Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan 19 Speelmansweg 5, 7, 9, 13 en 15 Heeten Speelmansweg in Heeten
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0177.TAM20250011-ON01

Regels

 
Pre-ambule
Dit plan beoogt op drie percelen een gebruikswijziging naar wonen mogelijk te maken. Het adres Speelmansweg 5 doet mee aan de LBV+-regeling. Daarom wordt de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Speelmansweg 7 en 9 maken onderdeel uit van het bouwvlak van nummer 5. Daarom wordt ook de agrarische bestemming van dit perceel gewijzigd in een woonbestemming. De gebouwen bij Speelmansweg 5 die niet onder de LBV-regeling vallen worden ingezet voor Rood voor Rood op basis van de beleidsnota Erven in beweging. De Rood voor Rood-woning wordt bij Speelmansweg 5 op het erf gerealiseerd. Er wordt echter onvoldoende gesloopt voor één Rood voor Rood-woning. Daarom worden de benodigde sloopmeters aangevuld met sloopmeters van Speelmansweg 13 en 15. Bij Speelmansweg 5, 13 en 15 en de Rood voor Rood-woning wordt een groter bijgebouw toegestaan. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Raalte.
 
De in dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22s van het omgevingsplan van de gemeente Raalte.
 
In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22s' gelezen worden.
 
In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22s' gelezen worden.
 
1 Inleidende regels
  
Artikel 1 Begripsbepalingen
 
Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:
 
1.1 toepassing omgevingsplan
artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.
 
1.2 plan
het omgevingsplan van de gemeente Raalte.
 
1.3 TAM-omgevingsplan
het TAM-omgevingsplan 19 Speelmansweg 5, 7, 9, 13 en 15 Heeten Speelmansweg in Heeten met identificatienummer NL.IMRO.0177.TAM20250011-ON01 van de gemeente Raalte.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aaneengebouwd
Twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
 
1.8 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten
het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.
 
1.9 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bedrijf
een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het TAM-omgevingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen op grond van een verleende omgevingsvergunning.
 
1.13 bestaande bouwwerken
bouwwerken die aanwezig en toegestaan waren voor het tijdstip dat dit TAM-omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen.
 
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
een vrijstaand of aangebouwd gebouw of overkapping dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan een (bedrijfs)woning waarbij het volgende geldt:
  • functioneel ondergeschikt betekent dat bewoning van bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan (met uitzondering van bewoningsfuncties zoals bijkeukens, bergingen en natte groepen);
  • bouwkundig ondergeschikt betekent dat het bijbehorend bouwwerk moet voldoen aan de voor bijbehorende bouwwerken geldende bouwregels.
 
1.16 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
 
1.17 detailhandelsactiviteit
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.18 gewasbeschermingsmiddel
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L 309);
 
1.19 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.20 horeca-activiteit
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en niet zijnde een coffeeshop.
 
1.21 hooiberg
Een hooiberg is een al dan niet met wanden omsloten vrijstaand bouwwerk met roed(en) en een (beweegbare) kap.
 
1.22 inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.
 
1.23 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken zoals tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes, caravans (niet zijnde stacaravans) of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.24 kampeerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
 
1.25 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.26 karakteristiek
panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:
  • relatie met het landschap;
  • erfstructuur en erfinrichting;
  • streekeigen verschijningsvorm;
  • herkenbaarheid en mate van gaafheid;
  • architectuur en cultuurhistorische waarde;
de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen, tenzij anders is
aangegeven.
 
1.27 Landbouwhuisdier
Zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard of pony voor het fokken.
 
1.28 landschapsontwikkelingsplan
het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 23 september 2008.
 
1.29 landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
 
1.30 locatie
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde activiteiten, al dan niet onder voorwaarden, zijn toegelaten.
 
1.31 locatiegrens
de grens van een locatie.
 
1.32 Niet permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
 
1.33 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.35 paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
 
1.36 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
 
1.37 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
 
1.38 stacaravan
een stacaravan is een recreatief onderkomen, met kenmerken van een caravan, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel kan worden aangevoerd en bestemd is voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.39 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
 
1.40 steltenberg
een hooiberg met een onderbouw die minimaal 0,5 meter onder de kap is aangepakt aan één of meer zijden.
 
1.41 verblijfsrecreatief terrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.42 verkoop agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.
 
1.43 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.44 voormalige bedrijfsbebouwing
bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
 
1.45 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.46 wooneenheid
een woning.
 
