direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan 1 Wijheseweg 3 en 5 Raalte
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0177.TAM20240001-CO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 toepassing omgevingsplan

artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.

1.2 plan

het omgevingsplan van de gemeente Raalte.

1.3 TAM-omgevingsplan

het TAM-omgevingsplan 1 Wijheseweg 3 en 5 Raalte met identificatienummer NL.IMRO.0177.TAM20240001-CO01 van de gemeente Raalte.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwd

twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.

1.7 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.

1.8 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het TAM-omgevingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen op grond van een verleende omgevingsvergunning.

1.12 bestaande bouwwerken

bouwwerken die aanwezig en toegestaan waren voor het tijdstip dat dit TAM-omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.13 bijbehorend bouwwerk

een vrijstaand of aangebouwd gebouw of overkapping dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan een (bedrijfs)woning waarbij het volgende geldt:

  • functioneel ondergeschikt betekent dat bewoning van bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan (met uitzondering van bewoningsfuncties zoals bijkeukens, bergingen en natte groepen);
  • bouwkundig ondergeschikt betekent dat het bijbehorend bouwwerk moet voldoen aan de voor bijbehorende bouwwerken geldende bouwregels.
1.14 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.15 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.16 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.17 hooiberg

een al dan niet met wanden omsloten vrijstaand bouwwerk met roed(en) en een (beweegbare) kap.

1.18 inrichtingsplan

een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.

1.19 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken zoals tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes, caravans (niet zijnde stacaravans) of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.20 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.21 karakteristiek

panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:

  • relatie met het landschap;
  • erfstructuur en erfinrichting;
  • streekeigen verschijningsvorm;
  • herkenbaarheid en mate van gaafheid;
  • architectuur en cultuurhistorische waarde;

 

de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen, tenzij anders is aangegeven.

1.22 landschapsontwikkelingsplan

het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 23 september 2008.

1.23 landschappelijke inpassing

de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.

1.24 locatie

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde activiteiten, al dan niet onder voorwaarden, zijn toegelaten.

1.25 locatiegrens

de grens van een locatie.

1.26 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.28 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.29 paardenbak

een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.

1.30 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.31 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.32 stacaravan

een stacaravan is een recreatief onderkomen, met kenmerken van een caravan, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel kan worden aangevoerd en bestemd is voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.33 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.34 steltenberg

een steltenberg is een hooiberg met een onderbouw die minimaal 0,5 meter onder de kap is aangekapt aan één of meerdere zijden.

1.35 verblijfsrecreatief terrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.36 verkoop agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.

1.37 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.38 voormalige bedrijfsbebouwing

bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.39 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.40 wooneenheid

een woning.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van het plan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.
  • c. De regels in dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie 'TAM-omgevingsplan 1 Wijheseweg 3 en 5 Raalte', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.TAM20240001-CO01.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op of in afwijking van artikel 22.24 van het plan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

4.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

4.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.

4.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van locatiegrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Artikel 5 Algemeen gebruiks- en bouwverbod

Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 6 Karakteristiek bouwwerk

De onroerende zaken ter plaatse van de locatie 'Karakteristiek bouwwerk' zijn aangewezen als karakteristiek bouwwerk.

Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten

Artikel 7 Wonen - woonactiviteiten - toegestaan

7.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op woonactiviteiten ter plaatse van de locatie 'Wonen - woonactiviteiten - toegestaan'.
  • b. Onder woonactiviteiten wordt verstaan het huisvesten van één huishouden in één wooneenheid:
    • 1. met daarbij verband houdend het aanleggen, in gebruik hebben en in stand houden van:
      • groenvoorzieningen;
      • water;
      • parkeervoorzieningen;
      • paardenbakken;
      • tuinen en erven;
      • verhardingen; en
      • nutsvoorzieningen.
  • c. Onder woonactiviteiten wordt niet verstaan:
    • 1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte.
7.2 Woonactiviteiten - toegestaan

Woonactiviteiten zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Ondergeschikte gebruiksactiviteiten

Artikel 8 Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan

8.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis ter plaatsen van de locatie 'Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan'.
  • b. Onder kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis wordt verstaan:
    • 1. een dienstverlenend beroep of een activiteit die op bedrijfsmatige wijze wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
  • c. Onder kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis wordt niet verstaan:
    • 1. milieubelastende activiteiten als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving;
    • 2. m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten.
8.2 Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan

De uitoefening van een kleinschalig beroep of bedrijf aan huis is toegestaan, mits:

  • a. het kleinschalige beroep of bedrijf aan huis wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw of in bijgebouwen;
  • b. het kleinschalige beroep of bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner van het hoofdgebouw;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van een kleinschalig beroep- of bedrijf aan huis ten hoogste 35% bedraagt van de maximaal toegestane bebouwing, met een maximum van 100 m2;
  • d. geen sprake is van horeca of detailhandel.

