direct naar inhoud van 4.9 Externe veiligheid
Plan: Luttenberg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090035-0004

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Inleiding

Externe veiligheidsbeleid
De gemeente wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om de verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Raalte externe veiligheidsbeleid geformuleerd in het rapport "Externe Veiligheid, Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn?" (2007).

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het externe veiligheidsbeleid in acht, zoals dat in de rapportage is beschreven.


De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:

  • 1. De externe veiligheid risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren en bestuurders zich bewust zijn van de aanwezige risico's;
  • 2. Een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;
  • 3. Door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid van bestaande en toekomstige EV risico's;
  • 4. Communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico's en de te volgen gedragsrichtlijn in geval bij een calamiteit.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in 2004 van kracht geworden. Hiermee zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit heeft als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken, verplicht het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) om in besluiten op basis van de Wet Milieubeheer (Wm) en bij ruimtelijke besluiten (Wro) afstand te houden tussen voor risico kwetsbare (en beperkt kwetsbare) objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Tevens moet de regionale brandweer in bepaalde gevallen om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is van groot belang.

De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwondingen, materiële of psychische schade zijn daarin niet meegenomen.

Externe veiligheid voor inrichtingen is dus geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er wordt in het Bevi een aantal onderscheiden gemaakt. Het eerste betreft het soort risico. Er zijn verschillende regels voor plaatsgebonden risico of groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico - risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico - cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Daarnaast worden in het besluit verschillende kwetsbare objecten benoemd. Dat zijn onder meer woningclusters, verblijfsgebouwen, kantoorgebouwen, winkelclusters etc. Beperkt kwetsbare objecten zijn verspreid liggende woningen (maximaal 2 woningen/ha), bedrijfswoningen of gebouwen, vrij liggende winkels, elektriciteitscentrales etc.

Het bestemmingsplan Luttenberg is conserverend van aard en laat geen nieuwe ontwikkelingen binnen de plaatsgebonden risicocontouren toe.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2010 wordt voorzien van een wettelijke basis.


Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.


Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt vaneen ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • et cetera.


Weg

De gemeente Raalte heeft aangegeven welke wegen binnen de gemeente een route voor gevaarlijke stoffen betreft. Deze route is als volgt: N348 Deventer-Raalte tot aan de N35; vervolgens de N35 richting Zwolle en de N35 richting Nijverdal tot de afslag Ommen - Hoogeveen en de N348 richting Hoogeveen. Uitsluitend over deze aangewezen wegen mogen routeplichtige gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op overige wegen is dat alleen bij ontheffing toegestaan.


Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een toetsingszone van 200 meter aan weerszijden van deze wegen, dienen op externe veiligheid (groepsrisico) te worden getoetst.

4.9.2 Risicovolle inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • wat het aantal aanwezigen is in (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen en wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


Auto Techniek Luttenberg

Voor het plangebied is de volgende Bevi-inrichting relevant:

Bevi-inrichting   categorie   invloedsgebied  
Auto Techniek Luttenberg (ATL), Luttenbergerweg 14   lpg   150 m  

Het invloedsgebied geeft het gebied aan waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het Groepsrisico.

De 150 m is op basis van het Bevi vastgesteld. Deze contouren kunnen per lpg-station verschillend zijn, afhankelijk van de jaardoorzet aan lpg.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet LPG moeten de volgende

afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen (10-6-contour):

  • 15 meter vanaf de afleverzuilen;
  • 25 meter vanaf het lpg-reservoir;
  • 45 meter vanaf het lpg-vulpunt bij een doorzet tot 1.000 m3 per jaar en 110 meter bij een doorzet van meer dan 1.000 m3.


De contouren van het plaatsgebonden risico zijn op de verbeelding als veiligheidszone vastgelegd. Binnen de plaatsgebonden risicocontouren van ATL zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig.


Op de verbeelding met betrekking tot Auto Techniek Luttenberg zijn de contouren van het plaatsgebonden risico aangegeven. Voor Auto Techniek Luttenberg geldt een invloedsgebied van 150 meter (hier liggen enkele woningen binnen). In de milieuvergunning (afgegeven d.d. 29 augustus 2006, nummer 2006-23) is de jaardoorzet gelimiteerd tot 1.000 m3. Binnen dit gebied van 150 meter moet op grond van het BEVI het Groepsrisico worden berekend en verantwoord.

