direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Mariënheem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20120011-0002

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • a. wonen, indien en voorzover dit reeds plaatsvindt op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats", uitsluitend voor een begraafplaats;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kunstobjecten;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. (infiltratie)groenvoorzieningen;
  • i. water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van de kerktoren aan de Nijverdalseweg niet meer mag bedragen dan 18 respectievelijk 26 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in de sub a en b gelden voor het bouwen van gebouwen op de gronden met de aanduiding "begraafplaats" de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mag niet meer bedragen dan 2%;
    • 3. de (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

11.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden in aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan aanwezig is op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan;
  • b. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

11.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen en woningen

In afwijking van het bepaalde in 11.2.1 gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen en/of woningen de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn tevens toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte, en bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Goothoogte in meters.   Bouwhoogte in meters.   Dakhelling in graden.  
Min.   Max.   Min.   Max.   Min.   Max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3 m achter de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 6,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1,5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van het hoofdgebouw.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

11.2.5 Overkappingen

Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 11.2.3 respectievelijk 11.2.4  de volgende regels:

  • a. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een overkapping tot niet minder dan 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 11.2.3 onder e genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • d. overkappingen bij woningen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte en het percentage als bedoeld in 11.2.3 onder d.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.