Artikel 9 Bed & breakfast aan huis - toegestaan

9.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van bed & breakfast aan huis ter plaatsen van de locatie 'Bed & breakfast aan huis - toegestaan'.
  • b. Onder bed & breakfast aan huis wordt verstaan:
    • 1. een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning;
  • c. Onder bed & breakfast aan huis wordt niet verstaan:
    • 1. overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
9.2 Bed & breakfast aan huis - toegestaan

De uitoefening van een bed & breakfast is toegestaan, mits:

  • a. de bed & breakfast uitsluitend wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw;
  • b. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van de bed & breakfast ten hoogste 10 bedraagt.

Artikel 10 Nevenfuncties aan huis - toegestaan

10.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van nevenfuncties aan huis ter plaatsen van de locatie 'Nevenfuncties aan huis - toegestaan'.
  • b. Onder nevenfuncties aan huis wordt verstaan:
    • 1. een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de gebruiksactiviteit wonen.
10.2 Nevenfuncties aan huis - toegestaan

De uitoefening van nevenfuncties is toegestaan, mits:

  • a. wordt voldaan aan het bepaalde in tabel 9.1;
  • b. de nevenfuncties uitsluitend worden uitgeoefend binnen bestaande bebouwing;
  • c. niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen ten behoeve van nevenfuncties; en
  • d. bij een combinatie van nevenfuncties het vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten ten hoogste 50% bedraagt van de totale oppervlakte aan gebouwen, met een maximum van 850 m².

Tabel 9.1 Toegestane nevenfuncties

Nevenfunctie   Maximaal aantal m2  
  Gronden in gebruik voor nevenfunctie   Bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
Verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
Inpandige opslag en stalling   -   500  
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
Kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100
 

Artikel 11 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht

11.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van een nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven ter plaatse van de locatie 'Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht'.
  • b. Onder nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven wordt verstaan:
    • 1. PM: hier is geen definitie voor?
11.2 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven uit te oefenen.

11.3 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - specifieke aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2 worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. PM: input gemeente nodig
11.4 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2 wordt alleen verleend als:

  • a. het een nevenactiviteit betreft in categorie 1 of 2 zoals is opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of een nevenactiviteit van categorie 3 of hoger die gelijk kan worden gesteld met activiteiten in categorie 1 of 2;
  • b. de nevenfunctie wordt uitgeoefend binnen bestaande bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor bebouwing nodig is;
  • c. de nevenfunctie wordt uitgeoefend op gronden zonder bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is;
  • d. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig wordt beperkt;
  • f. geen sprake is van buitenopslag;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie niet onevenredig groot is;
  • h. de bestaande infrastructuur berekend is op de nieuwe nevenactiviteit;
  • i. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie op eigen terrein plaatsvindt en binnen de locatie 'Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht';
  • j. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • k. horeca alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • l. geen sprake is van m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten;
  • m. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m2;
  • n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de combinatie van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m2 en niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik wordt genomen wanneer het gaat om een combinatie van nevenactiviteiten.
11.5 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 12 Nevenfunctie kleinschalig kamperen - vergunningplicht

12.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van een nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen ter plaatse van de locatie 'Nevenfunctie kleinschalig kamperen - vergunningplicht'.
  • b. Onder nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen wordt verstaan:
    • 1. de exploitatie van een kampeerterrein voor kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen zoals tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. Onder nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen wordt niet verstaan:
    • 1. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
12.2 Nevenfunctie kleinschalig kamperen - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen uit te oefenen.

12.3 Nevenfunctie kleinschalig kamperen - specifieke aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een landschappelijke inpassing;
  • b. PM: input gemeente nodig
12.4 Nevenfunctie kleinschalig kamperen - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 wordt alleen verleend als:

  • a. de nevenfunctie wordt uitgeoefend binnen bestaande bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor bebouwing nodig is;
  • b. de nevenfunctie wordt uitgeoefend op gronden zonder bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is;
  • c. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig wordt beperkt;
  • e. geen sprake is van buitenopslag;
  • f. het aantal standplaatsen niet meer dan 25 bedraagt;
  • g. uitsluitend gebruik wordt gemaakt van mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;
  • h. het terrein ten behoeve van kleinschalig kamperen landschappelijk wordt ingepast;
  • i. de afstand tot het bouwperceel van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;
  • j. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen niet minder dan 500 meter bedraagt;
  • k. de nevenfunctie alleen wordt uitgeoefend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • l. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie niet onevenredig groot is;
  • m. de bestaande infrastructuur berekend is op de nieuwe nevenactiviteit;
  • n. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie op eigen terrein plaatsvindt en binnen de locatie 'Nevenfunctie kleinschalig kamperen - vergunningplicht';
  • o. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • p. horeca alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • q. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m2;
  • r. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de combinatie van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m2 en niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik wordt genomen wanneer het gaat om een combinatie van nevenactiviteiten.
12.5 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12 kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 13 Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht

13.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van een nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers plaatse van de locatie 'Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht'.
  • b. Onder nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers wordt verstaan:
    • 1. het aanbieden van een appartement ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  • c. Onder nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers wordt niet verstaan:
    • 1. het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning.
13.2 Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers uit te oefenen.

13.3 Nevenfunctie plattelandskamers - specifieke aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2 worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. PM: input gemeente nodig
13.4 Nevenfunctie plattelandskamers - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2 wordt alleen verleend als:

  • a. de nevenfunctie wordt uitgeoefend binnen bestaande bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor bebouwing nodig is;
  • b. de nevenfunctie wordt uitgeoefend op gronden zonder bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is;
  • c. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig wordt beperkt;
  • e. geen sprake is van buitenopslag;
  • f. het aantal plattelandskamers niet meer bedraagt dan 1 of het aantal dat is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal plattelandskamers';
  • g. de afstand tussen de plattelandskamer en het hoofdgebouw niet meer dan 25 meter bedraagt;
  • h. de oppervlakte per plattelandskamer niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bijgebouw bedraagt met een maximum van 50 m2;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie niet onevenredig groot is;
  • j. de bestaande infrastructuur berekend is op de nieuwe nevenactiviteit;
  • k. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie op eigen terrein plaatsvindt en binnen de locatie 'Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht';
  • l. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • m. horeca alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m2 wanneer het gaat om een enkele nevenactiviteit;
  • o. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de combinatie van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m2 en niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik wordt genomen wanneer het gaat om een combinatie van nevenactiviteiten.
13.5 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13 kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 5 Bouwactiviteiten

Artikel 14 Algemene regels voor bouwactiviteiten

14.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

14.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen, locatiegrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
14.3 Afstand bebouwing ten opzichte van de weg

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 5 is bepaald, dient ten minste een afstand van 15 m in acht genomen te worden tussen gebouwen en de as van de openbare weg, tenzij deze op het moment van vaststelling van dit TAM-omgevingsplan minder bedraagt, in dat geval geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.

Artikel 15 Bouwen van een gebouw - vergunningplicht

15.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van gebouwen ter plaatse van de locatie 'Bouwen van een gebouw - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.

15.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen, wordt alleen verleend als:

  • a. het gebouw niet groter is dan 50 m2;
  • b. een onheroepelijke omgevingsvergunning op grond van artikel 12 van dit TAM-omgevingsplan is verleend.
15.3 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 16 Bouwen van een hoofdgebouw - vergunningplicht

16.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hoofdgebouwen ter plaatse van de locatie 'Bouwen van een hoofdgebouw - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.

16.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de kwaliteit van de bodem waarop het hoofdgebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  • b. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen, uitsluitend als op of binnen de bestaande funderingen wordt gebouwd;
  • c. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen:
    • 1. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning niet leidt tot xtra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer de voorkeursgrenswaarde, zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijdt;
    • 4. de nieuwe (bedrijfs)woinng milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • d. het aantal wooneenheden niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. de woningen aaneen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • f. geen uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw plaatsvindt en het bestaande bouwvolume en uitwendige karakter - zoals dit is bepaald door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - van het hoofdgebouw behouden blijft ter plaatse van de locatie 'Karakteristiek bouwwerk';
  • g. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5m;
  • h. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10m;
  • i. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  • j. de dakhelling niet meer bedraagt dan 55°;
  • k. de inhoud niet meer bedraagt dan 750m3.
16.3 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 17 Bouwen van een bijbehorend bouwwerk - toegestaan

17.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bouwen van een bijbehorend bouwwerk - toegestaan'.