Artikel 2 Toepassingsbereik
 
  1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  2. De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 van het plan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.
  3. De regels in dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie 'TAM-omgevingsplan getal 22s’. waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.TAM20250011-ON01.
 
Artikel 3 Aanvraagvereisten
 
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.
Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen
 
In aanvulling op of in afwijking van artikel 22.24 van het plan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
 
4.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
4.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
4.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
4.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructie.
 
4.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
 
4.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
4.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van locatiegrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
 
Artikel 5 Algemeen gebruiks- en bouwverbod
 
Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
2 Aanwijzingen fysieke leefomgeving
 
Artikel 6 Karakteristiek bouwwerk
 
De gebouwen ter plaatse van de locatie ‘Karakteristiek bouwwerk’ zijn aangewezen als karakteristiek bouwwerk.
Artikel 7 Gemeentelijk monument
 
De gebouwen ter plaatse van de locatie ‘gemeentelijk monument' zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
3 Gebruiksactiviteiten
 
Artikel 8 agrarische activiteiten – toegestaan
 
8.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op agrarische activiteiten ter plaatse van de locatie 'Agrarisch met waarden - Agrarische activiteiten - toegestaan' en ‘Agrarisch’.
  2. Onder agrarische activiteiten wordt verstaan het gebruiken van gronden als agrarisch grasland, waarbij geen gewasbestrijdingsmiddelen worden gebruikt:
    1. met daarbij verband houdend het in gebruik hebben en in stand houden van:
      • groenvoorzieningen;
      • water;
 
8.2 Abgrarisch - agrarische activiteiten - toegestaan
Agrarische activiteiten zijn toegestaan.
 
Artikel 9 Wonen - Woonactiviteiten - toegestaan
 
9.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op woonactiviteiten ter plaatse van de locatie 'Wonen - woonactiviteiten - toegestaan'.
  2. Onder woonactiviteiten wordt verstaan het huisvesten van één huishouden in één wooneenheid:
    1. met daarbij verband houdend het aanleggen, in gebruik hebben en in stand houden van:
      • (infiltratie)groenvoorzieningen;
      • water;
      • paden;
      • parkeervoorzieningen;
      • Paardenbakken
      • tuinen, erven en terreinen;
      • nutsvoorzieningen.
  3. Onder woonactiviteiten wordt niet verstaan:
    1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte
 
9.2 Woonactiviteiten - toegestaan
  1. Woonactiviteiten zijn toegestaan met dien verstande dat de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan en Bijlage 1 van de regels, binnen 12 maanden na het tijdstip van verlening van de omgevingsvergunning voor bouwen is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
  2. Het aantal wooneenheden wat mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan 1 wooneenheid tenzij in het omgevingsplan anders is aangegeven.
  3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan en Bijlage 1 van de regels andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen van een gelijk kwaliteitsniveau zijn als de landschapsmaatregelen in bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan en Bijlage 1 van de regels, en deze maatregelen binnen 12 maanden na het tijdstip van verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.
  4. Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift stellen aan het bepaalde in artikel 10.2, lid 2, gericht op het bereiken en borgen van landschapsmaatregelen van een gelijk kwaliteitsniveau als de landschapsmaatregelen in bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan.
 
9.4 Gebruiksactiviteit – verboden
In aanvulling op het bepaalde van artikel 9.1 van de Omgevingswet wordt onder gebruik strijdig met het gebruiksdoel in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
  1. Het houden van landbouwhuisdieren
 
4 Ondergeschikte gebruiksactiviteiten
Artikel 10 Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan
 
10.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis ter plaatse van de locatie 'Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan'.
  2. Onder kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis wordt verstaan:
    1. een dienstverlenend beroep of een activiteit die op bedrijfsmatige wijze wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
  3. Onder kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis wordt niet verstaan:
    1. milieubelastende activiteiten zoals aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
    2. m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten.
 
10.2 Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis - toegestaan
De uitoefening van een kleinschalig beroep of bedrijf aan huis is toegestaan als:
  1. het kleinschalige beroep of bedrijf aan huis wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw of in bijgebouwen;
  2. het kleinschalige beroep of bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner van het hoofdgebouw;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een kleinschalig beroep- of bedrijf aan huis ten hoogste 35% bedraagt van de maximaal toegestane bebouwing, met een maximum van 100 m2;
  4. geen sprake is van horeca-activiteit of detailhandelsactiviteit.
 
