3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Bedrijf
' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in
Bijlage 2 Staat van
Bedrijfsactiviteiten
;
-
b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
-
c. detailhandel in motorbrandstoffen, met dien verstande dat alleen ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg" de verkoop van lpg is toegestaan;
-
d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rijwielhandel" geldt in afwijking van het bepaalde onder a dat uitsluitend een rijwielhandel en de daarmee verbonden detailhandel is toegestaan;
-
e. ter plaatse van de aanduiding "opslag" geldt in afwijking van het bepaalde onder a.dat uitsluitend de opslag voor een tuinderij is toegestaan;
-
f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 1" geldt in afwijking van het bepaalde onder a dat tevens een detailhandel in meubelen is toegestaan.
-
g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 12", voor bedrijven zoals genoemd in Bijlage 3 Specifieke vorm van bedrijven
, met dien verstande dat de betreffende bedrijven uitsluitend zijn toegestaan op de aangegeven adressen en onverminderd het bepaalde onder a;
-
h. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" voor detailhandel;
-
i. ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg" voor een vulpunt voor lpg;
-
j. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", voor wonen in een bedrijfswoning;
-
k. aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
met de daarbijbehorende:
-
l. tuinen, erven en terreinen;
-
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
n. nutsvoorzieningen;
-
o. wegen, straten en paden;
-
p. parkeervoorzieningen;
-
q. (infiltratie)groenvoorzieningen;
-
r. water;
met inachtneming van het volgende:
-
s. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
t. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
-
u. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
-
v. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan;
tenzij deze bedrijven reeds zijn toegestaan ingevolge het bepaalde in 3.1
onder f, g,
en/of j.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan
4,00 m bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, in welk geval deze afstand geldt als minimale afstand;
-
c. de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
-
a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning";
-
b. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelgrens mag niet minder dan 4,00 m bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, in welk geval deze afstand geldt als minimale afstand;
-
c. de bedrijfswoning dient onderdeel te zijn van het bedrijfsgebouw of daarmee verbonden te zijn, tenzij het een op het moment van tervisielegging van het plan reeds bestaande vrijstaande bedrijfswoning betreft;
-
d. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van meerdere bedrijfswoningen, in welk geval dit aantal niet mag worden vermeerderd;
-
e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een hogere bouwhoogte, in welk geval deze bouwhoogte geldt als maximale bouwhoogte.
3.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aanbouwen- en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. aanbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
-
b. aanbouwen en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1 m uit de perceelgrens te worden gebouwd;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 75 m² bedragen;
-
d. de goothoogte, bouwhoogte, en bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling, van de aanbouwen en bijgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Goothoogte in meters.
|
Bouwhoogte in meters.
|
Dakhelling in graden.
|
Min.
|
Max.
|
Min.
|
Max.
|
Min.
|
Max.
|
-
|
3,25
|
-
|
5,50
|
25
|
60
|
-
e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3,00 m achter de achtergevel van de bedrijfswoning maximaal 6,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,50 m;
-
f. in afwijking van het bepaalde onder d is een andere dakhelling toegestaan waarbij wordt aangesloten bij de kapvorm van de bedrijfswoning;
-
g. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met f geldt dat indien op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan sprake is van een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage, een andere dakhelling en/of een grotere goot- dan wel bouwhoogte dat deze afstand/dakhelling/oppervlakte/percentage/goothoogte/bouwhoogte mag worden gehandhaafd.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak mag de hoogte van de hoofdbebouwing niet overschrijden, met uitzondering van (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, waarvan de maximale hoogte 8 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mag voor (reclame)masten en verlichtingsarmaturen, maximaal 10 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.5 Overkappingen
Voor overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in
3.2.4
de volgende regels:
-
a. een overkapping mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
-
b. een overkapping dient ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel(s) van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een overkapping tot niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd met dien verstande dat de overkapping aan de voorzijde geheel open dient te zijn;
-
d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen, tenzij de afstand tot de voorgevel of het verlengde daarvan meer dan 3 m bedraagt, in welk geval de in
3.2.3 onder d genoemde goot- en bouwhoogtes van toepassing zijn;
-
e. overkappingen bij bedrijfswoningen worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte als bedoeld in lid
3.2.3 onder c.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing categorie
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
3.5.1, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf of een gedeelte ervan en het gebruik van grond en de opstallen hiervoor in een hogere categorie, dan wel voor een bedrijf dat niet in
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
voorkomt.
3.6.2 Ontheffing volumineuze detailhandel I
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
3.5.1, ten behoeve van de vestiging van "volumineuze detailhandel I" als bedoeld in
1.60
, met dien verstande dat:
-
a. deze ontheffing uitsluitend van toepassing is ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - ontheffingsgebied" op de verbeelding;
-
b. geen bouwmarkt is toegestaan.
3.6.3 Toetsingscriteria
De in
3.6.1
en in
3.6.2
vermelde ontheffingen worden slechts verleend mits het bedrijf aantoont dat de activiteiten, wat hinder, aard en omvang betreft, toelaatbaar zijn op de gewenste locatie en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu, en onverminderd het bepaalde in
3.1 onder s, t, u, en v.