverkeersverbinding (rode lijn)  

De aanpassing van de langzaamverkeersroute betekent wel dat de kavels in noordelijke richting moeten worden opgeschoven. Daardoor passen deze niet meer binnen de bouwvlakken en de bestemming Wonen van het nu nog geldende bestemmingsplan. In het voorliggende plan zijn de woonbestemming en bouwvlakken iets gewijzigd. De woonbestemming en het bouwvlak zijn in noordelijke richting iets uitgebreid. Ook is de geplande groenstrook aangepast. Op afbeelding 2 is in lichtgroen, felgroen en groenblauw de oorspronkelijke groenstrook aangegeven. Het felgroene deel komt te vervallen en wordt Wonen. Het donkergroene deel is nieuw aan te leggen groen. Het groenblauw wordt agrarisch.

5.1.3 Zonnepanelenpark

In juli 2016 is een omgevingsvergunning verleend voor een aanleg van een zonnepanelenpark in het noorden van het plangebied. Zie afbeelding 3 voor het inrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20180013-ON01_0004.png"  
Afbeelding 3. Inrichtingsplan zonnepanelenpark  

De aanleg van dit park is afgerond en wordt positief bestemd in dit bestemmingsplan. Het oorspronkelijke agrarisch bouwvlak met een agrarische bedrijfswoning (Johannalaan 39) is niet meer als zodanig in gebruik. Dit bestemmingsplan zet de agrarische bestemming om in een woonbestemming.

5.2 Beschrijving van de verbeelding

Wonen
Aan alle bestaande en geplande woonbebouwing is een positieve bestemming toegekend. De woningen zijn op de verbeelding voorzien van een bouwvlak, waarbinnen de woning dient te staan/dient te worden gebouwd.

Er zijn drie woonbestemmingen in onderhavig bestemmingsplan, waarbij als volgt onderscheid wordt gemaakt in de toegestane goot- en/ of bouwhoogtes:

  • "Wonen - 1": goothoogte maximaal 4 m, bouwhoogte maximaal 10 m.
  • "Wonen - 2": goothoogte minimaal 3,5 m - maximaal 6,5 m, bouwhoogte maximaal 10 m;
  • "Wonen - 3": goothoogte minimaal 3,5 m - maximaal 6,5 m, bouwhoogte maximaal 12 m;


Verder is er onderscheid gemaakt in het type woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd. Dit is met een gelijknamige aanduiding in het bouwvlak aangegeven.


De bijgebouwenregeling is gelijk voor de drie woonbestemmingen. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen. Daarbij mag de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen.

Hierop is een uitzondering voor de percelen Johannalaan 39 en Veldeggerweg 1 en 1A. Hier mogen de bijgebouwen groter zijn.

Die delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd dienen te blijven - en welke als tuin of erf in gebruik zijn - zijn tot "Tuin" bestemd. Het betreft in vrijwel alle gevallen de voortuinen en soms ook de zijtuinen. Ook door de gemeente aan particulieren verkochte grond heeft een bestemming "Tuin" gekregen.

Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis een algemeen aanvaarde activiteit. Het betreft hier beroeps- of bedrijfsuitoefeningen, die door hun aard aanvaardbaar moeten worden geacht binnen het woonmilieu en waarvan mag worden aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat. Daar het van belang is dat de woning de woonfunctie blijft behouden, zijn er beperkingen gesteld aan de oppervlakte die mag worden ingenomen voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Agrarisch
De gronden aan de noorzijde van het plangebied, die agrarisch in gebruik zijn, hebben de bestemming "Agrarisch met waarden - landschapswaarden" gekregen. Op een deel daarvan is een zonnepanelenpark gelegen. Deze is als zodanig door middel van een aanduiding positief bestemd.

In het noordwesten van het plangebied is een klein strookje grond uit het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" opgenomen, omdat deze gronden onderdeel uitmaken van het zonnepanelenpark. Het bestemmingsplan "Buitengebied" kent hier twee dubbelbestemmingen: "Waarde - Archeologie 1' en " Waarde - Landschap 1". Deze zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.


Openbare ruimte
De openbare ruimte bestaat uit de wegen en het groen in het plangebied.

De categorisering, zoals die is terug te vinden in het gemeentelijk verkeersbeleid heeft zijn vertaling gekregen in het bestemmingsplan. De wegen die in het GVVP zijn aangegeven als een weg met een verkeersfunctie (stroomweg/gebiedsontsluitingsweg) hebben de bestemming "Verkeer" gekregen. Wegen met een verblijfsfunctie (Erftoegangsweg A/Erftoegangsweg B) hebben een bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" gekregen.

Structureel groen heeft de bestemming "Groen" toegekend gekregen. (Fiets)paden, kleinere watergangen en een wadi vallen hier ook onder. In de openbare ruimte zijn binnen de bestemmingen "Groen", "Verkeer" en "Verkeer-Verblijfsgebied" evenementen in het algemeen toegestaan. Het gaat hierbij om de grootschalige ruimtelijk relevante evenementen die in het bestemmingsplan worden toegestaan. Kleine evenementen worden niet aan het bestemmingsplan getoetst, die zijn sowieso toegestaan aangezien ze niet ruimtelijk relevant zijn.

