Plan: | Buitengebied Raalte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0177.BP20090046-0003 |
Het landschap van Salland is grofweg in tweeën te delen: het rivierenlandschap en het dekzandlandschap. Binnen deze tweedeling zijn vervolgens zeven deelgebieden onderscheiden. In deze paragraaf wordt de landschappelijke karakteristiek van de deelgebieden kort beschreven.
Bij de beschrijving van het Landschapsontwikkelingsplan (paragraaf 2.4) is een afbeelding opgenomen met de ligging van de deelgebieden.
Het rivierengebied
Het rivierengebied bestaat uit een buitendijks en binnendijks gebied. Bij het buitendijks gebied horen de rivier de IJssel en uiterwaarden.
Binnen het rivierengebied zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:
Het komgebied van Salland ligt op de overgang van het rivierengebied naar het dekzandlandschap. Het gebied wordt gekarakteriseerd door een afwisseling tussen open lagere delen tegenover de beslotenheid van bochtige beplante wegen en boerderijen op de hogere oost-westgerichte ruggen (mengelgronden).
Het landschap van Salland wordt afwisselender en beter leesbaar wanneer de verschillen tussen de laaggelegen open gebieden en verdichte ruggen wordt versterkt. Het landschapsbeleid is gericht op behouden en versterken van deze karakteristiek.
Het landschap van rivier en uiterwaarden en oeverwallen komen binnen de gemeente Raalte niet voor. Het kommenlandschap ligt in het noordwestelijk gedeelte van de gemeente; bij Laag Zuthem en ten westen van Lierderholthuis. In het verleden zijn grote delen van de woeste rivierkleigronden ontgonnen. Hierbij werd het gebied in kavels verdeeld. Dit ontginningsproces leverde de karakteristieke strokenverkaveling op. In het buitengebied ontstonden langs de lineaire ontginningsassen agrarische bebouwingscomplexen. De complexen worden gekenmerkt door een op de kop van de kavel gesitueerde hoofdmassa (veelal de woning) en daarachter enkele (forse) stallen en schuren. Het landschap in de kommen is vlak, grootschalig en open. De Lierder- en Molenbroek onderscheiden zich door grootschalige openheid, spaarzame bebouwing, rechte wegen en strokenverkaveling.
Het zandgebied
Het zandgebied in Salland bestaat uit een afwisseling van oost-westgeoriënteerde dekzandruggen en laagten met weteringen. In het zandgebied in Salland zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:
Dekzandruggen
De dekzandruggen binnen Salland zijn duidelijk te herkennen door de hoogteligging en ruimtelijke verdichting. De visueel-ruimtelijke kwaliteiten van de hogere gronden zijn voor een belangrijk deel gelegen in de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes, ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van besloten tot half open landschap, ook wel kampen- of hoevenlandschap genoemd.
Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd. De wegen op de ruggen zijn beplant. Doorgaande structuren zoals het Overijssels Kanaal en de doorgaande wegen passen zich aan deze karakteristiek aan en zijn ter hoogte van de ruggen beplant.
Binnen de gemeente Raalte komen dekzandruggen voor rondom Heino en ten zuiden van Heeten. De agrarische delen van de dekzandruggen behoren tot het kampenlandschap. Deze delen hebben een halfopen tot besloten karakter. De gebieden kennen een sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met de reliëfverschillen (essen) en open ruimtes, is een gevarieerd gebied ontstaan van een besloten tot half open landschap. Rondom Heino is de aanwezigheid van landgoederen dominant in het landschap.