17.2 Aanvulling artikel 22.36

Bij de toepassing van artikel 22.27 en 22.36 van het plan moet ook worden voldaan aan de volgende regels:

Artikel 18 Bouwen van een bijbehorend bouwwerk - vergunningplicht

18.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bouwen van een bijbehorend bouwwerk - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
  • b. Bij de toepassing van de regels in dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 22.27 en 22.36 van het plan.
18.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de kwaliteit van de bodem waarop het gebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  • b. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de afstand tussen de bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw niet meer dan 20 m bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m2;
  • e. van het bepaalde onder d kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 150 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken, met een maximum van 250 m²;
  • f. van het bepaalde onder d kan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' eenmalig worden afgeweken indien sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat:
    • 1. wanneer sprake is van sloop tot 250 m2, het gesloopte oppervlak teruggebouwd mag worden;
    • 2. wanneer sprake is van sloop van meer dan 250 m2 te allen tijde 250 m2 teruggebouwd mag worden;
    • 3. van het gesloopt oppervlak boven 250 m2 mag ten hoogte 1/3 worden teruggebouwd met een maximum van 850 m2;
    • 4. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • g. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  • h. de goothoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 5 m;
  • i. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 7 m;
  • k. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • l. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  • m. de dakhelling niet meer bedraagt dan de 55°.

Artikel 19 Bouwen van een ander bouwwerk - vergunningplicht

19.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bouwen van een ander bouwwerk - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
  • b. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 22.27, 22.28 en 22.36 van het plan.
19.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m.
19.3 Voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 6 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden

Artikel 20 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - zorgplicht

20.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op activiteiten met betrekking tot onroerende zaken die zijn aangewezen als 'Karakteristiek bouwwerk' ter plaatse van de locatie 'Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - zorgplicht.

20.2 Oogmerk

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud van cultureel erfgoed.
20.3 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - zorgplicht

Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een karakteristiek bouwwerk, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.

20.4 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - maatwerkvoorschrift

Een maatwerkvoorschrift kan met het oog op het belang, bedoeld in artikel 20.2, worden gesteld over artikel 20.3.

Artikel 21 Sloopactiviteiten bij karakteristieke panden - vergunningplicht

21.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het geheel of gedeeltelijk slopen van onroerende zaken die zijn aangewezen als 'Karakteristiek bouwwerk' ter plaatse van de locatie 'Sloopactiviteiten bij karakteristieke panden - vergunningplicht'.
  • b. Dit artikel is niet van toepassing op activiteiten die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer betreffen; of
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het de terinzagelegging van het ontwerp-wijzigingsbesluit.
21.2 Oogmerk

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud van cultureel erfgoed.
21.3 Sloopactiviteiten bij karakteristieke panden - vergunningplicht

Ter plaatse van de aanwijzing 'Karakteristiek bouwwerk' is het verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

21.4 Specifieke aanvraagvereisten
  • a. De aanvraagvereisten, bedoeld in artikel 22.287, artikel 22.290 en artikel 22.294 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van artikel 21.3 van dit TAM-omgevingsplan.
21.5 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 wordt alleen verleend als:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. uit een deskundigenrapport blijkt dat de karkateristieke elementen niet onevenredig worden aangetast; en/of
  • e. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 22 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - verbod

22.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op activiteiten met betrekking tot onroerende zaken die zijn aangewezen als 'Karakteristiek bouwwerk' ter plaatse van de locatie 'Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - verbod'.

22.2 Oogmerk

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud van cultureel erfgoed.
22.3 Activiteiten met betrekking tot karakteristieke panden - verbod

Het is verboden:

  • a. een karakteristiek bouwwerk te beschadigen of te vernielen; en
  • b. aan karakteristieke bouwwerken onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding van de karakteristieke waarden noodzakelijk is.

Hoofdstuk 7 Algemene regels

Artikel 23 Parkeren

  • a. Bij bouwplannen en gebruikswijzigingen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein, zoals vastgelegd in de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.
  • b. De onder a genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden.
  • c. Met een maatwerk- of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder a als wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 4.4 van de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.