Verantwoording groepsrisico Auto Techniek Luttenberg

Bij de verantwoording dient rekening te worden gehouden met de onderstaande punten:

  • 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting op het tijdstip dat beschikking is vastgesteld.
  • 2. Groepsrisico van de inrichting vergeleken met de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
  • 3. Mogelijk en voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de toekomst.
  • 4. Mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting om zich in veiligheid te brengen indien zich in de inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
  • 5. Mogelijkheden tot de voorbereiding op de bestrijding van en beperking van omvang van een ramp of zwaar ongeval.
  • 6. Beschikbaarheid bluswater.


Ad 1 en 2.
Ten aanzien van de oriënterende waarde geldt dat het groepsrisico niet wordt overschreden. Bij de berekening van het totaal aanwezig personen binnen de bedrijven en geprojecteerde bedrijven is uitgegaan van het brutovloeroppervlakte per persoon (b.v.o.) van 100 m². De vaststelling van het bestemmingsplan levert geen structurele toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied op.


Ad 3.
Maatregelen aan de bron zijn de eerste soort maatregelen die moeten worden onderzocht. Op 22 juni 2005 is een convenant afgesloten tussen het ministerie van VROM en de LPG-branche. Dit convenant voorziet in de realisatie van een aantal maatregelen, zoals het verplicht stellen van:

  • Een verbeterde vulslang. Deze scheurbestendige slang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met verschildrukmeting wordt aangebracht zorgt voor een aanzienlijke verkleining van de faalkans.


De maatregelen van het convenant moeten vóór 2010 zijn getroffen. Daarnaast wordt in het Besluit LPG-tankstations een groot aantal bronmaatregelen (zoals aanrijdbeveiligingen) voorgeschreven. Vanwege de rechtstreekse werking van het besluit is de inrichtinghouder van het tankstation verplicht om deze maatregelen na te leven.


Ad 4.
Bij een mogelijk incident zal een afweging moeten worden gemaakt tussen schuilen of vluchten. Wanneer bij het tankstation een incident dreigt is vluchten de insteek, aangezien schuilen niet effectief is. Indien een ontploffing dreigt, dan is de vluchttijd bijzonder kort. Dat betekent dat het van belang is aandacht te besteden aan de infrastructuur.

Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg (Luttenbergerweg), is een mogelijkheid aanwezig voor de bezoekers van het autoservicebedrijf/tankstation om snel weg te komen.


Middels het rampenplan bereidt de (regionale) brandweer zich voor op de bestrijding van en de mogelijkheden voor beperking van de omvang van de betreffende ramp.
Aangezien in de nabijheid een beperkt aantal woningen aanwezig is, wordt er vanuit gegaan dat alle bewoners in de gelegenheid zijn om zich snel in veiligheid te brengen, indien zich in de inrichting een ramp of ongeval voordoet. Indien zich een ramp voordoet, zullen de bewoners op dat moment door de hulpdiensten worden gealarmeerd. De hulpdiensten geven aan wat er moet gebeuren bij een calamiteit. Voorts mag worden aangenomen dat de woningen aan de geldende bouwregelgeving voldoen. Dat houdt in dat de woningen toch een bepaalde beschermingsgraad bezitten.


Ad 5.
Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg, is er een mogelijkheid aanwezig voor de hulpdiensten om snel en makkelijk bij de inrichting te komen (in geval van een calamiteit).


Ad 6.
In de directe omgeving van de inrichting is een aantal brandkranen aanwezig. De minimumcapaciteit van 2000 liter per minuut (benodigd t.b.v. het koelen van een LPG tankwagen bij een dreigende BLEVE) kan niet worden gegarandeerd. In de directe nabijheid op 500 meter afstand is echter een bergingsvijver aan de Luttenbergerweg gelegen die als secundair bluswater kan dienen.


Conclusie toetsing
De eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten worden in de huidige situatie niet overschreden. In het kader van het plaatsgebonden risico hoeft het bedrijf niet voor 2010 te worden gesaneerd. Op basis van bovengenoemde punten achten wij het groepsrisico verantwoord.