Weteringenlandschap
Het weteringenlandschap ligt tussen de dekzandruggen in. Deze zijn dus gelegen rondom Heino en ten zuiden van Heeten. De (gegraven) weteringen zijn de structuurdragers binnen dit landschapstype. Het betreft lager gelegen gebieden die voornamelijk open zijn. Uitzondering op de openheid vormen de nattere bossen van de landgoederen langs de Weteringen, zoals Den Alerdinck. Binnen het weteringenlandschap komen op de hogere plekken kleine delen dekzandruggenlandschap voor met enken en het kampen- en hoevenlandschap. In Raalte is weinig meer terug te vinden van de oude beeklopen. Door activiteiten van het Waterschap en door ruilverkavelingen, zijn de meeste beken rechtgetrokken en van hun beplanting ontdaan. Alleen de Raalter Wetering in het noorden van de gemeente heeft nog de oude vorm behouden.
De waterlopen worden ontwikkeld tot brede moeras- en broeklandschappen met ruimte voor water en natte natuur. Het rationele karakter van de gegraven weteringen blijft behouden. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.
In Raalte zijn nog verschillende voorbeelden te vinden van oude, vrij gaaf gebleven enken. De belangrijkste hiervan zijn: de enken op de zuidoostelijke helling van de Luttenberg, Linderte, de reeks de Zegge, Boeteler Enk, Achterenk, de enkjes in Velnerhoek, de Pleegster Enk, de enken ten zuiden van de Zonnenbergen, de restanten van de Heeter Enk en de enken bij Hemmekens Mars. Al deze enken worden getypeerd door hun bolle ligging ten opzichte van de omgeving, de bebouwing langs de rand en de bochtige ontsluitingswegen. Een hoge opgaande beplanting langs de randen is niet overal meer aanwezig.
Dekzandvlaktes
De dekzandvlaktes vormen de oorspronkelijke overgang van het oude naar jonge dekzandlandschap. Het is het oude dekzandlandschap dat onder sterke invloed stond van kwel uit de Sallandse Heuvelrug. Het gebied is in de 20e eeuw ontgonnen, dit heeft geresulteerd in een uitgesproken ontginningslandschap. Een groot gedeelte van het gemeentelijk grondgebied behoort tot dit landschapstype. Het ruimtelijk beeld van het gebied wordt voornamelijk bepaald door de karakteristieke lanen langs de wegen en de aanwezigheid van de landbouw. Op de hogere gronden zijn in het verleden essencomplexen en kampen (eenmansessen) ontstaan. Met name ten oosten van Raalte en rondom Heeten komen deze escomplexen veelvuldig voor. Door het verdwijnen van randbeplanting rondom de essen zijn de complexen minder herkenbaar geworden. Een opmerkelijk gebied is de Luttenberg, dit is een uitloper van de stuwwal van de Sallandse Heuvelrug met een uitgesproken reliëf.
Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.
Dekzandlaagtes
Dit deelgebied lijkt sterk op het deelgebied 'dekzandvlaktes', maar heeft een natter karakter: het betreft hier broekontginningen. Het verschil tussen dit deelgebied en 'dekzandvlaktes' is gelegen in de lagere ligging van de gronden langs de weteringen.
De rechte lanen met de erven en de open ruimtes daartussen bepalen de hoofdstructuur van het landschap. Ten opzichte van de oudere ontginningen is het maaiveld relatief vlak. Bebouwing komt in dit deelgebied relatief weinig voor en ligt veelal op de randen van het gebied.
De dekzandlaagtes zijn op dit moment waardevol landbouwgebied. Deze gebieden liggen tussen de dekzandvlaktes in en liggen grotendeels verspreid over het grondgebied van de gemeente Raalte.
Bij ontwikkelingen op de erven is het wenselijk in te spelen op het nattere karakter van dit deelgebied door in de beplantingskeuze hier bij aan te sluiten. De opgaven vanuit natuur en water richten zich op het ontwikkelen van natuurlijke oevers direct langs de weteringen. Dit sluit aan bij het sterke functionele en agrarische karakter van het deelgebied.
