direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Luttenberg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090035-0004

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. veevoeder- en kunstmestbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3';
  • b. autoherstelinrichting met spuiterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  • c. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning',

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen, straten en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water;

met inachtneming van het volgende:

  • m. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • n. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • o. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • p. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • q. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan;

tenzij deze bedrijven reeds zijn toegestaan ingevolge het bepaalde in 5.1 onder a tot en met c.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning";
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan sprake is van meerdere bedrijfswoningen, in welk geval dit aantal niet mag worden vermeerderd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen;
5.2.3 Aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van een aan- en bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5,5 m;
  • d. bij toepassing van een hellend dak, mag de dakhelling van een bijgebouw niet minder dan 25° bedragen en niet meer dan 50° bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder a. tot en met e. geldt dat indien op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte dat deze/dat afstand/oppervlakte/percentage/goothoogte/bouwhoogte mag worden gehandhaafd.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak mag de bouwhoogte van de hoofdbebouwing niet overschrijden, met uitzondering van (reclame-)masten en verlichtingsarmaturen, waarvan de maximale bouwhoogte 8 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag voor (reclame-)masten en verlichtingsarmaturen, maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
5.2.5 Overkappingen

Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 5.2.4 de volgende regels:

  • a. een overkapping mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een overkapping tot niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in 5.2.3 onder c genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
  • e. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte als bedoeld in lid 5.2.3 onder e.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 5.2.1 onder b voor zover sprake is van een maximale hoogte van 10 m, teneinde een hoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m toe te staan, indien dit uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde in 5.2.4 onder b, teneinde een hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder mede begrepen silo's, tot maximaal 20 m toe te staan.
5.4.2 Toetsingscriteria

De in 5.4.1 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.