direct naar inhoud van Artikel 13 Maatschappelijk
Plan: Luttenberg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090035-0004

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. zorginstelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. voorzieningen, zoals fietsenbergingen en speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. detailhandel tot 100 m²;
  • h. horeca tot 50 m²;
  • i. kunstobjecten;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage op de bij eenzelfde bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, met dien verstande dat het bebouwingspercentage 100% mag bedragen als niet anders is aangeduid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn buiten het bouwvlak achter de voorgevel of het verlengde daarvan, bergingen voor fietsen met een maximale bouwhoogte van 2,20 meter en met een maximale oppervlakte van 25 m² toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn buiten het bouwvlak bergingen voor speeltuigen met een maximale bouwhoogte van 2,20 meter en met een maximale oppervlakte van 10 m² toegestaan;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder b tot en met e geldt dat indien op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte dat deze/dat afstand/oppervlakte/percentage/goothoogte/bouwhoogte mag worden gehandhaafd.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunningsgebied' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het rooien van opgaande beplanting.
13.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in sublid 13.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. het delven van graven;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
13.4.3 Weigeringsgronden

Een in 13.4.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de bestaande glooiingen en de opgaande beplanting van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.