direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: De Telgen, locatie Hutten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20120018-0002

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kantoren als onderdeel van een bedrijf;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. verkeer en verblijf;
  • g. parkeervoorzieningen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • h. geluidzoneringplichtigeinrichtingen;
  • i. risicovolle inrichtingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12,50 m;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 70%.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 10 m;
  • c. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van overkappingen en luifels tot de zijdelingse en achterste perceelgrens mag niet minder dan 4 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid, een goede woonsituatie, afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder b en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd naar 15 m, mits noodzakelijk uit oogpunt van de bedrijfsvoering;
  • b. 3.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd naar 15 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform de in Bijlage 2  opgenomen landschapsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 2  opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid, een goede woonsituatie, afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie en voor de vestiging van bedrijven die niet in de bij de regels behorende Staat van bedrijven voorkomen, mits die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijk kunnen worden gesteld met de toegestane bedrijven;
  • b. 3.1 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor risicovolle inrichtingen, mits:
    • 1. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid;
    • 2. voorafgaan advies is ingewonnen bij de (regionale) brandweer.
  • c. 3.4.1 onder a, indien in plaats van de landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden.