direct naar inhoud van Artikel 11: Wonen - 3
Plan: Salland ll
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090023-0003

Artikel 11: Wonen - 3

11.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep aan huis en/of een bedrijf aan huis;
  • b. aan- en bijgebouwen;
  • c. het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - straalpad";

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2. Bouwregels
11.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" mogen hoofdgebouwen uitsluitend aaneen worden gebouwd, waarbij het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal zal bedragen;
  • c. per hoofdgebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten minste 5,50 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9,50 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering" de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer dan 11,50 m mag bedragen;
  • g. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien zal ten minste 25° bedragen;
  • h. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd, indien wordt voldaan aan de parkeernomen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1.

11.2.2. Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 6,00 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 1,00 m uit de achterste en zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • c. de aan- en bijgebouwen op de hoekpercelen op de perceelgrens mogen worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • e. de goothoogte van een aan- of bijgebouw mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een aan- of bijgebouw zal ten minste 25° bedragen;
  • h. de dakhelling van een aan- of bijgebouw mag niet meer dan 50° bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2. sub e mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3,00 m achter de achterste bouwgrens maximaal 6,50 m bedragen met een maximum van 75% van het hoofdgebouw;
  • j. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen blijven buiten beschouwing: (gedeelten van) gebouwen gelegen binnen het bouwvlak meer dan 3,00 m van de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw.

11.2.3. Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een overkapping dient ten minste 1,00 m achter de voorste bebouwingsgrens of in het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet dan 3,00 m bedragen.

11.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,70 m bedragen.

11.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de fysieke en externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4. Specifieke gebruiksregels
11.4.1. Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35% of 50 m² van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, voor een beroep en/of bedrijf aan huis met in achtneming van de volgende regels;

  • a. de woonfunctie dient als hoofdfunctie te worden behouden;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt, dit betekent onder meer dat:
    • 1. het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, niet is toegestaan;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, in dié zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. geen sprake is van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.

11.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld zoals in lid 11.4.1. sub e;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van (aangebouwde) bijgebouwen meer dan 3,00 m achter de achterste bouwgrens voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1.

11.5. Ontheffing van de gebruiksregels
11.5.1. Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • het bepaalde in artikel 11.4.2. sub b en c voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat wordt volstaan aan de criteria zoals vermeld in lid 11.5.2..

11.5.2. Voorwaarden

De in lid 11.5.1. vermelde ontheffing wordt slechts verleend indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • d. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • e. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.