Artikel 11 Bed & breakfast aan huis - toegestaan
 
11.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van bed & breakfast aan huis ter plaatse van de locatie 'Bed & breakfast aan huis - toegestaan';
  2. Onder bed & breakfast aan huis wordt verstaan:
    1. een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning;
  3. Onder bed & breakfast aan huis wordt niet verstaan:
    1. overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
 
11.2 Bed & breakfast aan huis - toegestaan
De uitoefening van een bed & breakfast is toegestaan, mits:
  1. de bed & breakfast uitsluitend wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw; en
  2. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van de bed & breakfast ten hoogste 10 bedraagt.
 
Artikel 12 Nevenfuncties aan huis- toegestaan
 
12.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van nevenfuncties aan huis ter plaatse van de locatie 'Nevenfuncties aan huis - toegestaan'.
  2. Onder nevenfuncties aan huis wordt verstaan:
    1. een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de gebruiksactiviteit wonen.
 
12.2 Nevenfuncties aan huis - toegestaan
De uitoefening van nevenfuncties is toegestaan, mits:
  1. wordt voldaan aan het bepaalde in tabel 12.1;
  2. de nevenfuncties uitsluitend worden uitgeoefend binnen bestaande bebouwing;
  3. niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen ten behoeve van nevenfuncties; en
  4. bij een combinatie van nevenfuncties het vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten ten hoogste 50% bedraagt van de totale oppervlakte aan gebouwen, met een maximum van 850 m².
 
Tabel 14.1 Toegestane nevenfuncties
Nevenfunctie
  
Maximaal aantal m2 
 
 
Gronden in gebruik voor nevenfunctie
  
Bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
  
Verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten  
-  
100  
Inpandige opslag en stalling  
-  
500  
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)  
-  
200  
Kano-, boot- of fietsenverhuur  
-  
100
 
Artikel 13 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven – vergunningplicht
 
13.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van een nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven ter plaatse van de locatie 'Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht'.
  2. Onder nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven wordt verstaan:
    1. een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de gebruiksactiviteit wonen.
 
13.2 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nevenfunctie in de vorm van niet-agrarische bedrijven uit te oefenen.
 
13.3 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2 wordt alleen verleend als:
  1. het een nevenactiviteit betreft in categorie 1 of 2 zoals is opgenomen in bijlage 2 of een nevenactiviteit van categorie 3 of hoger die gelijk kan worden gesteld met activiteiten in categorie 1 of 2;
  2. de nevenfunctie wordt uitgeoefend binnen bestaande bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor bebouwing nodig is;
  3. de nevenfunctie wordt uitgeoefend op gronden zonder bebouwing als het gaat om een nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is;
  4. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  5. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig wordt beperkt;
  6. geen sprake is van buitenopslag;
  7. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie niet onevenredig groot is;
  8. de bestaande infrastructuur berekend is op de nieuwe nevenactiviteit;
  9. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie op eigen terrein plaatsvindt en binnen de locatie 'Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - vergunningplicht';
  10. een detailhandelsactiviteit alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  11. een horeca-activiteit alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  12. geen sprake is van m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten;
  13. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m2;
  14. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de combinatie van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m2 en niet meer dan 5.000 m2 aan onbebouwde gronden in gebruik wordt genomen wanneer het gaat om een combinatie van nevenactiviteiten.
 
13.4 Nevenfunctie niet-agrarische bedrijven - voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13 kunnen voorschriften worden verbonden.
  
Artikel 14 Nevenfunctie plattelandskamers – vergunningplicht
 
14.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op het uitoefenen van een nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers plaatse van de locatie 'Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht'.
  2. Onder nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers wordt verstaan:
    1. het aanbieden van een appartement ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  3. Onder nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers wordt niet verstaan:
    1. het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning.
 
14.2 Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nevenfunctie in de vorm van plattelandskamers uit te oefenen.
 
14.3 Nevenfunctie plattelandskamers - beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2 wordt alleen verleend als:
  1. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  2. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig wordt beperkt;
  3. het aantal plattelandskamers niet meer bedraagt dan 5;
  4. de afstand tussen de plattelandskamer en het hoofdgebouw niet meer dan 25 m bedraagt;
  5. de oppervlakte per plattelandskamer niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bijgebouw bedraagt met een maximum van 50 m2;
  6. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie op eigen terrein plaatsvindt en binnen de locatie 'Nevenfunctie plattelandskamers - vergunningplicht';
  7. een horeca-activiteit alleen plaatsvindt als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  8. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m2 wanneer het gaat om een enkele nevenactiviteit.
 
14.4 Nevenfunctie plattelandskamers - voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 kunnen voorschriften worden verbonden.
 
