direct naar inhoud van Artikel 4 Maatschappelijk
Plan: Raalte Kern, omgeving hoek Stationsstraat - Molenweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20100008-0003

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. groenvoorzieningen;
  • 5. tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • 2. de afstand tussen het hoofdgebouw en de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • 3. het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
  • 4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • 5. de goothoogte bedraagt ten minste 3 meter en niet meer dan 6,50 meter;
  • 6. de dakhelling dient niet minder dan 25º en niet meer dan 60º te bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel casu quo het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • 1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • 2. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • 3. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • 4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.