direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Mariënheem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20120011-0002

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2", voor bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten ;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kantoor en showroom", uitsluitend voor kantoren en showrooms;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf", uitsluitend voor een bouwbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", voor wonen in een bedrijfswoning;
  • f. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen, straten en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. (infiltratie)groenvoorzieningen;
  • l. water;

met inachtneming van het volgende:

  • m. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • n. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • o. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • p. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 (gewijzigd in 2011) zijn niet toegestaan;

tenzij deze bedrijven reeds zijn toegestaan ingevolge het bepaalde in 4.1  onder c en d.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 4,00 m bedragen;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een bebouwingspercentage is opgenomen, dan mag het bebouwingspercentage over het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. bij toepassing van een hellend dak, is de dakhelling niet minder dan 15º en niet meer dan 50º, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "plat dak" uitsluitend een plat dak is toegestaan.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelgrens mag niet minder dan 4,00 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal bedrijfswoningen" 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • f. bij toepassing van een hellend dak, is de dakhelling niet minder dan 15º en niet meer dan 50º.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, en bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Goothoogte in meters.   Bouwhoogte in meters.   Dakhelling in graden.  
Min.   Max.   Min.   Max.   Min.   Max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3,00 m achter de achtergevel van de bedrijfswoning maximaal 6,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,50 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van de bedrijfswoning.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak mag de hoogte van de hoofdbebouwing niet overschrijden, met uitzondering van (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, waarvan de maximale hoogte 8 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mag voor (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.2.5 Overkappingen

Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 4.2.3 en 4.2.4 de volgende regels:

  • a. een overkapping mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een overkapping tot niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 4.2.3 onder d genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • e. overkappingen bij bedrijfswoningen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte als bedoeld in lid 4.2.3 onder c.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.1 onder d voor zover sprake is van een maximale bouwhoogte van 10 m, teneinde een hoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m toe te staan, indien dit uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde in 4.2.4 onder b, teneinde een bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder mede begrepen silo's, tot maximaal 20 m toe te staan.

4.4.2 Toetsingscriteria
  • 1. De in 4.4.1 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken categorie
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1  ten behoeve van de vestiging van een bedrijf of een gedeelte ervan en het gebruik van grond en de opstallen hiervoor in een hogere categorie, dan wel voor een bedrijf dat niet in Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt.
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  4.1 onder d ten behoeve van de vestiging van een bedrijf van categorie 1 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten .

4.5.2 Toetsingscriteria

De in 4.5.1 vermelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend mits het bedrijf aantoont dat de activiteiten, wat hinder, aard en omvang betreft, toelaatbaar zijn op de gewenste locatie en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu, en onverminderd het bepaalde in 4.1  onder m, n, o en p.