Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Liederholthuisweg 69-71
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0177.BP20110020-0002

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.6 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder c;
  2. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bed & breakfast;
  2. extensieve dagrecreatie;
  3. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  4. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' naast het bepaalde onder a tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder c is toegestaan.
 
Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie
maximaal aantal m²
 
gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing  in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten
 -
 100
inpandige opslag en stalling
 -
 500
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
 -
 200
kano-, boot- of fietsenverhuur
 -
 100
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)
gehele bedrijf
 100
zorgboerderij (exclusief overnachten)
 gehele bedrijf
 200
- = Niet van toepassing
 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. overigens geldt het volgende:
 
 
max. aantal per bouwvlak
max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
dakhelling(min./max.)
bedrijfswoning (inclusief bijbehorende bouwwerken, waaronder aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)
2
 
750 m³
4,5 m
10 m
20°/55°*
bedrijfsgebouwen
 
volledig
bouwvlak
 
5,5 m
12 m
12°/55°*
- sleufsilo's
- voedersilo's
- mestsilo's
    
3 m
15 m
6 m
 
mestopslagplaten    
3 m
 
luchtwassers    
10 m
 
erf- of terreinaf-scheidingen:
- voor de voor-gevelrooilijn
- buiten bouw-vlakken
- overige plaatsen
        
1 m
 
1 m
 
2 m
 
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
    
3 m
 
 
* = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover er meer dan 1.000 m2 aan bebouwing wordt opgericht, nadere eisen stellen aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
 

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 3.2 onder c teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:
  1. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
  2. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  3. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

3.4.2 Ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:
  1. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  2. realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  3. de gezamenlijke inhoud van de biomassavergistingsilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  4. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton per dag;
  5. de biomassavergisting dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  2. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  3. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  4. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  5. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  6. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  7. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  8. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  9. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'  moet uiterlijk 2 jaar na inwerkintreding van het bestemmingsplan 'Liederholthuisweg 69-71' zijn aangelegd overeenkomstig het erfinrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
  10. Onder erfinrichtingsplan zoals genoemd in sub i wordt verstaan het erfinrichtingsplan 'Liederderholthuisweg 69-71 Laag Zuthem', gedateerd oktober 2011 en opgesteld door Ontwerpburo Herbert Oldehinkel en als bijlage 6 opgenomen in het bestemmingsplan 'Liederholthuisweg 69-71'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
  1. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  5. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  6. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  7. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  8. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  9. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  10. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  11. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk worden versterkt;
  12. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  13. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  14. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  15. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  16. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  17. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  18. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
    1. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
    2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
    3. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m².
  19. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
    1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met in achtneming van het volgende:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een paardenhouderij;
  2. afhankelijk van de bedrijfsomvang bedraagt het oppervlak van het bouwvlak ten hoogste 1 ha;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in artikel 3 lid 1 sub d  genoemde waarden;
  5. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld. Dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf.

3.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zodanig wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:
  1. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden;
hierbij geldt het volgende:
    1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag een gesloopt oppervlak teruggebouwd worden;
    2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  1. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  2. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  3. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  4. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  5. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  6. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  7. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  8. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  9. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  10. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  11. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  12. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  13. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  14. het aantal woningen mag niet toenemen;
  15. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  16. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  17. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

3.7.3 Ten behoeve van rood-voor-rood

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is of beëindigd wordt;
  2. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied';
  4. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt;
  5. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1;
  6. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  7. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  8. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt;
  9. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien:
    1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten;
    2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap;
    3. er ten minste 1 ha grond in beheer is;
    4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn;
  10. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen;
  11. indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan;
  12. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen;
  13. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak;
  14. het bepaalde onder h, i, l en m is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt;
  15. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³;
  16. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²;
  17. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  18. de ontwikkeling dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn;
  19. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  20. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps- en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn;
  21. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur.