direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen - 3
Plan: Kiezebos III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.00000012-0004

Artikel 8 Wonen - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep aan huis in de volgende categorieën:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen, waarbij het aantal te bouwen wooneenheden ten hoogste het in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal mag bedragen;
  • b. aan- en bijgebouwen;

met de daarbijhorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien een gevellijn is aangegeven dient ten minste één gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag de bebouwing niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal minimaal 25º en de maximaal 60º bedragen, dan wel er vindt toepassing van een platte dakafdekking plaats;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient aan de niet aangebouwde zijde ten minste 3,00 meter te bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven.
8.2.2 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd bij toepassing van een hellend dak, in geval van toepassing van een platte dakafdekking dient deze afstand ten minste 1,00 meter te bedragen;
  • b. aan- en bijgebouwen dienen in, dan wel ten minste 1,00 meter uit de perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte en, bij toepassing van een hellend dak, de dakhelling van de aan- en bijgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

goothoogte in meters   bouwhoogte in meters   dakhelling in o  
min.   max.   min.   max.   min.   max.  
-   3,25   -   5,50   25   60  

  • e. in afwijking van de regel in lid 8.2.2 onder d mag de hoogte van aangebouwde bijgebouwen tot 3,00 meter achter de achterste bebouwingsgrens maximaal 6,50 meter bedragen met een maximum van 75% van het hoofdgebouw;
  • f. in aanvulling op het bepaalde 8.2.2 onder d geldt dat bij toepassing van een lessenaarsdak, het dakvlak naar de dichtstbijzijnde perceelsgrens dient te worden gericht;
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van de aan– en bijgebouwen blijven buiten beschouwing: (gedeelten van) gebouwen gelegen binnen het bouwvlak meer dan 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,70 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke, externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Ontheffingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel in 8.2.1 onder e en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind tot niet minder dan 10 graden in geval van toepassing van een lessenaarsdak.

8.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 8.4.1 vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke, externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

In overeenstemming met de bestemming is een gebruik van maximaal 35% of 50 m² van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, voor een beroep en/of bedrijf aan huis met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie dient te worden behouden;
  • b. het bedoelde gebruik mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van het inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, niet is toegestaan;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, in die zin dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw dient te zijn;
  • c. geen sprake is van activiteiten die zodanig verkeersaantrekkend zijn dat zij kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in direct verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.
8.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan detailhandel zoals bedoeld in 8.5.1 onder e;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van (aangebouwde) bijgebouwen meer dan 3,00 meter achter de achterste bouwgrens voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
8.6.1 Ontheffingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel in lid 8.5.2 onder b en c voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat wordt voldaan aan de criteria zoals vermeld in lid 8.6.2;

8.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 8.6.1 vermelde ontheffing wordt slechts verleend indien:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • d. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • e. maximaal 75 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
8.6.3 Afwegingskader

De in lid 8.6.1 vermelde ontheffing wordt slechts verleend, indien in de woning een voorziening gerealiseerd moet worden die op medische indicatie noodzakelijk is (bijvoorbeeld een slaapkamer of badkamer op de begane grond), waardoor voor andere (bestaande) noodzakelijke woonfunctie geen ruimte meer is in de woning of de bijbehorende bijgebouwen.