Hoofdstuk 6 Toelichting op planregels

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.

De bij dit plan behorende planregels zijn ingedeeld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2012. Deze door heel Nederland te hanteren standaard maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

6.2 Nadere toelichting op de regels

Algemeen
Uitgangspunt voor de regeling is het geldende bestemmingsplan Veldegge, fase 1 de Enk. Na vaststelling van dit plan is in het kader van een actualisatieslag een bestemmingsplan opgesteld voor Heeten conform de toen opgestelde standaardregels. Voor de niet woonbestemmingen is het bestemmingsplan Heeten het uitgangspunt geweest.

De standaardregels zijn na vaststelling van het bestemmingsplan Heeten op een klein aantal punten gewijzigd. Deze gewijzigde regels, zoals bijvoorbeeld opgenomen in het bestemmingsplan Heeten, zijn weer de basis geweest voor de woonbestemmingen in dit bestemmingsplan. Zo gelden binnen de gemeente Raalte zoveel mogelijk overal dezelfde bouw- en gebruiksregels.

Agrarisch met waarden - landschapswaarden
De gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden zijn onder andere bestemd voor agrarische doeleinden en de bescherming van landschapswaarden. Deze landschapswaarden zijn als zodanig met aanduidingen weergegeven.

Binnen de bestemming Agrarisch met waarden - landschapwaarden zijn geen gebouwen toegestaan. Binnen deze bestemming is een functieaanduiding opgenomen voor een zonnepanelenpark waarbinnen een gebouw ten dienste van het zonnepark is toegestaan. De maatvoeringen zijn opgenomen in de regels. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat deze een maximale bouwhoogte mogen hebben van 3 meter.

Groen
Deze bestemming laat onder andere groen- en speelvoorzieningen toe doch biedt ook mogelijkheden voor (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voor fiets- en voetgangerspaden.

Tuin
Op de gronden met deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde met een hoogte van 1 meter worden geplaatst, alsmede pergola's met een hoogte van 2,70 m en vlaggenmasten/ lichtmasten met een hoogte van 6 m. Er is voor aangrenzende woonfuncties een speciale regeling voor de bouw van carports en erkers ten dienste van de aangrenzende woonbestemming opgenomen.

Verkeer
Binnen deze verkeersbestemming zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen en diverse andere - mits ondergeschikte - voorzieningen realiseerbaar. De bestemming richt zich met name op het doorgaande verkeer.

Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft vooral betrekking op wegen met het karakter van een woonstraat. Daarnaast zijn diverse andere functies toegestaan. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan, tenzij dat specifiek zo is aangegeven/geregeld.

Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3
De bestemmingen Wonen -1, Wonen -2 en Wonen - 3 zijn bedoeld voor wonen in twee- aaneengebouwde, vrijstaande en aaneengebouwde woningen. Naast wonen is binnen deze bestemmingen een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. De typen woningen zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Binnen een aantal bouwvlakken is flexibiliteit gecreëerd door bijvoorbeeld twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen toe te staan.

Het verschil tussen de drie woonbestemmingen is gelegen in de maximaal toegestane goot- en bouwhoogtes. Binnen de bestemming Wonen -1 is een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Binnen de bestemming Wonen - 2 is een minimale goothoogte van 3,5 meter verplicht en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 meter en 10 meter toegestaan. Binnen Wonen - 3 is een minimale goothoogte van 3,5 meter verplicht en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 meter en 12 meter toegestaan.

Waarde - Archeologie 1
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing voor het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m².

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Waarde - Landschap - 1
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor respectievelijk de essen en de kommen. Indien er in de agrarische bestemming mogelijkheden worden geboden die niet van toepassing zijn op de essen of de kommen is dat in dit artikel aangegeven.

Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Het overgangsrecht is conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.

Algemene bouwregels
Allereerst is een bepaling opgenomen over bestaande afstanden en andere maten. Verder is een parkeerregeling opgenomen, waarin bepaald wordt aan welke parkeernormen moet worden voldaan bij het bouwen.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel begint met enkele strijdig gebruik bepalingen. Vervolgens is een parkeerregeling opgenomen, waarin bepaald wordt aan welke parkeernormen moet worden voldaan bij wijziging van het gebruik van een gebouw.

Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Overgangsbepalingen
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Het overgangsrecht is conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.

Slotbepaling
Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan opgestart (artikel 3.8 Wro).

7.1.1 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en inspraak wordt in de Wro ook niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de gemeente Raalte besloten om inspraak niet plaats te laten vinden.

7.1.2 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd.
De binnengekomen reacties zullen samengevat worden en van een gemeentelijke reactie worden voorzien. Daar waar nodig zullen de reacties van deze instanties in het vast te stellen bestemmingsplan worden verwerkt.

7.1.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

7.1.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na deze beroepstermijn is het plan onherroepelijk en treedt het plan in werking (behalve als een verzoek om een voorlopige voorziening leidt tot een schorsing).

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het hier grotendeels gaat om de planologische regeling van een bestaande situatie. Daardoor brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.