direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 1
Plan: Heino, De Haere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20110008-0002

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis, in de volgende categorieën:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – patiowoningen', voor patiowoningen;

met dien verstande dat het aantal woningen maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedraagt;

  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 9 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte voor patiowoningen 6 meter respectievelijk 7 meter;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 25º en de maximale dakhelling bedraagt 60º, met dien verstande tevens een platte dakafdekking is toegestaan.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – patiowoningen' gelden gelden de volgende regels:
    • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen in, dan wel tenminste 1,00 meter uit de perceelgrens te worden gebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een patiowoning mag buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedragen;
    • 4. de goothoogte, bouwhoogte en, bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Goothoogte in meters   Bouwhoogte in meters   Dakhelling in º  
Min.   Max.   Min.   Max.   Min.   Max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

  • b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gelden de volgende regels:
    • 1. bijgebouwen mogen worden gebouwd, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m²;
    • 2. de goothoogte, bouwhoogte en, bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Goothoogte in meters   Bouwhoogte in meters   Dakhelling in º  
Min.   Max.   Min.   Max.   Min.   Max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 5.1 onder a sub 1, geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd.
5.2.4 Overkappingen

Voor overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een overkapping dient tenminste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een overkapping tot niet minder dan 1,00 meter achter de voorgevel of in het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 meter bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3,00 meter bedraagt, in welk geval de in artikel 5.2.2 onder e genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • d. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte als bedoeld in artikel 5.2.2 onder c en d.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e en de bouw van gebouwen toestaan met een plat dak of met een kap met een afwijkende dakhelling.

5.4.2 Toetsingscriteria

De in artikel 5.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de woonsituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35 % of 50 m²van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen, voor een beroep en/of bedrijf aan huis met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon en- leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. het uitoefenen van bedrijvigheid, als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, is niet toegestaan;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
    • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • e. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te worden behouden.
5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.5.1 onder d;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.