direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Franciscushof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.BP20090020-0003

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een theater;
  • c. beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten en detailhandel ten behoeve van de onder a en b genoemde functies;
  • d. wonen in maximaal 35 gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen, straten en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. water.
3.1.2

De gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de in 3.1.1 onder a tot en met c bedoelde functies bedraagt maximaal 2.775 m2.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen de ter plaatse van van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijke bouwhoogte;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60%.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

3.2.3 Overkappingen

Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in 3.2.1 respectievelijk 3.2.2 de volgende regels:

  • a. een overkapping mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een overkapping tot niet minder dan 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • e. overkappingen worden meegerekend bij het bepalen van het percentage als bedoeld in 3.2.1 onder d.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

Een gebruik van 35% of 50 m2 van de woning voor een beroep en/of bedrijf aan huis, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  • geen sprake mag zijn van bedrijvigheid, die valt onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de woonomgeving in overeenstemming dient te zijn;
  • het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. geen sprake mag zijn van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan detailhandel zoals bedoeld in 3.4.1 onder e.