5 Bouwactiviteiten
Artikel 15 Algemene regels voor bouwactiviteiten
 
15.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
15.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen, locatiegrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
 
15.3 afstand ten opzichte van de weg
Onverminderd de algemene bouwregels in dit Tam-omgevingsplan, geldt dat gebouwen op een afstand van minimaal 15 meter ten opzichte van de as van de weg met de functie ‘Verkeer’ of ‘Verkeer - Onverhard’ moeten worden opgericht. Indien deze afstand op het moment van vaststelling van het TAM-omgevingsplan minder bedroeg, geldt de bestaande afstand als maximaal toelaatbaar.
 
15.4 afwijkende maatvoering
De omgevingsvergunning als bedoeld in art. 16.3, 18.3 en 19.3 kan voor het verbouwen van een bouwwerk met afwijkende maatvoering ten aanzien van de op de locatie geldende beoordelingsregels ook verleend worden als er sprake is van legaal aanwezige bouwwerken met afwijkende maatvoering. Hierbij geldt dat:
  1. De bestaande maten, die meer bedragen dan in de desbetreffende beoordelingsregel in hoofdstuk 5 voorgeschreven, als hoogst toelaatbaar aangehouden mag worden.
  2. De bestaande maten, die minder bedragen dan in de desbetreffende beoordelingsregel in hoofdstuk 5 voorgeschreven, als minst toelaatbaar aangehouden mag worden.
 
15.5 realiseren bebouwing volgens het inrichtingsplan
De bebouwing dient qua situering overeen te komen met het inrichtingsplan zoals opgenomen is in Bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan en Bijlage 1 van de regels.
 
15.6 afwijkende locatie bouwwerken ten opzichte van het erfinrichtingsplan – vergunningplicht
het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.5 wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. De locatie stedenbouwkundige aanvaardbaar is;
  2. De nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. De nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven.
Aanvullend op de beoordelingsregels uit artikel 15.2 is de vergroting van de inhoudsmaat van Sallandse boerderijen mogelijk als:
  1. de maximum inhoud van 750 m3 mag worden overschreven indien de deel bij de woning wordt betrokken.
  2. de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden vergroot; en
  3. de Sallandse boerderijvorm in stand wordt gehouden.
 
Artikel 16 Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht
 
16.1 Toepassingsbereik
Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hoofdgebouwen ter plaatse van de locatie 'Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
 
16.2 Hoofdgebouw bouwen – vergunningplicht
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw te bouwen, in stand te houden en te gebruiken.
 
16.3 Hoofdgebouw bouwen - beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:
  1. de kwaliteit van de bodem waarop het hoofdgebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  2. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen, uitsluitend als op of binnen de bestaande funderingen wordt gebouwd;
  3. indien sprake is van algehele herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen:
    1. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
    2. de herbouw buiten de bestaande funderingen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    3. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer de voorkeursgrenswaarde, zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijdt;
    4. de nieuwe (bedrijfs)woning milieuhygiënisch inpasbaar is;
  4. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
  5. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
  6. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  7. de dakhelling niet meer bedraagt dan 55°;
  8. de inhoud niet meer bedraagt dan 750 m3.
  9. De woningen aaneen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd’
 
16.3 Hoofdgebouw bouwen - voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - compensatiewoning' is het bouwen ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in hoofdstuk 3 toegestaan als:
  1. de te slopen bebouwing, zoals is aangegeven in bijlage 1 van dit TAM-omgevingsplan en bijlage 1 van de regels, in zijn geheel is gesloopt of verwijderd.
 
16.4 Hoofdgebouw bouwen - voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.
 
Artikel 17 Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan
 
17.1 Toepassingsbereik
Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan'.
 
17.2 Aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 van het plan
Bij de toepassing van artikel 22.27 en 22.36 van het plan moet ook worden voldaan aan de volgende regels:
  1. de oppervlakte van een bodemgevoelig bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 50 m2 bedragen.
 
Artikel 18 Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht
 
18.1 Toepassingsbereik
  1. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan.
  2. Bij de toepassing van de regels in dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 17 van dit TAM-omgevingsplan en artikel 22.27 en 22.36 van het plan.
 
18.2 bijbehorend bouwwerk bouwen – vergunningplicht
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bijbehorend bouwwerk te bouwen, in stand te houden en te gebruiken.
 
