direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 3
Plan: Sallandse Poort-Oost, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20110003-0002

Artikel 5 Wonen - 3

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduidingen:
    - 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen;
    - 'gestapeld' gestapelde woningen dan wel gestapelde zorgwoningen;
    met dien verstande dat het aantal gestapelde woningen dan wel gestapelde zorgwoningen maximaal 48 bedraagt en het aantal aaneengebouwde woningen 12 bedraagt;
  • b. aan- en bijgebouwen en uitbouwen;

met de daarbij behorende: tuinen, erven en terreinen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 bouwregels
5.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen en uitbouwen mogen binnen de bestemming Wonen - 3 worden gerealiseerd;
  • b. aan- en bijgebouwen en uitbouwen dienen ten minste 3,00 meter achter de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • c. aan- en bijgebouwen en uitbouwen dienen in, dan wel ten minste 1,00 meter uit de bouwperceelgrens te worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen en uitbouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m2 bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50%;
  • e. de goothoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 m;
  • g. bij toepassing van een hellend dak bedraagt de dakhelling van aan- en bijgebouwen minimaal 25° en maximaal 50°;
  • h. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen en uitbouwen tot 3,00 meter achter de achterste bouwgrens maximaal 6,50 meter bedragen met een maximum van 75% van het hoofdgebouw;
  • i. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van de aan– en bijgebouwen en uitbouwen blijven buiten beschouwing: (gedeelten van) gebouwen gelegen binnen het bouwvlak meer dan 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw.
5.2.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,70 meter bedragen.
5.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke en externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. onevenredige parkeerdruk in de openbare ruimte.
5.4 afwijken van de bouwregels
5.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b voor het bouwen van een overdekte ruimte tot niet minder dan 1,00 meter achter de gevellijn waarbij ten minste aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de overdekte ruimte is aan de voorzijde geheel open;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
5.4.2

De in lid 5.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie waaronder de fysieke en externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 specifieke gebruiksregels
5.5.1

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik toegestaan van 35% of 50 m2 van de woning voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor bedrijvigheid, die valt onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
    • 3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. geen sprake mag zijn van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.
5.5.2

Tot een gebruik in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van aangebouwde bijgebouwen meer dan 3,00 meter achter de achterste bouwgrens voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
5.6 afwijken van de gebruiksregels
5.6.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 5.5.2 onder d en e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning);
  • b. het bepaalde in lid 5.5.2 onder e voor het bewonen van een aangebouwd bijgebouw meer dan 3,00 meter achter de achterste bouwgrens.
5.6.2

De in lid 5.6.1 vermelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • d. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • e. maximaal 75 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
5.6.3

De in lid 5.6.1 vermelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien in de woning een voorziening gerealiseerd moet worden die op medische indicatie noodzakelijk is (bijvoorbeeld een slaapkamer of badkamer op de begane grond), waardoor voor andere (bestaande) noodzakelijke woonfunctie geen ruimte meer is in de woning of de bijbehorende bijgebouwen.