Bij de beoordeling van zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico is uitgegaan van een jaardoorzet kleiner dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Aangezien de risico-afstanden gekoppeld zijn aan de doorzet, is in onderhavige beschikking opgenomen dat de jaardoorzet niet meer mag zijn dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Daarnaast is de verplichting opgenomen dat de inrichtinghouder jaarlijks een opgave moet doen van de lpg-doorzet aan het bevoegd gezag.

Ook is bij de toetsing gebruikt gemaakt van de LPG groepsrisico berekeningsmodule die beschikbaar is gesteld op de website www.groepsrisico.nl. Op basis daarvan kan worden gesteld dat het groepsrisico (fN-curve) onder de oriëntatiewaarde ligt. De berekening is als bijlage bijgevoegd.


Ten slotte is bij de beoordeling van het groepsrisico ook het Externe veiligheidsbeleid van de gemeente Raalte (paragraaf 3.4.9) van belang. Het ambitieniveau van de gemeente Raalte voor externe veiligheid in het buitengebied houdt in dat het groepsrisico alleen mag toenemen (na een nieuwe activiteit) tot uiterlijk de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het groepsrisico wordt bepaald binnen de contouren van het invloedsgebied. Eerder is gesteld dat het groepsrisico niet toeneemt door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt op deze locatie binnen het bestemmingsplan.

Zwembad 't Siel
Binnen het plangebied (Heuvelweg 38) is een zwembad gevestigd waar chloorbleekloog in combinatie met zwavelzuur wordt opgeslagen.

Inrichting EV   categorie   invloedsgebied  
Openlucht Zwembad 't Siel, Heuvelweg 38   chloorbleekloog en zwavelzuur   75 m  

Op grond van het Bevi zijn voor de opslag van de genoemde gevaarlijke stoffen geen risicocontouren vastgesteld. Bij een calamiteit kan zich bij vermenging van chloorbleekloog met zwavelzuur een gifwolk vormen, die zich in het zwembad en omgeving kan verspreiden. Volgens de gevarenkaart van de Leidraad Risico-inventarisatie gevaarlijke stoffen kan een afstand van 75 meter gehanteerd worden voor de letaliteitsgrens bij een opslag van 1500 kg cloorbleekloog en 75 kg zwavelzuur.

Groepsrisico

Voor de opslag van chloorbleekloog en zwavelzuur (in dit geval 1500 liter chloorbleekloog en 75 liter zwavelzuur) bij het zwembad is een invloedsgebied van 75 meter van belang. Er bestaat een theoretische kans dat deze stoffen met elkaar in aanraking komen en kunnen zorgen voor een chemische reactie waarbij chloorgas kan ontsnappen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat bij het zwembad geen zwavelzuur maar zoutzuur wordt gebruikt, hetgeen scheelt (in positieve zin) bij calamiteiten.


Over het "groepsrisico" voor deze inrichting valt het volgende op te merken. De sporthal Luttenberg valt voor een klein gedeelte binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico is reeds bij de beoordeling van de plannen ten behoeve van de sporthal beschouwd. Er is gesteld dat er geen situatie ontstaat waarin het aantal personen in het invloedsgebied zodanig structureel toeneemt dat voor een overschrijding van de oriënterende waarde moest worden gevreesd.

Voorts is het "Bestemmingsplan Luttenberg" een conserveringsplan. Dit houdt in dat het plangebied nauwelijks ruimtelijk verandert en dat er aldus geen sprake is van een verhoogd "groepsrisico". Er bevinden zich geen nieuwe verblijfsgebieden, waarin grote aantallen mensen zich voor langere tijd ophouden. Dit vraagt wel wat terughoudendheid ten aanzien van nieuwe voorzieningen op het sportpark, die een grote publieksaantrekkende werking kunnen hebben. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij calamiteiten hebben een gunstige en nivellerende invloed op het geheel.


Ten slotte is bij de beoordeling van het groepsrisico ook het Externe veiligheidsbeleid van de gemeente Raalte (paragraaf 3.4.9) van belang. Het ambitieniveau van de gemeente Raalte voor externe veiligheid in het buitengebied houdt in dat het groepsrisico alleen mag toenemen (na een nieuwe activiteit) tot uiterlijk de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het groepsrisico wordt bepaald binnen de contouren van het invloedsgebied. Eerder is gesteld dat het groepsrisico niet toeneemt door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt op deze locatie binnen het bestemmingsplan.

