direct naar inhoud van Planregels
Plan: Raalte Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20130007-0003

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Raalte Bedrijventerreinen met identificatienummer NL.IMRO.0177.BP20130007-0003 van de gemeente Raalte;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarische cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.11 beperkt kwetsbaar object

een object waarvan ingevolge het Besluit externe veiligheid en het Vuurwerkbesluit een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.12 beroep aan huis:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.13 bestaande:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 bruto vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf;

1.24 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.25 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 discotheek/bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 grootschalige detailhandel:

gedeconcentreerde vestiging van grootschalige winkels, niet zijnde perifere detailhandel, met een vloeroppervlakte van ten minste 1.500 m2 per vestiging;

1.30 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van coffeeshops;

1.31 horeca, categorie 1 (lichte horeca):

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  • a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

  • b. Overige lichte horeca, zoals:
  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel.

  • c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant);
1.32 horeca, categorie 2 (middelzware horeca):

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café:
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
1.33 horeca, categorie 3 (zware horeca):

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
1.34 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.35 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 internetverkoopbedrijf:

een bedrijf dat via internet goederen aan derden te koop aanbiedt, waarbij het tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt, en de goederen per post aan de eindgebruiker levert, dan wel een afhaalservice hiervoor aanbiedt;

1.38 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.39 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

1.40 kunstobject:

voortbrengsel van beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.41 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.42 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.43 lessenaarsdak:

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.46 perifere detailhandel:

(detailhandel die niet goed in het centrumgebied kan worden ingepast) detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, alsmede winkels met goederen die door hun aard en omvang een groot vloeroppervlak nodig hebben (auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting, zoals meubels);

1.47 peil:
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: een horizontaal vlak gelegen op 10 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.48 recreatieve voorzieningen:

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen;

1.49 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.50 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden, bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;
1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotsmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.53 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven met het nummer NL.IMRO.0177.BP20130007-0003;

1.54 vloeroppervlak:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens:

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 meten in de verbeelding:

in de verbeelding dient hart-op-hart van de grenzen te worden gemeten;

2.9 overschrijden van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en huishoudkundige voorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ontsluitingswegen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. (infiltratie)groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;
  • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 5 m;
  • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak niet meer dan 2 m.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' voor bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' voor bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' voor bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' voor bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 4.2, van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;

met dien verstande dat bedrijven van een naast hogere categorie toelaatbaar zijn voor zover zij wat betreft geur, stof en gevaar binnen de toegestane categorie zouden vallen;

  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' voor perifere detailhandel;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig' voor grootschalige detailhandel;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' voor een verkooppunt motorbrandstoffen exclusief lpg;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' voor de opslag van gevaarlijke stoffen;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' voor een gasdrukregelstation;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor het wonen ten behoeve van het bedrijf;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor een kantoor;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' voor binnensportvoorzieningen in de vorm van een sportschool;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – metaalconstructiebedrijf' voor een metaalconstructiebedrijf voor oppervlaktebehandeling van metalen waaronder natlak, op- en overslag, metaalstralen, poedercoating, moffel-oven en opslag gevaarlijke stoffen (tot 10.000 liter) en daaraan aanverwante activiteiten, tot ten hoogste categorie 4.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' voor afvalverwerkingsbedrijf voor de op- en overslag, be- en verwerken van (bouw) materialen en afval, inclusief een puinbrekerij en – malerij met een verwerkingscapaciteit van meer dan 100.000 ton per jaar, en potentieel bodemverontreinigende stoffen, kantoor, onderhoudswerkplaats, breken van puin, versnipperen van takken en groenafval, zeven van grond, grint en puin, opslag van containers en silo's, de opslag van gipssilo's, ondersteuning overheid bij gladheidbestrijding, stallen van auto's, machines en werktuigen en het wassen van auto's en machines en daaraan aanverwante activiteiten, tot ten hoogste categorie 5.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – betonwarenfabriek' voor een betonwarenfabriek met persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van maximaal 80.000 ton per jaar en/of een fabriek in het vervaardigen van producten van beton, (vezel)cement en gips met een productiecapaciteit van maximaal 80.000 ton per jaar en daaraan aanverwante activiteiten, tot ten hoogte categorie 4.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • q. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – betonwarenfabriek 1' voor een betonwarenfabriek voor het vervaardigen van metalen en houten mallen, het maken van wapening, het mengen van de basismaterialen zand, grind en cement tot beton en produceren van elementen en daaraan aanverwante activiteiten, tot ten hoogste categorie 4.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven met daaraan ondergeschikt:
  • r. openbare nutsvoorzieningen;
  • s. groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. verkeer en verblijf;
  • u. parkeervoorzieningen;
  • v. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – portaalkraan' voor een portaalkraan.

