Plan: | De Flierefluiter, Raarhoeksweg 49 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20100007-0003 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natura 2000-gebieden
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s). Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) zijn rechtstreeks beschermd door de Natuurbeschermingswet 1998.
Het meest nabijgelegen Natura 2000 gebied Boetelerveld ligt ten zuidoosten van het projectgebied, op zo'n 5,5 kilometer afstand. Gezien de afstand tussen de projectlocatie en het meest nabijgelegen Natura-2000 gebied worden geen verstorende effecten op soorten in betreffend Natura-2000 gebied verwacht. Het voornemen leidt evenmin tot een significante toename van de stikstofdepositie. De legalisatie van De Flierefluiter leidt evenmin tot een toename aan recreanten in het Natura 2000-gebied. Geconcludeerd wordt dat er geen negatieve effecten op de kwalificerende habitattypen worden verwacht. Er is geen sprake van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende habitattypen.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Het plangebied maakt geen deel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. De meest nabijgelegen EHS is gelegen op een afstand van circa 750 meter. De gebieden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur zijn op onderstaande figuur in het groen aangegeven.
Figuur 6.1. Ligging t.o.v. Ecologische Hoofdstructuur (Bron: Ministerie van LNV)
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Gelet op de ligging buiten de Ecologische Hoofdstructuur, het intensieve agrarische grondgebruik van aangrenzende percelen (intensief maaibeheer), de aanwezigheid van bebouwing en verharding ter plaatse, het intensieve gebruik van het plangebied en het feit dat er geen sloop van eventuele verblijfsplaatsen van beschermde diersoorten plaatsvindt, is er geen sprake van de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Overigens betekent het plan een verbetering van de biodiversiteit, door extensief beheer van de landbouwgrond en het herstel van de landschapselementen. Door het vergroten van de diversiteit in beplanting, onderhoud en beheer kan het plangebied een betere ecologische rol vervullen.