De restanten van de oude heidevelden en woeste gronden
In aanvulling op de zeven onderscheiden landschapstypen van Salland, wordt voor de gemeente Raalte nog specifiek ingegaan op de restanten van de oude heidevelden en woeste gronden. In het noorden van de gemeente is een stukje restant van een veengebied en in de gemeente ligt Boetelerveld of ook wel de Schoonheeterheide genoemd. De rest van de heide is ontgonnen of bebost (bijvoorbeeld de Luttenberg).
Agrarisch grondgebruik
Agrarische bedrijven die hun functie blijven vervullen, zullen behoefte hebben de agrarische bebouwing uit te breiden of te moderniseren. Verder kunnen via de Rood voor Rood-regeling nieuwe woningen worden gecreëerd, na sloop van (agrarische) bedrijfsbebouwing. Afhankelijk van de kwaliteitseisen die hieraan gesteld worden, kan dit leiden tot zowel een toename als een afname van de visuele verstening van het landschap. Als gevolg van nevenactiviteiten of functieverandering bij (vrijkomende) agrarische bedrijfsbebouwing kan behoefte bestaan aan nieuwe elementen zoals maneges, paardenbakken, volkstuinen, kampeermiddelen of zelfs windturbines. Deze nieuwe elementen kunnen, zonder voldoende sturing vanuit het beleid, de identiteit van het agrarisch landschap aanzienlijk aantasten ('verrommeling'), met name als gevolg van de grote diversiteit aan (deel)functies en de grote verscheidenheid aan inrichting en vormgeving van onbebouwde ruimten en gebouwde voorzieningen. Verandering en vernieuwing van de agrarische sector kan ook samengaan met herstel of versterking van de landschapsstructuur en ruimtelijke kwaliteiten, indien deze aspecten in voldoende mate betrokken worden in de ontwikkeling en uitvoering van bedrijfsplannen.
Het landschapsbeeld wijzigt zich voorts als gevolg van veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering. Afname van het graslandareaal en omschakeling naar andere teelten zoals sierteelt of tuinbouw zal leiden tot een verandering van het landschapsbeeld.
Nieuwe landgoederen
Initiatieven voor nieuwe landgoederen kunnen een landschappelijke meerwaarde genereren indien eisen worden gesteld aan de locatie, omvang en vormgeving van de gebouwen alsmede aan het ontwerp en het beheer van de buitenruimte. Indien dergelijke randvoorwaarden niet strikt worden gehanteerd ontstaat het risico van verrommeling en verstedelijking van het open landschap.
Bossen en natuurgebieden
Aanleg en inrichting van nieuwe natuur kan het landschapsbeeld zowel versterken als aantasten. Over het algemeen zal nieuwe natuur aansluiten bij het oorspronkelijke landschap. Met name aanleg van ecologische verbindingen in open gebieden, zal met de nodige zorgvuldigheid moeten plaatsvinden, om de karakteristieke openheid niet te verstoren.
Uitvoering landschapontwikkelingsplan (LOP)
Het LOP is in november 2008 vastgesteld. Twee belangrijke componenten van het plan zijn de visie en het uitvoeringsprogramma. In de visie steunt op twee pilaren:
De visie gaat uit van een levend landschap waar gewoond en gewerkt moet kunnen worden. De landschapskenmerken vormen het kader, waarbinnen de ontwikkelingen zich kunnen afspelen.
Het uitvoeringsprogramma koppelt uitvoeringsprojecten aan deze visie. De projecten zijn gericht op behoud en herstel van de landschapskenmerken en dragen op die manier bij aan de versterking van het Sallandse landschap.
Door verschillende ontwikkelingen is het landschapbeeld voortdurend aan verandering onderhevig. De veranderingen kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het landschap. Zolang deze veranderingen passen in de eeuwenoude structuren van het landschap, hoeft dit niet tot negatieve gevolgen te leiden.
In het bestemmingsplan kunnen voorwaarden aan ontwikkelingen worden gekoppeld, die bijdragen aan het behoud van de landschapsstructuren en -kenmerken en daarmee aan het waardevolle Sallandse landschap.