In de bestemming zijn detailhandel, anders dan bedoeld in lid 5.1, onder f, g, en h en horeca uitsluitend begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.

In de bestemming is een internetverkoopbedrijf begrepen.

In de bestemming zijn uitsluitend de risicovolle inrichtingen als bedoeld in lid 5.1, onder h, i en j begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - geluidzoneringsplichtige inrichting' zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder niet toegestaan.

De verhouding tussen bedrijfsruimte en kantoorruimte mag maximaal 60%/40% bedragen, mits de kantoorruimten bouwkundig zijn gekoppeld aan de bedrijfsruimten, met uitzondering van lid 5.1, sub l.

Parkeren geschiedt op eigen erf.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. de afstand tot de bouwperceelgrens dient ten minste 4 m te bedragen;
  • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte;
  • 4. ten hoogste 65% van het bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage.

  • b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  • 1. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • 2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
  • 3. de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 6,5 m en 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en of bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • 4. de inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m3 bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met inachtneming van de bepaling in lid 5.2 sub a onder 4;
  • 5. voor zover de bedrijfswoning is voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25º en niet meer dan 50º, dan wel niet meer dan de bestaande dakhelling indien deze meer bedraagt.

  • c. Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  • 1. de bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • 2. de bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd;
  • 3. bijgebouwen worden op de perceelgrens gebouwd of op minimaal 1 m uit de perceelgrens;
  • 4. de totale oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 75 m2 bedragen, met inachtneming van de bepaling in lid 5.2, sub a, onder 4;
  • 5. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 7. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 50°;
  • 8. bij toepassing van een lessenaarsdak dient het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelgrens te worden gericht.

  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn gelegen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn gelegen buiten een bouwvlak of zijn gelegen binnen een bouwvlak op een afstand van minder dan 4 m van een bouwperceelgrens, bedraagt niet meer dan 4 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • 4. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van overkappingen en luifels tot de zijdelingse en achterste perceelgrens mag niet minder dan 4 m bedragen;
  • 5. de bouwhoogte van de portaalkraan bedraagt niet meer dan 14 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • een goede woonsituatie;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2, sub a, onder 2:

en worden toegestaan dat tot op de bouwperceelgrens mag worden gebouwd;

  • b. lid 5.2, sub a, onder 3:

en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd naar 15 m, mits noodzakelijk uit oogpunt van de bedrijfsvoering;

  • c. lid 5.2, sub a, onder 4:

en worden toegestaan dat een groter percentage van het bouwperceel mag worden bebouwd, met dien verstande dat parkeren op eigen erf geschiedt;

  • d. lid 5.2, sub d, onder 1:

en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd naar maximaal 10 m;

  • e. lid 5.2, sub c, onder 2:

en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd naar 20 m voor silo's en schoorstenen en 25 m voor windturbines.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • een goede woonsituatie;
  • worden afgeweken van:
  • a. het bepaalde in de bestemmingsomschrijving voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie en voor de vestiging van bedrijven die niet in de bij de regels behorende Staat van bedrijven voorkomen, mits die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijk kunnen worden gesteld met de toegestane bedrijven;
  • b. het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor risicovolle inrichtingen, mits:
  • 1. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid;
  • 2. voorafgaand advies is ingewonnen bij de regionale brandweer;
  • c. het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied', mits:
  • deze wat betreft schaal van het horecabedrijf en de druk en/of mogelijke overlast op de omgeving niet passend is in het centrum;
  • d. het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied', mits:
  • deze horecabedrijven aanvullend zijn op de bestaande horeca.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. infiltratie groenvoorzieningen;
  • b. de bescherming en versterking van landschapswaarden in de vorm van een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende:

  • g. kunstwerken;
  • h. kunstobjecten;
  • i. voorzieningen van algemeen nut met een signaleringsfunctie;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. in- en uitritten;
  • k. verhardingen.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • een goede woonsituatie;

worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als parkeervoorziening.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van de (hout)gewassen, dan wel zodanige andere handelingen te verrichten die ernstige schade aan de bossingel kunnen veroorzaken;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies en apparatuur.