4.9.3 Vervoer over de weg

De afstand van het plangebied tot de genoemde weg N35 bedraagt meer dan 3 kilometer en de N348 bedraagt ruim 2 kilometer. Externe veiligheidsaspecten met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn voor beide wegen niet aanwezig.

4.9.4 Buisleidingen

Beoogde ontwikkeling
Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Wel zal worden onderzocht of er in de huidige situatie reeds een veilige situatie bestaat.

Toetsingskader
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.


Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situatie kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of bij toxische stoffen het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.


Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.


Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Wanneer een planvaststelling leidt tot een verhoging van het GR met meer dan 10% of een overschrijding van de oriënterende waarde worden ook de volgende aspecten verantwoord:

  • de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het GR;
  • alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager GR en de voor- en nadelen daarvan;
  • andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van GR.


In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze strook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Buisleidingen en het plangebied

Het plangebied ligt voor een deel in het invloedsgebied van een bundel buisleidingen. De buisleidingen zelf liggen buiten het plangebied. Het invloedsgebied (1% letaliteit) van de buisleidingen ligt op ongeveer 540 meter afstand. Het merendeel van de woonadressen liggen in het buitengebied (geen onderdeel van het plan). Het industrieterrein valt wel binnen het invloedsgebied. Uit de risicokaart (professioneel) blijkt dat de leidingen geen PR 10-6 contour hebben. Onderhavig bestemmingsplan laat de vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare object binnen de PR 10-6 contour van de buisleiding niet toe. Binnen het invloedsgebied van de leiding vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats of worden nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten op grond van het bestemmingsplan toegestaan die via het bestemmingsplan geregeld worden. Het GR neemt door de vaststelling van het bestemmingsplan niet toe.


Het PR en GR van de nieuwe aardgastransportleiding (gerealiseerd in 2010) is door de Gasunie berekend (bron: achtergronddocument externe veiligheid bij het Milieu Effect Rapport ten behoeve van de realisatie van een nieuwe aardgastransportleiding). Uit de berekeningen blijkt dat aan de grens- en richtwaarden wordt voldaan. Het bestemmingsplan buitengebied is ook in procedure. In deze procedure komt de berekening en verantwoording van het Groepsrisico van de bundel van aardgasleidingen aan de orde. In de bestemmingsplanprocedure voor het buitengebied zal ook het Bevb worden gehanteerd. Deze AMvB zal nieuwe regels gaan stellen aan risiconormering en zonering langs transportleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen.


Bovendien is door de leidingbeheerder (Gasunie) een aantal beheersmaatregelen (technisch, organisatorisch) getroffen met betrekking tot het veiligheidsaspect bij ondergrondse aardgastransportleidingen teneinde het risico te minimaliseren.


Verantwoorden GR buisleiding
Het Bevb bevat regels hoe het GR moet worden verantwoord. Deze sluiten aan bij de vereisten zoals uitgewerkt in de Handreiking verantwoording GR. Soms is een uitgebreide verantwoording noodzakelijk, soms volstaat een beperkte verantwoording. In dit geval kan worden volstaan met een beperkte verantwoording.


Een beperkte verantwoording bestaat minimaal uit:

  • 1. vermelding van de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding. Een uitspraak over verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn.
  • 2. het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • 3. de mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van rampen;
  • 4. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.


Ad 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20090035-0004_0004.jpg"

Duidelijk is dat er op het industrieterrein nog lege kavels zijn. Daar kunnen zich nog enkele bedrijven vestigen en zijn een paar bedrijfswoningen toegestaan. Dit was ook al mogelijk in de bestaande situatie.


Ad 2
De exacte hoogte van het GR is niet berekend. Zoals eerder aangegeven zal het GR door de vaststelling van het plan niet toenemen.


Ad 3.
De bestrijdbaarheid dient op twee aspecten te worden beoordeeld:

  • Is het rampscenario te bestrijden?
  • Is de omgeving voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren?

