direct naar inhoud van Artikel 9 Detailhandel
Plan: Luttenberg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090035-0004

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wonen niet is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage op de bij eenzelfde bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, met dien verstande dat het bebouwingspercentage 100% mag bedragen als niet anders is aangeduid;
  • c. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 25° en niet meer dan 50° bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw, niet zijnde een bijgebouw, tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te zijn.
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-plan sprake is van meerdere bedrijfswoningen, in welk geval dit aantal niet mag worden vermeerderd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen;
9.2.3 Aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van een aan- en bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5,5 m;
  • d. bij toepassing van een hellend dak, mag de dakhelling van een bijgebouw niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder a. tot en met e. geldt dat indien op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte dat deze/dat afstand/oppervlakte/percentage/goothoogte/bouwhoogte mag worden gehandhaafd.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
9.2.5 Overkappingen

Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 9.2.3 respectievelijk 9.2.4  de volgende regels:

  • a. een overkapping mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een overkapping tot niet minder dan
    1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m mag bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 9.2.3 onder c genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.