6.4.2 Uitzondering op verbod

Het onder 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.4.3 Vergunningverlening

De onder 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden. Alvorens te beslissen over de aanvraag dient advies te worden ingewonnen bij een onafhankelijk landschapsdeskundige.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca categorie 1, 2 en 3;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wonen ten behoeve van het bedrijf;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. verkeer en verblijf;
  • g. parkeervoorzieningen.

In de bestemming is detailhandel uitsluitend begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de horeca-activiteiten en daaraan ondergeschikt is.

Per 100 m2 brutovloeroppervlak horecabedrijf dient op eigen terrein te worden voorzien in vier parkeerplaatsen.

7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse is aangeduid;
  • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m.

  • b. Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  • 1. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste een;
  • 3. de goothoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse is aangeduid;
  • 4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m.
  • 5. de inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m3 bedragen;
  • 6. voor zover de bedrijfswoning is voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25º en niet meer dan 50º.

  • c. Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  • 1. de bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • 2. de bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd;
  • 3. bijgebouwen worden op de perceelgrens gebouwd of op minimaal 1 m uit de perceelgrens;
  • 4. de totale oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • 5. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • 6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m;
  • 7. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 50°;
  • 8. bij toepassing van een lessenaarsdak dient het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelgrens te worden gericht.

  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gebouwen voor coffeeshops, nachtclubs, seksclubs en amusementshallen.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeer en verblijf.

In de bestemming is detailhandel uitsluitend begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten en daaraan ondergeschikt is.

8.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. ten hoogste 65% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  • 3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 m;
  • 4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. natuurterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen van beplantingen;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • c. het aanbrengen van verhardingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.

9.3.2 Uitzondering op verbod

De onder 9.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud of de vervanging van bestaande verhardingen betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.3.3 Vergunningverlening

De onder 9.3.1 genoemde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen ten dienste van het algemeen nut met een signaleringsfunctie;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. kunstwerken.

10.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • d. kunstwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, straten en onderhoudspaden;
  • f. groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
  • a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', voor woningen twee-aaneen;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneen gebouwde woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. woningen;
  • c. aan- en uitbouwen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
  • 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • 3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van de niet-aaneen gebouwde zijde bedraagt niet minder dan 3 m;
  • 4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m;
  • 6. de dakhelling bedraagt niet minder dan 25° en niet meer dan 50°.

  • b. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd;
  • 2. bijgebouwen worden op de perceelgrens gebouwd of op minimaal 1 m uit de perceelgrens;
  • 3. de totale oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 75 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het perceel wordt bebouwd;
  • 4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 6. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 50°;
  • 7. bij toepassing van een lessenaarsdak dient het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelgrens te worden gericht.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.
  • d. Voor het bouwen van overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 12.2 onder b en c de volgende regels:
  • 1. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag een overkapping tot ten hoogste 1 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd indien de overkapping aan de voorzijde geheel open is;
  • 3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevellijn meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 12.2, sub b, onder 4 genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • 4. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte en het percentage als bedoeld in 12.2, sub b onder 3.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting van de bebouwing en de situering van bijgebouwen, ten behoeve van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35% of 50 m2 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen, voor een beroep en/of bedrijf aan huis met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  • 1. het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van het in inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50), is niet toegestaan;
  • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
  • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • 4. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • 5. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • 6. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te worden behouden.

12.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 12.4.1, sub b onder 5;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • een goede woonsituatie;

worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.2, onder b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte.

12.5.2 Toetsingscriteria

De in 12.5.1 vermelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning niet meer dan één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijke bezwarend is;
  • f. niet meer dan 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van inwoning.

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneen gebouwde woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. woningen;
  • c. aan- en uitbouwen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
  • 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • 3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van de niet-aaneen gebouwde zijde bedraagt niet minder dan 3 m;
  • 4. de goothoogte bedraagt niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6,5 m;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,5 m;
  • 6. de dakhelling bedraagt niet minder dan 25° en niet meer dan 50°.

  • b. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd;
  • 2. bijgebouwen worden op de perceelgrens gebouwd of op minimaal 1 m uit de perceelgrens;
  • 3. de totale oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 75 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het perceel wordt bebouwd;
  • 4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 6. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 50°;
  • 7. bij toepassing van een lessenaarsdak dient het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelgrens te worden gericht.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • 2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.

  • d. Voor het bouwen van overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 13.2, onder b en c de volgende regels:
  • 1. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag een overkapping tot ten hoogste 1 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd indien de overkapping aan de voorzijde geheel open is;
  • 3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevellijn meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 13.2, sub b, onder 4 genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • 4. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte en het percentage als bedoeld in 13.2, sub b, onder 3.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting van de bebouwing en de situering van bijgebouwen, ten behoeve van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35% of 50 m2 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen, voor een beroep en/of bedrijf aan huis met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  • 1. het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van het in inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50), is niet toegestaan;
  • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
  • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • 4. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • 5. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • 6. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te worden behouden.

13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 13.4.1, sub b onder 5;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • een goede woonsituatie;

worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.2, onder b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte.

13.5.2 Toetsingscriteria

De in 13.5.1 vermelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning niet meer dan één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijke bezwarend is;
  • f. niet meer dan 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van inwoning.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen, beheer en onderhoud van aardgastransportleidingen.

14.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
  • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
  • 2. de hoogte zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan met het oog op de gebruiksmogelijkheden van de gronden, worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen van bouwwerken op grond van de basisbestemming, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen;
  • c. er geen kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of het dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het aanbrengen en rooien van diepwortelende planten en bomen.

14.4.2 Uitzondering op verbod

De onder 14.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud of de vervanging van bestaande verhardingen betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.4.3 Vergunningverlening

De onder 14.4.1 bedoelde vergunning kan worden verleend indien de werkzaamheden geen belemmering vormen voor een veilig en bedrijfszeker gastransport. De vergunning kan alleen worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoogspanningsleidingen;

met de daarbij behorende:

  • b. veiligheidszone;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
  • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
  • 2. de hoogte zal ten hoogste 40 m bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.4 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.

Artikel 16 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwen overeenkomstig bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

16.2.2 Gebouwen

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

16.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 16.2.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwprojecten met een grondbeslag van niet meer dan 100 m² en de activiteit op een diepte van niet meer dan 50 cm wordt uitgevoerd;
  • b. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
  • c. bouwprojecten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

16.3.2 Toetsingscriteria

Een in 16.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 50 cm onder maaiveld en een oppervlakte van meer dan 100 m², een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van reeds bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.

16.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

16.4.3 Vergunningverlening

Een in 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van de archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. de afvoer van oppervlaktewater;
  • c. de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
  • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
  • 2. de hoogte van kunstwerken mag niet meer dan 10 m bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan met het oog op de gebruiksmogelijkheden van de gronden, worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken op grond van de basisbestemming, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het bevoegde waterstaatsgezag;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig functioneren de waterhuishouding.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • c. het ophogen van gronden;
  • d. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • i. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

17.4.2 Uitzondering op verbod

De onder 17.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

17.4.3 Vergunningverlening

De onder 17.4.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van de waterstaatkundige waarden, en nadat het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal is aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag-, stort-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten, tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in dit plan, dan wel bij een planologische toestemming expliciet is toegestaan.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' zijn geen voor magnetische straling gevoelige bestemmingen toegestaan. Daarbij worden als gevoelige bestemmingen aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

20.2 Veiligheidszone - lpg
20.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

20.2.2 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 en worden toegestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  • c. het groepsrisico wordt afgewogen.

20.2.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.

20.2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.3 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  • c. het groepsrisico wordt afgewogen.

20.2.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle activiteit ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
  • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
  • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.

20.3 Veiligheidszone - bedrijven
20.3.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

20.3.2 Specifieke gebruiksregels

Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, met uitzondering van het bestaande gebruik.

20.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' wordt verwijderd, mits de betreffende activiteiten ter plaatse zijn beëindigd.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven op de verbeelding niet meer dan 5 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen of aanduidingen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven op de verbeelding niet meer dan 5 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
  • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • d. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat zend-, ontvangst- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

  • A. Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

  • B. Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

  • C. Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Raalte Bedrijventerreinen.