De bestrijdingsmogelijkheden gaan uit van de maatgevende scenario's: Het plangebied ligt op ongeveer 30 meter afstand van de hogedruk aardgasleidingen. In het plangebied kunnen als gevolg van het falen van de aardgasleidingen effecten binnen het plangebied optreden. Het maatgevende scenario hierbij is een fakkelbrand.


Een hogedruk aardgasleiding kan falen als gevolg van schade door derden. Falen als gevolg van corrosie is uitgesloten door de veiligheidsmaatregelen die door de Gasunie zijn genomen (inherente veiligheid). Door een beschadiging van de aardgasleiding kan gas vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. Er ontstaan secundaire branden.

De directe effecten van een fakkelbrand zijn niet te bestrijden, omdat er geen tijd is tussen de beschadiging van de leiding en het optreden van de fakkelbrand. Secundaire branden dienen wel bestreden te worden.


Is de omgeving van het rampgebied voldoend ingericht om bestrijding te faciliteren?

Deze vraag is besproken met de lokale brandweer met het volgende resultaat (zie ook advies van de Veiligheidsregio in haar zienswijze). De aanrijdtijd voor de brandweer is voldoende (binnen de norm, vanaf kazerne Luttenberg). Ook de bereikbaarheid van het plangebied door de hulpdiensten is voldoende. Het is mogelijk om het plangebied 'rond te rijden'. Het plangebied is van alle zijden goed bereikbaar. Op de juiste plaatsen zijn voldoende brandkranen aangelegd. Tevens is tertiair bluswater aanwezig. Hierdoor is beschikbaarheid bluswater voldoende geborgd om sowieso de secundaire branden te bestrijden.


Ad. 4 Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijk hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. De mogelijkheden van zelfredzaamheid zijn afhankelijk van het maatgevende scenario. In dit geval is dit een fakkelbrand.

In het geval van een fakkelbrand is er geen tijd om te vluchten en zullen de personen in het plangebied binnen de 70 meter van de aardgasleiding slachtoffer worden. Buiten de 70 meter is in het geval van een fakkelbrand, schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Binnen 70 meter van de leidingen liggen in het plangebied geen kwetsbare objecten.


Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren?

Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang dat het plangebied:

  • goed te ontvluchten is;
  • goede schuilmogelijkheden biedt.


Vluchtmoglijkheden

Bij de inrichting van het plangebied moet rekening worden gehouden met voldoende vluchtwegen van de risicobronnen af. Dit kan gerealiseerd worden door de infrastructuur loodrecht op de risicobronnen te projecteren en zorg te dragen voor meerdere vluchtwegen zodat mensen die vluchten en hulpverleners elkaar niet in de weg hoeven te lopen. De mogelijkheid om bij een calamiteit het plangebied van de risicobron af te ontvluchten is voldoende gewaarborgd. Er vinden geen wijzigingen plaats in de betsaande wegenstructuur.

In het geval van een fakkelbrand is er geen tijd om te vluchten. Schuilen in een gebouw is in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. In het plangebied zijn voldoende schuilmogelijkheden.


De extra kwetsbaarheid van de doelgroep

In het plangebied - het deel wat in het invloedsgebied ligt - is alleen sprake van bestemming "bedrijfsterrein, bedrijf en voor een deel bedrijfswoning toegestaan". Er komen geen objecten speciaal bestemd voor verminderd zelfredzame groepen. De zelfredzaamheid mag dus als voldoende worden beoordeeld.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
Aardgasleidingen opnemen in rampenplan

De aardgasleiding is opgenomen in het rampenplan van de gemeente. In ieder geval zal worden opgenomen de juiste ligging en technische gegevens van de leiding. Ook de mogelijke scenario's die zich kunnen voordoen en de contactgegevens van de Gasunie zullen in het crisisplan worden opgenomen.

Scenario calamiteit aardgasleiding meenemen in oefenprogramma brandweer

Het scenario van een calamiteit bij de aardgasleiding is in het oefenprogramma van de brandweer Raalte opgenomen. Alles is weergegeven in de protocollenkaarten die in samenwerking met de Veiligheidsregio zijn opgesteld.


Conclusie:

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Raalte hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het bestaande groepsrisico door het vaststellen van het bestemmingsplan Luttenberg aanvaardbaar.