18.3 Bijbehorend bouwwerk bouwen - beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt, voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, alleen verleend als:
  1. de kwaliteit van de bodem waarop het gebouw wordt gebouwd voldoet aan de grenswaarden opgenomen in bijlage IIa bij het Besluit activiteiten leefomgeving, als de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw;
  2. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  3. de afstand tussen de bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw niet meer dan 20 m bedraagt;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m2 per woning, tenzij een andere oppervlakte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)';
  5. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  6. de goothoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 5 m;
  7. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m;
  8. de bouwhoogte van een vrijstaande steltenberg niet meer bedraagt dan 7 m;
  9. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m;
  10. de dakhelling niet minder bedraagt dan 20°;
  11. de dakhelling niet meer bedraagt dan de 55°.
 
18.3 Bijbehorend bouwwerk bouwen - voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.
 
Artikel 19 Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht
 
19.1 Toepassingsbereik
  1. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht' en geldt als aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan;
  2. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met artikel 22.27, 22.28 en 22.36 van het plan.
 
19.2 Ander bouwwerk bouwen – vergunningplicht
Het is verboden zonder omgevingsvergunning ander bouwwerk te bouwen, in stand te houden en te gebruiken.
 
19.3 Ander bouwwerk bouwen - beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wordt alleen verleend als:
  1. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde erf- of perceelafscheidingen, niet meer bedraagt dan 3 m.
 
19.3 Ander bouwwerk bouwen - voorschriften
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.
 
6 activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten
Artikel 20 Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - zorgplicht
 
20.1 Toepassingsbereik
Dit artikel is van toepassing op activiteiten met betrekking tot onroerende zaken die zijn aangewezen als ‘gemeentelijk monument’ ter plaatse van de locatie 'Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - zorgplicht'.
 
20.2 Oogmerk
De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:
  1. het behoud van cultureel erfgoed.
 
20.3 Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - zorgplicht
Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een gemeentelijk monument, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
 
20.4 Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - maatwerkvoorschrift
Een maatwerkvoorschrift kan met het oog op het belang, bedoeld in artikel 20.2, worden gesteld over artikel 20.3.
 
Artikel 21 Sloopactiviteiten bij gemeentelijk monument - vergunningplicht
 
21.1 Toepassingsbereik
  1. Dit artikel is van toepassing op het geheel of gedeeltelijk slopen van onroerende zaken die zijn aangewezen als ‘gemeentelijk monument’ ter plaatse van de locatie 'Sloopactiviteiten bij gemeentelijke monumenten - vergunningplicht'.
  2. Dit artikel is niet van toepassing op activiteiten die:
    1. het normale onderhoud en beheer betreffen; of
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-TAM-omgevingsplan.
 
21.2 Oogmerk
De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:
  1. het behoud van cultureel erfgoed.
 
21.3 Sloopactiviteiten bij karakteristieke panden - vergunningplicht
Ter plaatse van de aanwijzing ‘gemeentelijk monument’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
 
21.4 Specifieke aanvraagvereisten
  1. De aanvraagvereisten, bedoeld in artikel 22.287, artikel 22.290 en artikel 22.294 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van artikel 26.3 van dit TAM-omgevingsplan.
 
21.5 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 wordt alleen verleend als:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale onderdelen van de bebouwing;
  2. de monumentale onderdelen niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  3. de monumentale onderdelen in redelijkheid niet te handhaven is;
  4. uit een deskundigenrapport blijkt dat de monumentale onderdelen niet onevenredig worden aangetast; en/of
  5. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als monumentaal vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de monumentale onderdelen plaatsvindt.
 
Artikel 22 Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - verbod
 
22.1 Toepassingsbereik
Dit artikel is van toepassing op activiteiten met betrekking tot onroerende zaken die zijn aangewezen als ‘gemeentelijk monument’ ter plaatse van de locatie 'Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - verbod'.
 
22.2 Oogmerk
De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op:
  1. het behoud van cultureel erfgoed.
 
22.3 Activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten - verbod
Het is verboden:
  1. een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen; en
  2. aan gemeentelijke monumenten onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding van de gemeentelijk monumentale waarden noodzakelijk is.
 
7 Algemene regels
Artikel 23 Parkeren
 
  1. Bij bouwplannen en gebruikswijzigingen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein, zoals vastgelegd in de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.
  2. De onder a genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden.
  3. Met een maatwerk- of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder a als wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 4.4 van de beleidsregels “Parkeernormen Raalte 2015” en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.
 
8 Overgangs - en slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
 
24.1 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. Het overgangsrecht voor gebruik zoals bedoeld in artikel 24.1 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.
 
24.2 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  3. Het overgangsrecht voor bouwwerken zoals bedoeld in artikel 24.2 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.